Egypte roept bij de meeste mensen idyllische beelden op van oude piramiden, kleurige koraalriffen en luxueuze Nijlcruises. Weinigen weten dat het land sinds vijf jaar door een stakingsgolf wordt overspoeld, die de fundamenten van het autoritaire regime van president Hosni Mubarak aantast.

Mahalla al-Kubra

Centraal in de heropleving van de Egyptische arbeidersstrijd staan de werkers van de Misr Spinning and Weaving Company in de stad Mahalla al-Kubra, gelegen in de Nijldelta. Dit gigantische textielbedrijf telt zo'n 24.000 arbeiders, die leven van een armoedig inkomen van ongeveer 70 dollar per maand, waarmee ze nauwelijks voedsel, kledij, huishuur en onderwijs voor hun kinderen kunnen betalen. De Misr Spinning and Weaving Company werd aan het begin van de jaren '60 door president Gamal Abd an-Nasser genationaliseerd, wat toen voor de arbeiders loonsverhoging, jobzekerheid en een goed pensioen inhield. Sinds de jaren '70, onder president Anwar as-Sadat, gingen de reële lonen van de textielarbeiders langzaam achteruit. Het presidentschap van Mubarak bracht geen lotsverbetering met zich mee, integendeel. Gedurende de jaren '90 droogden de staatsinvesteringen in de textielsector op, waardoor de productiviteit in 1985 hoger lag dan in 1999! Tezelfdertijd werden een heleboel staatsbedrijven geprivatiseerd, wat slechtere werkomstandigheden, lagere lonen en een einde aan de jobzekerheid voor vele arbeiders betekende. Toen de regering in 2004 besloot om ook de fabriek van Mahalla te privatiseren, ontketenden de arbeiders, die zagen wat de privatiseringen in andere bedrijven hadden aangericht, een golf van stakingen en protesten.

Hoewel Egypte formeel een meerpartijenstelsel heeft en er regelmatig verkiezingen voor alle bestuursniveaus gehouden worden, heeft de heersende Nationaal Democratische Partij (NDP) van Mubarak alle macht in handen. Sinds de moord op Sadat in 1981 is in Egypte de noodtoestand van kracht. De noodwetten worden door het regime gebruikt om betogingen te verbieden, de persvrijheid aan banden te leggen en politieke dissidenten vast te houden en voor militaire tribunalen te berechten. Hoewel arbeiders in 2003 het recht gekregen hebben om te staken, moet elke staking door de Algemene Federatie van Egyptische Vakbonden goedgekeurd worden. Deze vakbondsfederatie wordt echter strikt door de NDP gecontroleerd en erkende geen enkele van de honderden stakingen die Egypte vanaf 2003 kende.

Tezelfdertijd met de stakingsgolf van 2004 ontstond ook een brede volksbeweging rond de beweging Kifaya (letterlijk "genoeg!"), die zich verzette tegen de intentie van Mubarak om zich in 2005 opnieuw tot president te laten verkiezen. Kifaya werd geleid door intellectuelen van de stedelijke middenklasse en vertegenwoordigde alle politieke oppositiepartijen behalve de Moslimbroeders. Brede lagen van de bevolking werden uit hun politieke apathie gerukt en betoogden mee tegen het regime, dat de acties met zware repressie beantwoordde. Kritische politici, journalisten en bloggers werden gearresteerd en opgesloten. De Kifaya-beweging raakte gedemoraliseerd en werd door interne meningsverschillen verlamd. De "Egyptische lente" leek van korte duur te zijn geweest... maar dit was buiten de arbeiders van Mahalla gerekend.

Toen de beloofde loonsverhoging op 3 maart 2006 uitbleef, bleven de werkers van Mahalla niet bij de pakken zitten. Los van de vakbondsfederatie organiseerden ze op 7 december een grootschalige actie. Duizenden arbeiders staakten en zo'n drieduizend vrouwen verlieten hun posten om de mannen die niet meestaakten uit te dagen, zingend: "Waar zijn de mannen? Hier zijn de vrouwen!" Beschaamd vervoegden de mannen de staking. De oproerpolitie was verbijsterd over de grote opkomst van de stakers en durfde niet tussenbeide te komen. Uiteindelijk gaf het management op de vierde dag van de staking toe; de arbeiders kregen 45 dagen extra betaald en de fabriek zou niet worden geprivatiseerd.

Sneeuwbaleffect

De impact van de staking in Mahalla op de Egyptische arbeidersklasse was onvoorstelbaar. Gedurende de daaropvolgende maanden staakten ongeveer 30.000 arbeiders in andere textielbedrijven, de eisen van de Mahalla-werkers herhalend. Maar de stakingsgolf overspoelde algauw ook andere sectoren; in december 2006 staakten cementfabrieken in Helwan en Tura, een autobedrijf in Mahalla; en in januari 2007 voerden treiningenieurs, buschauffeurs, pluimveeboeren, dokters, leraren, constructiearbeiders, oliearbeiders, bakkers, vuilnisophalers enzovoort, allen collectief actie voor betere arbeidsvoorwaarden. In 2006 hadden er 222 stakingen, betogingen en protesten plaats. In 2007 waren dit er al 580!

De arbeiders van Mahalla zagen zich in september 2007 gedwongen om opnieuw hun fabriek te bezetten. De beloftes die het management in 2006 had gedaan, waren immers nog altijd niet ingelost. Bovendien leidden de stijgende prijzen tot een verdere daling van hun reëel loon. De fabrieksbezetting blies de democratiseringsbeweging nieuw leven in. Kifaya organiseerde kleinschalige betogingen en solidariteitsacties in Caïro en de oppositie vatte moed om het regime te bekritiseren.

Uiteindelijk riepen de werkers van Mahalla tot een nationale staking op tegen de stijgende prijzen, op 6 april 2008, twee dagen voor de fel gecontesteerde gemeenteraadsverkiezingen. Het regime, dat een herhaling van de broodrellen van 1977 vreesde, trad repressief op. De staking in Mahalla was om 7u30 gepland, maar om drie uur 's ochtends werd de fabriek bezet door honderden veiligheidsagenten die de productie gaande hielden. De oproerpolitie werd met militante steunbetogingen en acties geconfronteerd, maar aarzelde deze keer niet om gewelddadig tussen te komen. Tachtig mensen raakten gewond en een vijftienjarige jongen werd vermoord. In de daaropvolgende dagen werden verscheidene journalisten, fotografen en solidariteitsactivisten in Mahalla gearresteerd. Niettegenstaande de harde repressie hebben de organisatoren van de staking opgeroepen om op zondag 4 mei 2008 opnieuw nationaal actie te voeren tegen het regime.

De evolutie van de strijdbeweging

Het bewustzijn van de arbeiders van Mahalla groeide doorheen hun strijd. De beweging begon in 2004 als een lokale syndicale actie om concrete eisen, evolueerde in de loop van 2006 en 2007 tot een industrieoverschrijdende beweging die voor een nationaal minimumloon en onafhankelijke vakbonden ijverde, en is vandaag het brandpunt van het politieke verzet tegen het Mubarak-regime geworden. De arbeiders beseften vrij snel dat de corporatistische vakbondsfederatie geen hulpmiddel maar een obstakel in hun strijd was. Ze organiseerden bijgevolg een campagne om hun vakbondsvertegenwoordigers af te zetten en nieuwe vakbondsverkiezingen te houden. Toen de vabondsfederatie deze actie dwarsboomde, eisten ze een nieuwe en onafhankelijke vakbond.

De strijdbeweging rond Mahalla maakte duidelijk dat niet de intellectuelen van de stedelijke middenklasse, maar wel de arbeidersklasse het best in staat is om het verzet tegen het regime te organiseren en successen te behalen. De arbeiders hebben het voortouw in de strijd om democratie genomen en hebben de beweging met hun sociale eisen verrijkt en geradicaliseerd. Hun gevecht tegen de dictatuur van Mubarak en zijn neoliberale kapitalistische politiek kan echter enkel tot een goed eind worden gebracht wanneer het syndicale en sociale verzet een krachtig politiek verlengstuk krijgt.

Vandaag is deze politieke uitdrukking van de arbeidersklasse afwezig. De Egyptische linkerzijde is sterk verdeeld en mist de nodige slagkracht en autoriteit om de beweging te leiden. Zowel de Communistisch Partij als de sociaal-democratische en door het regime getolereerde Tagammu-partij hebben het bij de arbeidersklasse verkorven. Gedurende de jaren '90 hebben ze de privatiseringen en economische liberalisering gesteund en zijn ze zelfs een alliantie met de regering tegen de Moslimbroeders aangegaan. Ze hebben zich op de partijpolitiek gestort, zich afzijdig van de arbeidersstrijd gehouden en hun banden met de arbeidersklasse verwaarloosd. Andere groepen, zoals de Revolutionaire Socialisten, zijn strijdbaarder, maar missen een stevige inplanting in de beweging. Bovendien werken ze soms op opportunistische wijze samen met de Moslimbroeders. Hoewel het voor bepaalde acties, evenementen en betogingen noodzakelijk kan zijn om met deze groep samen te werken, mag men het programma en de aard van deze beweging niet uit het oog verliezen. De Moslimbroeders vormen een voor de arbeidersbeweging gevaarlijke organisatie, niet omdat zij een religieuze vereniging van moslims vormen, maar omdat zij een rechtse, conservatieve partij constitueren die dezelfde neoliberale sociaal-economische agenda als Mubarak verdedigt. Niettegenstaande hun anti-imperialistische en "sociaal-islamitische" discours verdedigen de Moslimbroeders het kapitalisme, de klassenmaatschappij en het private bezit van de productiemiddelen.

Eigenlijk bevindt Egypte zich vandaag in een heel gunstige situatie voor de linkerzijde; de arbeidersklasse is vol vertrouwen en heeft het initiatief naar zich toe getrokken, het regime verkeert in crisis en heeft alle krediet onder de gewone bevolking verloren, de middenklassen zijn verarmd en kijken naar de arbeidersbeweging voor leiding en verlossing. Een dergelijke maatschappelijke gisting is geen sociale basis voor religieus fundamentalisme of neoliberaal kapitalisme, maar voor socialisme! Op de schouders van linkse Egyptenaren die niet naar het neoliberale "reformisme" zijn overgelopen, noch een coalitie met de religieuze rechterzijde hebben aangegaan, rust vandaag de zware taak om een sterke socialistische partij te smeden die een politieke uitdrukking aan de arbeidersstrijd kan geven.

Enkele video's:

http://www.marxist.com/egypt-video-clashes-mahalla.htm

http://www.marxist.com/egypt-more-violent-clashes.htm (onderaan)

 

Tijdschrift Vonk

layout Vonk 326 1 page 001

Activiteiten

Onze boeken

Onze boeken