Azië

Wat bezielt een Antwerpse socialistische militante om een maand door te brengen in Pakistan, "het gevaarlijkste land ter wereld"? We vroegen het haar in een onthullend gesprek.

Pakistan wordt wel eens beschreven als “het gevaarlijkste land ter wereld”. Wat gaat een Antwerpse socialiste daar zoeken?

Eerst en vooral had ik een praktische reden om naar Pakistan te gaan. Samen met de muziekgroep Hei Pasoep! hadden we geld opgehaald voor een ondersteuningsproject van de Pakistan Trade Union Defence Campaign naar aanleiding van de overstromingen in de herfst van 2010. De PTUDC  koppelt het verlenen van noodhulp aan syndicale en politieke eisen en dat wou ik wel eens van dichtbij zien. Ik was tevens uitgenodigd op het jaarlijks congres van The Struggle, de Pakistaanse afdeling van de IMT. Ik was in Pakistan van begin maart tot 30 maart en ik kon verscheidene steden en verschillende vakbondsafdelingen, jongeren- en vrouwengroepen bezoeken. Iedereen die al eens naar een derdewereldland geweest is en zich buiten de compounds van de toeristen waagt weet dat het een beklijvende ervaring is: zoveel armoede, zoveel vervuiling, de lucht soms zwart van de rondcirkelende kraaien – als je niet betaalt wordt het afval niet opgehaald – een door elkaar krioelende mensenmassa, maar ook zoveel hoop, zoveel vriendelijkheid, zoveel strijdlust en zoveel bezorgdheid voor de schaarse Westerling die hen bezoekt!

Hier kennen we Pakistan enkel door de vervormde kijk van de media. Als we hen moeten geloven is het land in de ban van het religieus fundamentalisme. Wat is daar van waar?

Het religieus fundamentalisme is inderdaad aan een wereldwijde opmars bezig. Het is geen probleem dat op zichzelf staat, het hangt samen met de neerwaartse spiraal waarin het kapitalisme zich bevindt, nog verergerd door de crisis van 2008. Er is nog nooit zoveel vervreemding geweest tussen wat mogelijk zou kunnen zijn en hoe het leven er voor het gros van de Pakistanen uitziet. Er zou een tegenstelling zijn tussen fundamentalisme en imperialisme, ze zouden elkaar bevechten, maar dat is slechts schijn. Ze hebben beiden hetzelfde doel: alles moet blijven zoals het is - de machthebbers aan de macht en de machtelozen onderaan! De regering kan de mensen niet het werk en het eten geven dat ze nodig hebben. Daarom gebruiken ze de godsdienst om de aandacht af te leiden. Er is zoveel ongenoegen en woede en de miserie wordt elke dag groter. Het is geen toeval dat telkens er prijsstijgingen zijn, van basisvoedsel bijvoorbeeld, er een bomaanslag plaats vindt. Op die manier houdt men de protesten van de straat. Iedereen voelt zich immers onveilig en durft niet te betogen. Op die manier voorkomen de fundamentalisten dat de arbeidersklasse op straat komt. De media in Pakistan spelen hierbij een negatieve rol. Ze hebben het nooit over de echte problemen: de gestegen voedselprijzen (toen ik aankwam kostte een kilo kip 210 roepie, toen ik wegging bijna 300 roepie), het dagelijks uitvallen van de elektriciteit, het tekort aan proper water, de alom aanwezige kinderarbeid enzovoort. Ze hebben het enkel over de bommen en over godsdienstkwesties.

De PPP, de partij van de vermoorde Benazir Bhutto en van haar eveneens vermoorde vader Ali Bhutto levert de president van het land en zit ook in de regering. Welk verschil maakt deze partij in het beleid?

De PPP die vandaag aan de macht is verschilt van de PPP van Benazir en die was ook niet dezelfde als de partij van haar vader. Alles verandert, de PPP van morgen zal ook niet dezelfde zijn als de partij die vandaag in een coalitieregering zit. We moeten heel goed voor ogen houden dat de enige reden waarom de Pakistan People’s Party van Bhutto ontstaan is en zo’n grote aanhang heeft gekregen onder de arbeiders, het feit is dat er toen geen traditionele linkse arbeiderspartij bestond. De politiek van de huidige regering is er één van privatisering, ze lanceerden het Publiek/Private-Partnership, waarbij de arbeiders allemaal samen 13% van de aandelen van het bedrijf zouden krijgen. De overheidsvakbonden trapten hier niet in en er is reeds maanden een stakingsgolf bezig, zowel bij het spoor als bij de post, waterwerken en vliegtuigmaatschappijen. Het is voor iedereen duidelijk dat de leiding van de PPP zich vandaag opstelt tegen de gewone mensen. De Pakistan People’s Party op zichzelf stelt niets voor, het zijn de tradities waaruit ze ontsproten is, het geheugen van de klasse die van deze partij een belangrijke speler maakt in de Pakistaanse politiek.

Hoe zit het met de vakbonden? Komen die aan de bak?

Pakistan telt een aantal belangrijke industriële centra, maar we moeten niet vergeten dat 42% van de arbeidspopulatie nog steeds in de landbouw tewerkgesteld is (ter vergelijking: in België is dat 4%). Er bestaat geen arbeidswetgeving, de kinderarbeid is overal aanwezig. De situatie lijkt erg op de tijd van Daens. Als er vakbonden zijn, dan zijn ze per fabriek georganiseerd, er worden een “soort verkiezingen” georganiseerd onder de werknemers en die verkozenen onderhandelen dan met de patroon over de arbeidsvoorwaarden. Maar alles is heel erg ad hoc, wat vandaag beslist is, kan morgen ongedaan gemaakt worden. In de overheidssector zijn er ook sterke vakbonden, maar er bestaat geen overkoepelend orgaan. Na de moord op een nationaal bekende vakbondsactivist in 1992 hebben een aantal vakbondsleden de Pakistan Trade Union Defence Campaign opgericht in een poging om de vakbonden meer centraal te organiseren. Dat krijgt nu meer en meer succes.  Tijdens de stakingen tegen de privatiseringen lanceerde de PTUDC de eis “voor een eengemaakt platform met dezelfde eisen voor alle overheidsbedrijven” – zijnde: tégen de privatisering én voor de re-nationalisatie van de energiesector. Deze eis werd daarna door de belangrijke postvakbond overgenomen. Tijdens mijn verblijf kon ik een universiteitscampus bezoeken (in South Punjab) waar net een geslaagde vakbondsactie achter de rug was. De enthousiaste studenten gaven me een relaas van hun actie. De regering wil de universiteiten privatiseren en het jaarlijks verblijfsgeld optrekken naar 50 000 roepie. De lokale studentenpopulatie ging in staking en nam contact op met de lerarenvakbond, ze bezetten de gebouwen en bleven er zelfs slapen. Ze maakten zelf pamfletten, gaven een persconferentie en onder hun invloed deden ook de leerkrachten mee. Ze stuurden vertegenwoordigers naar andere universiteiten en organiseerden overal betogingen. Voorlopig hebben ze het gehaald: de privatiseringsplannen voor de universiteiten zitten in de koelkast. Wat me vooral opviel was hoe weinig deze jongeren verschillen van de studenten die ik dagelijks tegenkom in Antwerpen. Naast de traditionele kledij – salwar kameez, een losse broek met een tuniek erover met korte of lange mouwen – is vooral de jeansbroek populair. Ik heb niemand ontmoet die geen gsm had en vooral jongeren bellen en mailen dat het een lieve lust is. 

Pakistan grenst aan Afghanistan en hele gebieden van het land zijn in de handen van de Taliban. Hoe leeft de Pakistaanse bevolking met de oorlog die de Navo daar voert?

Ik kon zelf de West Frontiers Province niet bezoeken wegens het hoge veiligheidsrisico maar ik heb met verschillende vakbondsactivisten gepraat die afkomstig zijn uit dit gebied. Zij vertelden mij dat het voor de bevolking om het even is wie de bommen gooit die op hun dorp terecht komen, de Geallieerde Troepen of de Taliban, het resultaat is hetzelfde: zij verliezen familie, vrienden en de gelegenheid om te kunnen werken of een gewoon leven te kunnen leiden. Iedereen wil dat het ophoudt. Niemand gelooft nog dat een overwinning van de Geallieerden de problemen zal oplossen. De Taliban geniet weinig steun: in de kleine dorpen weten de inwoners héél goed dat het de vroegere kruimeldieven zijn, het uitschot van de gemeenschap die aansluiten bij de fundamentalisten. De bevolking moet ook niets hebben van het Pakistaanse leger: betrouwbare bronnen hebben reeds herhaaldelijk aangetoond dat sommigen delen van het leger dubbel spel spelen en de Taliban bevoorraden. De meeste Pakistanen zijn ook goed op de hoogte van de perfide rol van het Amerikaanse imperialisme in Afghanistan: om de macht van de toenmalige Communistische Partij te breken hebben ze het fundamentalisme groot gemaakt tot het aan hun controle ontsnapte. De Pakistanen, en met hen de Afghanen, hebben maar één boodschap voor het Westen: “please, leave us alone!”

Je was ook op het congres van onze zusterbeweging “The Struggle (De Strijd). Naar het schijnt was er daar veel volk. “The Struggle” blijkt een heuse kracht te zijn geworden. Vertel hier iets meer over.

Het was een ongelofelijke belevenis: 2600 afgevaardigden die gedurende twee dagen op een marxistische manier over politiek debatteren, niet veel mensen kunnen dit meemaken! De aanwezigen kwamen uit alle regio’s van Pakistan, er waren zowel vakbondsleiders, oude revolutionairen die de tijd van Ali Bhutto (in 1968-1969 was er een revolutie in Pakistan) nog hebben meegemaakt, arbeiders, bedienden, overheidspersoneel, uitbaters van kleine winkeltjes, journalisten, huisvrouwen, studenten en studentes. Een dwarsdoorsnede van de Pakistaanse maatschappij, wat er op wijst dat deze groep over een heus draagvlak beschikt. Ze hebben ook een kantoor in Kaboel (Afghanistan) en zullen er weldra starten met een werking. Ik heb er zoveel gehoord en geleerd, dat het soms moeilijk over te brengen is. Ik was reeds overtuigd van de kracht van het  internationalisme - we zullen enkel iets blijvend kunnen veranderen als we het ons niet tot één land beperken, maar ons wereldwijd organiseren – en deze ervaring heeft me hierin nog 1000 maal gesterkt. Opvallend is ook het grote belang dat er gehecht wordt aan theoretische scholing. Naast de marxistische klassiekers geven ze ook veel eigen materiaal uit: hun nieuwste brochure behandelt het moslimfundamentalisme en hoe er mee om te gaan. Het was ook heel ontroerend dat de discussies telkens voorafgegaan werden door het voordragen van een gedicht, het zingen van één van de vele revolutionaire liederen die het land rijk is, of het scanderen van slogans. Het was om nooit te vergeten. Iedereen die er was heeft er zoveel kracht en energie uit geput dat ze met nieuwe moed voort aan de slag kunnen! 

Marxisme in een moslimland, veel mensen zullen dat raar vinden. Vloekt dat niet een beetje? Sommigen denken dat moslims bijna per definitie behoudsgezind en fanatieke gelovigen zijn. Wat heb jij hiervan gemerkt? 

Ik heb tijdens mijn verblijf met meer dan honderd zeer uiteenlopende mensen contact gehad. Naast mijn politieke bijeenkomsten heb ik ook tijd doorgebracht in parken, bibliotheken, musea en winkelcentra. Telkens gebeurde daar hetzelfde: de omstaanders kwamen naar me toe, ze vroegen of ze hun kennis van het Engels konden proberen, ze verwelkomden me in hun land, ze waren zo blij dat ze eindelijk eens een Westerling konden ontmoeten (ik ben nergens een andere niet-Pakistaan tegengekomen), ze vroegen me om de boodschap naar het Westen te brengen dat zij geen terroristen zijn, dat ze wel moslims zijn, maar mensen zoals wij. Ze vinden het allemaal verschrikkelijk dat Pakistan door de kleine minderheid bommenleggers zo’n slechte naam heeft in het buitenland. Pakistan is, zoals Indië, een Bollywood-land: iedereen gaat naar de film, iedereen koopt/leent/kopieert DVD’s. De film die nu al sedert zijn release (midden 2010) op nummer 1 staat is “My Name is Khan”. Hij wordt gespeeld en geproduceerd door Shahrukh Khan, een megaster in het Indische subcontinent en vergelijkbaar qua bekendheid met Brad Pitt. Het hoofdpersonage is een Pakistaan, hij leeft in Californië en hij lijdt aan het Asperger-syndroom. In de nasleep van 9/11 wordt hij – door zijn onbegrijpelijke gedrag – aangehouden door de politie en pas na maanden vrijgelaten. Om zijn naam te zuiveren onderneemt hij een reis naar de Amerikaanse president, Obama. De eindscène is ontroerend in zijn eenvoud: na vele avonturen kan hij eindelijk Obama de hand drukken en zeggen: “My name is Khan, I am a muslim, but I am not a terrorist”. Het is Bollywood, dus Obama antwoordt: “I know, muslims are okay”. Het grote succes van deze film toont overduidelijk aan dat het fundamentalisme een zaak is van een kleine minderheid. Moslim zijn én marxist zijn, dat gaat wel degelijk samen.

Je hebt ook de kans gehad om revolutionaire vrouwen te ontmoeten. Vrouw zijn in Pakistan zal niet gemakkelijk zijn. Hoe leven en strijden ze daar?

Een van de vrouwen die ik mocht ontmoeten vertelde me dat Pakistan voor veel vrouwen “horror without end” is. Het is een zeer traditionele maatschappij en verandering gaat tergend langzaam: sommige vrouwonvriendelijke wetten worden wel aangepast, maar in veel gevallen is het nog slechter dan voordien. Vroeger werden vrouwen als ze aangifte van verkrachting kwamen doen in het lokale politiebureau, nog eens bepoteld of aangerand door de dienstdoende agent. Door de nieuwe wet mogen ze enkel nog door vrouwelijke politieagenten worden te woord gestaan, maar er zijn praktisch geen vrouwen bij de politie, zodat ze nu wel niet meer aangerand worden, maar ze worden wel terug naar huis gestuurd: er is niemand om hun klacht te noteren! Op gebied van relaties en seksualiteit staan ze nergens: de familie speelt een verstikkende rol en veel blijft onbespreekbaar. Het is duidelijk dat enkel een radicaal andere maatschappij verandering kan brengen, maar het is niet gemakkelijk om vrouwen te organiseren. Ik kon met verschillende vakbondsactivistes praten. Enkelen ervan waren ook politiek actief en ze doen wat ze kunnen, maar er zijn enorme hinderpalen. De jongere generatie heeft het wat makkelijker: de scholing onder vrouwen neemt ook toe en dat is hoopgevend. De meeste vakbonden hebben een aparte vrouwenafdeling, of er zijn uitsluitend vrouwen op de werkvloer. Ook de politieke groepen zijn verplicht om aparte vrouwenwerkingen te organiseren. Als er ook mannen kunnen aanwezig zijn op een vergadering, dan mogen de jonge meisjes niet komen van hun ouders; ook de mannen zijn niet geneigd om hun vrouw naar een bijeenkomst te laten gaan, behalve als ze haar kunnen vergezellen. Kinderopvang is haast onbestaand en enkel toegankelijk voor de superrijken. Toch zijn de meeste vrouwen die ik tegenkwam heel optimistisch ingesteld. Ze weten dat als ze zich willen bevrijden ze het grotendeels zelf zullen moeten doen, en ze hebben er een goed oog in.

Hoe kijken ze in Pakistan naar de Arabische revoluties? Is een revolutie ook mogelijk in Pakistan?

 De meeste Pakistanen spreken vol lof over de Arabische revoluties. We kunnen ons in het Westen moeilijk voorstellen welke impact de nasleep van 9/11 gehad heeft op het zelfvertrouwen en het zelfbeeld van de moslims. Ze zijn verschrikkelijk fier dat de gehele wereld nu eens kan zien tot wat moslims ook in staat zijn! Ze hopen met gans hun hart dat het daar zal lukken en dat er ook iets van zal overslaan naar hun land. Er is zeker een revolutie mogelijk in Pakistan. We hebben een voorsprong op de andere landen: we hebben al een generale repetitie gehad. Weinig Westerlingen weten het maar in 1968-1969 is er in Pakistan een revolutionaire beweging geweest die jammer genoeg faliekant is afgelopen. We zullen natuurlijk andere fouten maken maar we hebben de lessen uit de gebeurtenissen toen zeker getrokken (voor de geïnteresseerden: Pakistan’s other story door Lal Khan published by Aakar Books – te bestellen via onze website). Een van de grote voordelen van het bestaan van een beweging als “The Struggle” in Pakistan is dat het ons in staat stelt om contacten te leggen met politieke activisten in Egypte, Tunesië of waar dan ook. In al deze landen zijn de linkse krachten duidelijk op zoek naar een weg voorwaarts, wij kunnen hen tonen hoe we er in één van de meest achtergestelde gebieden ter wereld toch in geslaagd zijn een revolutionaire stroming te ontwikkelen. Sedert de eerste gebeurtenissen in Tunesië loop ik de gehele tijd met een glimlach op mijn gezicht, er hangt elektriciteit in de lucht en met veel volharding, moed en het nodige geluk zullen we ditmaal slagen!

Paulette Vermeersch

ACOD-LRB

In eigen naam

Tijdschrift Vonk

layout Vonk 326 1 page 001

Activiteiten

Onze boeken

Onze boeken