“De ideeën van Guy Verhofstadt over een eengemaakt Europees leger komen neer op een wapenwedloop binnen de NAVO, tussen twee machtsblokken die beide op zoek zijn naar internationale invloedssferen. Beide proberen ze het Zuiden eigen versies op te leggen van vrijhandelsakkoorden om zo de dominantie van hun eigen multinationale bedrijven te verzekeren. Alleen slaagt Europa er voorlopig niet in zijn economische kracht te ondersteunen met militaire macht.”

Yao Graham van het Third World Network Africa geciteerd in MO, april 2003

Met de oorlog tegen Irak zijn de plannen voor een Europees leger in een stroomversnelling geraakt. De Europese heersende klasse wil haar economische macht consolideren en verder uitbreiden door militaire macht. Tegen het einde van dit jaar moet een Europese ‘defensiemacht’ van 60.000 troepen klaarstaan om tussen te komen in de rest van de wereld.

Sinds de crisis rond Irak zijn de spanningen tussen bepaalde Europese grootmachten en de VS verscherpt, maar daarmee tegelijk ook de spanningen binnen de EU. Tijdens de aanloop naar de oorlog is pijnlijk gebleken dat de EU, ondanks haar economische belang in de wereld, bij de cruciale beslissingen op wereldvlak helemaal niets in de pap te brokken heeft. Politici steken de loftrompet over het Europese model dat gebaseerd zou zijn op overleg en sociale waarden. Vanwege die veronderstelde waarden zou Europa een eigen en progressieve rol kunnen spelen in de wereld, zo wordt althans beweerd. Vandaar de nood aan een eengemaakt buitenlands beleid.

De vredesduif baart een kanon

Verhofstadt ziet daar een speciale rol voor zich weggelegd. In de afgelopen periode toonde hij dat hij ook een ‘zachte kant’ heeft, dat de harde neoliberaal van vroeger heeft plaatsgemaakt voor een geëngageerde globalist die de verdrukten der aarde verdedigt en de vrede predikt, althans dat beeld wil hij ons toch voorhouden. Samen met zijn Waalse evenknie Louis Michel deed hij er alles aan om de Amerikaanse oorlogszucht te temperen en het vredige gezicht van Europa in de kijker te plaatsen. Natuurlijk waren hun demarches op het internationaal toneel (onder andere in de NAVO) gedeeltelijk voor binnenlandse consumptie, de verkiezingen waren immers in aantocht. Toch reiken hun initiatieven verder dan de landsgrenzen. Het is algemeen bekend dat Verhofstadt een ambitieus man is. Aangezien België met Brussel verankerd zit in het project van de EU, zoeken de toppolitici voornamelijk grandeur door te schitteren op de Europese scène. Daarom neemt Verhofstadt graag verregaande Europese initiatieven, zoals de recente minitop over een eigen 'Defensiemacht', een Europees leger dus.

Tijdens de opbouw van de Amerikaanse invasie in Irak profileerden de regeringen van België, Frankrijk en Duitsland zich als de grote verdedigers van de vrede. Vanuit die logica is het nogal vreemd dat diezelfde landen nu volop onderhandelen over een Europees leger. Tenzij natuurlijk dat vrede helemaal niet de logica was die de genoemde regeringen stuurde…

Vrede is inderdaad niet de bekommernis van de Franse en Duitse bourgeoisie en de staten die hen vertegenwoordigen. Duitse kapitalisten werkten begin jaren '90 zonder scrupules de opdeling van Joegoslavië in de hand, hoewel duidelijk was dat de regio op ontploffen stond. Slovenië staat 'toevallig' vol Duitse bedrijven. Toen die imperialistische spelletjes leidden tot een aanslepende oorlog op enkele honderden kilometers van het hart van Europa, aarzelde de 'vredelievende' Duitse en Franse bourgeoisie niet om de Amerikaanse pletwals ter hulp te roepen.

Strijd om invloedssferen

Zoals we al uitlegden in een eerder artikel (De verdeeldheid in het imperialistische kamp) speelden er allerlei redenen waarom de Duitse, Franse en Belgische regering zich verzetten tegen de Amerikaanse veldtocht tegen Irak. De grond van de zaak is echter de vrees voor de verpletterende dominantie van het Amerikaanse imperialisme in de wereld.

Sinds de ineenstorting van het stalinisme is er geen rem meer op de concurrentie tussen kapitalisten en hun respectievelijke grootmachten. De contradicties tussen die grootmachten, en dan vooral de VS en Europa, lagen aan de basis van het fiasco tijdens de befaamde WTO-besprekingen te Seattle in 1999. Elke kapitalistische groep (multinationals, banken, speculanten enzovoort) poogt zo veel mogelijk markten in te palmen aan de laagste prijs. Landen in de Derde Wereld kunnen nu niet langer dreigen steun te zoeken bij de Sovjetunie. Opkomende industrielanden zoals Zuid-Korea, die voordien steun kregen van de kapitalistische grootmachten in de geopolitieke strijd tegen het ‘communisme’, werden terug in het gareel getrokken met de Aziatische crisis en hun industrie wordt verkocht aan de multinationals. Die kapitalistische groepen gebruiken hun staten en internationale instellingen (IMF, WTO, Wereldbank) om de markten in de Derde Wereld open te breken. Zo wil de Amerikaanse overheid bijvoorbeeld heel Latijns-Amerika betrekken in een vrijhandelszone, de Free Trade Area of the Americas, dit zeer tot ongenoegen van de bevolking en enkele regionale machten zoals Brazilië en Argentinië. Bush kreeg voor die missie speciale volmachten van het parlement.

De Europese en de Japanse bourgeoisie proberen echter eveneens omringende landen aan zich te binden. Japanse banken hebben ontzaglijke investeringen gedaan in Aziatische landen zoals Indonesië en Maleisië. Op 1 mei kondigde de Indonesische minister van overheidsbedrijven aan dat Japan akkoord was gegaan om opnieuw de grootste geldschieter te worden voor de archipel, waaruit president Megawati haar conclusies trok door de volgende dag bekend te maken dat Indonesië waarschijnlijk eind 2003 het programma met het IMF stopzet. Daarmee wil Japan natuurlijk meer macht verwerven in het beleid van Indonesië om het af te stemmen op de Japanse imperiale politiek. Ook op militair vlak heeft Japan al enkele initiatieven genomen die hun invloedssfeer moet uitbreiden en consolideren. In november 2002 heeft de Japanse premier Koizumi op een bijeenkomst van ASEAN (een samenwerkingsverband tussen enkele Zuidoost-Aziatische landen) voorgesteld om een regionale speciale gevechtseenheid tegen het terrorisme op te zetten. Volgens de strategische denktank Stratfor is dit een volgende stap naar een regionale defensiemacht. Het proces van institutionalisering van het machtsblok rond Japan staat evenwel nog maar in kinderschoenen en Japan heeft te kampen met de opkomende supermacht China, waardoor ze automatisch terugvallen op de VS als traditionele beschermheer sinds de Tweede Wereldoorlog.

Haat en liefde op het ‘oude’ continent

In Europa is de institutionalisering van het machtsblok veel verder gevorderd, met name in de EU. Hier is het proces al veel langer onderweg. De EU is het resultaat van de pogingen van Frankrijk om samen met Duitsland te heersen over Europa. Door de twee wereldoorlogen waren beide grootmachten immers gedegradeerd tot tweederangsmachten, gevangen tussen de mastodonten VS en Sovjetunie. Door hun krachten te bundelen hoopte de Europese bourgeoisie toch een tegenwicht te kunnen bieden. Aanvankelijk had Frankrijk in die relatie de bovenhand, aangezien Duitsland met de grond gelijk was gemaakt. Duitsland ontpopte zich met het Wirtschaftswunder (en het Marshall-plan natuurlijk) echter al zeer snel tot de sterkste Europese economie. De Franse bourgeoisie accepteerde dit gegeven met tegenzin, maar bleef verlangen naar politieke en militaire dominantie. Vroeg of laat moet de economische macht van Duitsland zich evenwel uitdrukken in politieke en militaire macht.

De hereniging van Duitsland na de val van de Berlijnse Muur was ongetwijfeld een keerpunt. Daardoor vormde zich een machtige natie van 80 miljoen mensen met een imposante industriële basis midden in het hart van Europa. De Fransen en Britten applaudisseerden beleefd, maar waren eigenlijk zeer verontrust. De Duitse bourgeoisie heeft haar eigen ambities, een onstuitbare ‘Drang nach Osten’, wat we bijvoorbeeld zagen met de opdeling van Tsjecho-Slowakije en Joegoslavië, beide aangemoedigd door het Duitse imperialisme. Oost-Europa is volgeplant met Duitse bedrijven die Europa overspoelen met goedkope producten. Zelfs Rusland wordt meer en meer aan Duitse belangen gebonden omdat zij de meeste leningen en investeringen doen.

De andere Europese grootmachten, in de eerste plaats Frankrijk en Groot-Brittannië, zien deze evolutie met lede ogen aan. Zij deden er alles aan om de Duitse hereniging te verhinderen en tijdens de Kosovo-crisis sloten ze Duitsland uit alle belangrijke beslissingen, wat leidde tot serieuze spanningen tussen die landen.

Frankrijk vreest echter eveneens de Amerikaanse Moloch. Zoals we voordien al stelden (De verdeeldheid in het imperialistische kamp) moeten “de Franse imperialisten al decennia knarsetandend toelaten dat de VS hun oude imperium inpalmen. Van de Franse macht in Zuidoost-Azië blijft niets over en ook hun invloed in Afrika is tanende; de Amerikaanse (en Duitse) bedrijven verdrijven daar de Franse. Daarom zoekt de Franse bourgeoisie mogelijkheden om haar prestige te herwinnen.” Frankrijk herwon plotseling een stuk van dat nationaal prestige door haar rol in het verzet tegen de invasie van Irak.

We mogen ons allerminst laten misleiden omtrent de drijfveren van Chirac. Deze neogaullist is helemaal geen vredesduif, maar daarentegen een aartsreactionair. In 1995, enkele weken na zijn verkiezing, startte hij atoomproeven op de Mururoa-eilanden. Frankrijk nam ook actief deel aan de bombardementen op Joegoslavië. In Afrika komen ze nog steeds tussen met troepen, onder andere bij de recente crisis in Ivoorkust.

De bezetting van Irak doet echter de krachtsverhoudingen op wereldvlak nog meer dan voordien overhellen naar Washington. Daarom tooide Chirac zich met de veren van de vredesduif. Bovendien had de Franse oliereus TotalFinaElf grote belangen in Irak en die contracten zijn natuurlijk samen met Saddam van de aardbol verdwenen.
Stratfor zegt het als volgt (The Geopolitics of France, 11/02/03):

“De belangrijkste taak voor Frankrijk is de ongebreidelde macht van de VS aan banden leggen. Zonder dat doemt haar ergste nachtmerrie op, het verlies van soevereiniteit, terwijl haar diepste droom – een gooi doen naar de Europese macht – in duigen valt. Daarom is de enige logische stap voor Frankrijk een coalitie creëren om de Amerikanen te blokkeren en rechtop proberen te blijven terwijl de VS die coalitie ondergraven. Voor Frankrijk was de periode sinds het einde van de Koude Oorlog een slechte droom. De periode sinds 11 september 2001 was een regelrechte nachtmerrie.”

Bijgevolg zoekt de Franse burgerij naar bondgenoten. In de afgelopen weken hebben Franse toppolitici zoals De Villepin en Raffarin gesprekken gehouden met talrijke regionale machten zoals China, India, Egypte en Zuid-Afrika. De president van Brazilië is eveneens uitgenodigd. Ondertussen verhoogt de druk van de VS op deze landen en op Frankrijk om door de knieën te gaan. In die machtsstrijd met Washington komt Parijs steeds opnieuw terecht bij Berlijn, over wie ze zo graag zouden heersen maar zonder wie ze niet kunnen. Een haat-liefde-verhouding als het ware.

Het Europees project: menselijke waarden of imperiale politiek?

Het proces van Europese integratie is al ver gevorderd, verder dan wij aanvankelijk hadden geanticipeerd. De invoering van de euro was ongetwijfeld een grote stap naar verdere economische integratie, hoewel sommige landen nog steeds buiten blijven, bijvoorbeeld Groot-Brittannië. Die integratie toont dat de oude Europese natiestaten te eng zijn om de productiekrachten ten volle te laten ontwikkelen. Bovendien kunnen ze niet concurreren met de Amerikaanse reus, zodat ze wel moeten samenhokken, hoewel er grote nationale tegenstellingen blijven.

Bij de opbouw van zo’n Europees imperialisme (1) botst de bourgeoisie echter op een noodzakelijk gegeven: de nood aan een leger dat de belangen van hun machtsblok kan verdedigen. De roep om een dergelijke Europese Defensiemacht werd luider naar aanleiding van de Kosovo-crisis. Toen moest Washington 60 procent van de luchtmacht leveren, en samen met de bommen kwamen natuurlijk de eisen. De Europese bourgeoisie is het beu om altijd opnieuw de hulp te moeten inroepen van het Pentagon.

“Om de Amerikanen te overtuigen, moeten we ook zelf meer verantwoordelijkheid durven te nemen, bijvoorbeeld inzake defensie. Na de Tweede Wereldoorlog waren de transatlantische betrekkingen belangrijk en zaten we op automatische piloot. Maar nu, met een sterker economisch Europa moeten we proberen om meer verantwoordelijkheid te nemen.”

Deze woorden laten er geen twijfel over bestaan. Ze komen niet voor niets uit de mond van Jorgos Papandreou, de Griekse minister van Buitenlandse Zaken en huidig voorzitter van de EU. Na de economische integratie wil de Europese heersende klasse ook militaire integratie.

Met de toenemende arrogantie van het Amerikaanse establishment is de ontwikkeling van een Europees leger in een versnelling gekomen, hoewel zelfs dit allemaal nog relatief is, zoals we verder zullen zien. De heersende klasse gebruikt het ressentiment bij de Europese bevolking tegen het Amerikaanse imperialisme om hun eigen doelen te dienen. En de liberaal Verhofstadt (geciteerd in de Standaard, 28/04/03) ontpopt zich tot de grote voorvechter van het Europese imperialisme:

“Europa zal nooit een buitenlands beleid hebben als het geen defensiebeleid heeft. Zo’n gemeenschappelijke defensie is de motor van het gezamenlijk buitenlands beleid.”

De kern van een buitenlands beleid is voor de premier kennelijk het bezit van een leger. We stoten in deze uitspraak inderdaad op de essentie van de burgerlijke staat. In laatste instantie is zij een bende gewapende mannen, zoals Friedrich Engels al wist. Ook de bekende stelling van de Pruisische strateeg Carl von Clausewitz dat oorlog slechts de voortzetting van politiek met andere middelen is, krijgt bevestiging in de inleiding van de gemeenschappelijke verklaring van Frankrijk, Duitsland, België en Luxemburg naar aanleiding van de minitop over een Europese Defensiemacht eind april 2003:

“Wij zijn ervan overtuigd dat Europa in staat moet zijn om met één stem te spreken en zijn rol op de internationale scène voluit te spelen. Daartoe achten wij het noodzakelijk een nieuwe impuls te geven aan de uitbouw van het Europa van Veiligheid en Defensie. De Europese Unie dient inderdaad te beschikken over een geloofwaardig veiligheids- en defensiebeleid. Diplomatiek handelen is immers pas geloofwaardig – en dus efficiënt – wanneer het ook kan steunen op daadwerkelijke civiele en militaire capaciteit.”

Vanzelfsprekend moeten we geloven dat zo’n leger alleen zal worden ingezet voor de belangen van de bevolking, tegenwoordig heten alle militaire opdrachten immers ‘peace-keeping’ en ‘humanitaire operaties’, net zoals in het boek ‘1984’ van George Orwell het ministerie van Oorlog toegedekt werd met de naam ministerie van Vrede. Kosovo toonde ons perfect hoe ‘humanitaire missies’ te rijmen zijn met dodelijke bombardementen en bezetting van een land…

Natuurlijk beweren de Europese regeringsleiders dat zo’n ‘defensiemacht’ enkel zal dienen voor de vrede en dat wij veel beschaafder zijn dan de Amerikanen. Nochtans rechtvaardigde het Witte Huis de invasie van Afghanistan en Irak ook als operaties om de westerse beschaving en democratische waarden te verdedigen. Wat maakt de Europese staten dan zo anders en beschaafd? De geschiedenis spreekt alvast niet in het voordeel van die Europese beschaving. Wat met de wereldoorlogen? En de holocaust? Wat met het bloedige verleden van het Franse imperialisme? En het Britse, het Duitse, het Nederlandse en het Belgische imperialisme? De kolonies zijn de aangerichte ravages nog niet te boven. Zaken van het verleden? In een niet zo ver verleden – enkele decennia geleden – vochten legers van de Europese staten tegen vaak ongewapende Afrikanen en Aziaten, omdat deze mensen de koloniale bezetting van hun land beu waren. Zelfs vandaag komen Europese legers tussen in Afrika om de laatste restanten van hun vergane glorie te verdedigen. De Britse tussenkomst in Sierra Leone en de Franse in Ivoorkust zijn slechts twee recente voorbeelden. Overigens getuigt de opkomst van extreem-rechts ook niet echt van een hoge mate van beschaving…

De enige reden waarom de Europese imperialisten zich zo’n zachtaardig en vredelievend imago aanmeten is omdat zij gewoonweg te zwak zijn om hun tanden te laten zien. En daar willen ze nu blijkbaar verandering in brengen door het oprichten van een Europees leger. Die troepen zouden ongetwijfeld ingezet worden om de belangen van de Europese staten en bedrijven te dienen, net zoals het Amerikaanse leger de belangen van Washington en de Amerikaanse bedrijven dient. Via de EU hebben de oude Europese grootmachten nog steeds een greep op hun vroegere kolonies. Die ongelijke relatie tussen onderdrukkende landen en ondergeschikte landen ligt bijvoorbeeld vast in het Verdrag van Cotonou (de opvolger van de Verdragen van Lomé) tussen de EU en de ex-kolonies in Afrika, de Caraïben en de Stille Oceaan. In ruil voor enkele paternalistische toegevingen (bijvoorbeeld de belofte van meer ontwikkelingshulp en hogere prijzen voor bananen) heeft de EU zich voor de komende jaren verzekerd van een geprivilegieerde toegang tot hun markten. De Europese grootmachten willen die invloedssfeer bestendigen en uitbreiden, bijvoorbeeld in Oost-Europa en het Midden-Oosten. De creatie van een Europees leger moet die wil tot dominantie kracht bijzetten.

De ontwikkelingen in het kielzog van de Amerikaanse verovering van Irak zijn slechts de meest recente les voor de Europese imperialisten. Met uitzondering van Israël heeft de EU een groter aandeel dan de VS in de handel met de landen in het Middellandse-Zee-bekken. De EU telt voor 61 procent van de handel van Algerije, 75 procent van Tunesië, 50 procent van Turkije, 64 procent van Marokko, 43 procent van Libanon, 35 procent van Egypte en 25 procent van Jordanië. Het is geen toeval dat Bush na de verovering van Irak oproept voor een vrijhandelszone tussen de VS en de Arabische wereld. De EU werkt al bijna een decennium aan vrijhandelsakkoorden met staten in die regio en plande tegen 2010 een vrijhandelszone tussen de EU en twaalf staten rond de Middellandse Zee. Die plannen worden nu doorkruist door de militaire zege van Washington en de verschuiving van de krachtsverhoudingen in het Midden-Oosten. Opnieuw wordt de Europese bourgeoisie geconfronteerd met de voordelen van militaire suprematie.

Invloed van het Europees militair-industrieel complex

Het Amerikaanse militair overwicht is verpletterend. Met slechts 4 procent van de wereldbevolking staan de VS garant voor 37 procent van de militaire uitgaven op wereldvlak en zelfs 40 procent van de wapenproductie, inclusief de meest technologisch geavanceerde massavernietigingswapens. Ter vergelijking: Groot-Brittannië, Frankrijk en Duitsland tellen elk voor 5 procent van de militaire uitgaven en de vroegere militaire reus Rusland een luttele 6 procent. Op het vlak van de budgetten voor militair onderzoek zijn de cijfers helemaal hallucinant: tussen de EU en de VS gaapt er een kloof van 1 tegen 8 en op het gebied van onderzoek naar militaire mogelijkheden in de ruimte zelfs 1 tegen 15! (cijfers van de Europese wapenlobby) Alsof dat nog niet genoeg is, zal Washington tegen 2007 zijn defensiebudget verhogen tot de jaarlijkse som van 451,4 miljard dollar, een verhoging met 74 procent in het decennium 1997-2007. Ethan Kapstein riep in een berucht geworden artikel midden jaren ’90 op “voor een Amerikaans monopolie op de wapenhandel”. Volgens het Amerikaanse Congressional Research Service is vandaag 50 procent van de wapenmarkt in de Derde Wereld in handen van de VS, terwijl de Europese landen slechts 21 procent van die markt onder zich verdelen. Pas nog heeft Europa een nederlaag moeten slikken in haar eigen achtertuin toen Polen een contract tekende voor de aankoop van veertig Amerikaanse gevechtsvliegtuigen. De Europese wapenlobby luidt dan ook de alarmklok.

Ook hier zien we de machtsstrijd van twee imperialistische blokken tegen elkaar. Tijdens de jaren ’90 probeerden de VS op basis van hun nieuwe totale wereldheerschappij de Europese wapenindustrie in te palmen. Norman Augustine, voorzitter van de wapengigant Lockheed-Martin en een van dé architecten van het nieuwe Amerikaanse militair-industrieel complex, concludeerde bijvoorbeeld in 1997 dat “Europa de volgende etappe is”. Om te kunnen weerstaan aan de Amerikaanse raid waren de Europese wapenbedrijven gedwongen tot grotere concentratie, dus fusies en overnames, wat uiteindelijk aan het begin van de 21ste eeuw resulteerde in drie Europese mastodonten: Bae Systems (Brits), Thales (Frans) en EADS (Frans-Duits-Spaans).

Dit nieuwe Europees militair-industrieel complex wil vanzelfsprekend ook haar belangen verdedigen en gebruikt daarbij de Europese staten en de EU. Naar aanleiding van de Europese Defensietop in Brussel eind april lanceerden de drie Europese megabedrijven via tribunes in diverse kranten een oproep voor meer militair Europa. “We moeten sneller de kloof dichten tussen beide zijden van de Atlantische Oceaan wat betreft middelen en capaciteit, zodat Europa een geloofwaardige speler wordt op de internationale scène en een serieuze partner van de VS.” Daarbij verwijzen ze naar de herstructurering van de Europese wapenindustrie tijdens de laatste jaren terwijl de regeringen “te traag blijven” in het laten convergeren van het Europese defensiebeleid. Ze pleiten al langer voor een Europees Wapenagentschap dat sterk moet investeren in de ontwikkeling van militaire capaciteit. “De wapenindustrie heeft er belang bij dat het politieke Europa zich vormt zodat zich voor hen ook een markt vormt”, aldus Jean-Pierre Maulny, adjunct-directeur van het Institut de Relations Internationales et Stratégiques.

Waar de wapenlobby dus op aanstuurt is een verhoging van de defensiebudgetten. Het kabinet van Verhofstadt had dit goed begrepen en becijferde dan ook als beste leerling van de klas dat de lidstaten minstens 0,25 procent van het Bruto Binnenlands Product (BBP) opzij dienen te leggen voor militaire investeringen, tegen 2012 zelfs te verhogen tot 0,45 procent. Hoewel dit voorstel voor Duitsland financieel te ver ging, spraken de vier landen op de Europese minitop af om hun inspanningen inzake veiligheid en defensie aanzienlijk te verhogen. De vraag rijst echter of dit wel haalbaar is. Frankrijk en Duitsland overschrijden nu al de norm van 3 procent begrotingstekort zoals vastgelegd in het Stabiliteitspact. Op 19 mei eiste Frankrijk dat de militaire investeringen voor Europa niet meegerekend worden voor de beoordeling van de begrotingstekorten in het raam van het Stabiliteitspact. Duitsland en Italië hebben daar voordien ook reeds op aangedrongen. Op zich is dit al een toegeving van de penibele situatie. In elk geval zullen extra investeringen in een Europees leger ofwel een loze belofte zijn ofwel zullen de overheden nog sterker moeten besnoeien in sociale uitgaven.

En hier ligt de fundamentele kwestie: wie betaalt de rekening? Vandaag geeft België bijvoorbeeld slechts 0,07 procent van het BBP uit aan defensie. Als dit moet opgetrokken worden tot 0,25 en zelfs 0,45 procent, dan zal de overheid ergens anders fameus moeten besparen. Willen we inzake wapens concurreren met de VS? Dan zijn er gigantische investeringen nodig de komende decennia. In de VS moet de staat in elk geval geen sociale zekerheid bekostigen… Zijn we bereid de sociale zekerheid op te geven opdat de EU het vrijgekomen kapitaal kan inzetten voor de belangen van Europese bedrijven?

Moeilijk evenwicht tussen nationale tegenstellingen

Zo ver zijn we echter nog niet. Net zoals er verdeeldheid heerst in de Amerikaanse heersende klasse over de manier om hun wereldheerschappij te behouden – de tegenstellingen tussen Powell en Rumsfeld zijn daar de meest opvallende uitdrukking van –, zo zijn er ook in Europa spanningen over de houding ten opzichte van de Pax Americana. Dat was voor de zoveelste keer duidelijk tijdens de Irak-crisis. Europa viel uiteen in een kamp rond Frankrijk en Duitsland enerzijds en anderzijds een pro-Amerikaans kamp rond Groot-Brittannië en Spanje (met onder andere Italië en de aangekondigde EU-lidstaten in Oost-Europa). De lijst van genodigden op de Brusselse minitop sprak ook boekdelen: Frankrijk, Duitsland, Luxemburg en België. De reactie bij de tegenstanders was navenant. De Italiaanse minister van Buitenlandse Zaken Franco Frattini zei dat het zo niet verder kan omdat de verdeeldheid in Europa almaar groter wordt. Italië, Spanje en Groot-Brittannië zouden evengoed een topontmoeting over defensie kunnen organiseren, zei hij. De Spaanse minister van Buitenlandse Zaken meende dan weer dat “een echt Europees veiligheids- en defensiebeleid er niet kan komen door drie of vier landen die alleen handelen”. En Blair was natuurlijk ook zeer verbolgen in de media.

Het geroemde Europees overlegmodel is zelfs niet mogelijk binnen Europa. De andere Europese lidstaten zien dat Frankrijk en Duitsland de controle over het buitenlands beleid van de EU trachten te verwerven. Dat kwam al tot uiting in het ‘gezamenlijke’ Europese standpunt over de nakende oorlog tegen Irak op 22 januari. Uiteindelijk bleken Frankrijk en Duitsland aan de basis ervan te liggen. Verscheidene lidstaten waren helemaal niet te vinden voor dit ‘gezamenlijk’ standpunt, wat Groot-Brittannië, Spanje, Portugal, Italië, Denemarken, Tsjechië, Polen en Hongarije aanzette tot een gemeenschappelijke verklaring tegen dit standpunt in The Wall Street Journal. De recente discussies over een Europese president versterken overigens het verzet tegen de as Frankrijk-Duitsland.

De nationale tegenstellingen binnen Europa blijven heel groot. Zelfs de belangen van de kernlanden lopen uiteen en de wederzijdse argwaan blijft. Frankrijk bijvoorbeeld verbijsterde haar bondgenoten Duitsland en Rusland toen Parijs vlak na de oorlog tegen Irak in het geheim begon te smoezen met Washington om clementie te krijgen. De Duitse pers spuide dan weer kritiek op de ‘pralinetop’ over defensie in Brussel en waarschuwde dat Duitsland zich niet verder mag vervreemden van de VS, wat mee aan de basis ligt van de afwachtende houding van Schröder. Het bondgenootschap tegen de VS blijft dus fragiel.

Keer op keer zijn er nieuwe oprispingen van de nationale tegenstellingen: het delicate evenwicht tussen grote en kleine landen, de landbouwbelangen van Frankrijk, de Duitse belangen in Oost-Europa, de Britse verstrengeling met de belangen van Washington, het budgetdeficit van Italië enzovoort. Met de economische crisis komen deze tegengestelde belangen onder zwaardere druk te staan.

De befaamde Amerikaanse diplomaat Kissinger legde de vinger al op de wonde toen hij vroeg: “Wanneer ik met Europa wil spreken, wie bel ik dan?”. Het begrip ‘Europese belangen’ is nog steeds in belangrijke mate een abstractie. De belangen van de Franse, Duitse en Britse kapitalisten komen niet noodzakelijk overeen. Dat valt bijvoorbeeld af te lezen aan de verschillende politiek ten aanzien van Afrika. Ondanks haar traditionele koloniale inmenging in West-Afrika heeft Frankrijk geen vinger uitgestoken om Groot-Brittannië en de VN te helpen bij hun ‘vredesmissie’ in Sierra Leone. Hetzelfde geldt andersom voor de missie van de Fransen in Ivoorkust. Hoe zal een Europees leger bij dergelijke conflicten ingezet worden? Aangezien elk land troepen zal leveren wanneer ze nodig zijn, is er genoeg stof voor toekomstige disputen. Dat wordt trouwens stilzwijgend erkend door het statement dat geen enkel land verplicht zal zijn om troepen te leveren voor een missie die het niet steunt. Het Europese imperialisme is er slechts in de mate dat het Franse, Duitse en Britse imperialisme compatibel zijn en de verschillende belangen van de kapitalisten werken samenwerking dikwijls tegen.

Reorganisatie van de Navo volgens de nieuwe internationale verhoudingen

“We hebben er geen voordeel bij dat de Navo een groep blijft met één supermacht en daarnaast achttien grote en kleine dwergen die daarachter hollen. We moeten naar een Navo met een sterke Europese pijler naast de Amerikaanse.”

Aan deze uitspraak van Verhofstadt valt af te lezen waar het de Europese bourgeoisie om te doen is: een evenwaardige imperialistische macht worden. Nochtans sloofden Chirac, Verhofstadt en Schröder zich na de minitop over defensie uit om aan de VS duidelijk te maken dat ze niet zinnens zijn om uit de Navo te stappen. Veel van die uitsloverij heeft natuurlijk te maken met de verhoogde druk van Washington na de snelle verovering van Irak. Sinds Kosovo hamert de Amerikaanse overheid erop dat Europa meer financiële middelen moet ophoesten voor de Navo, want de Amerikaanse bijdrage aan de bombardementen op Servië was buiten proportie. Groot-Brittannië, de lakeien van Washington, ijveren daarom al geruime tijd voor meer Europees initiatief en militaire samenwerking in de schoot van de Navo, onder de vleugels van de VS.

Er bestaat echter een groot onderscheid tussen het project dat op de minitop besproken werd en het project dat de VS graag zouden zien. Zo willen Verhofstadt & co bijvoorbeeld tegen volgend jaar een eigen Europees hoofdkwartier oprichten, een duidelijk teken dat ze weg willen uit de greep van Washington. De Amerikaanse ambassadeur heeft in een interview aan de Financieel Economische Tijd van zijn kant dan weer laten horen dat de Navo er over nadenkt hun hoofdkwartier te laten verhuizen uit Brussel wegens de moeilijke houding van België. Warschau is al getipt als nieuwe hoofdzetel van de Navo, een uitdrukking van de wijzigende internationale relaties en het Amerikaanse belang in Oost-Europa.

Washington en Londen benadrukken dat de huidige Europese plannen zullen leiden tot een nodeloze duplicatie van de militaire planning, inlichtingen en infrastructuur binnen de Navo. Uit vrees om de controle te verliezen dringen de Amerikanen aan om de nieuwe Europese troepenmacht enkel te gebruiken bij situaties waarin de Navo (lees: de VS) zich niet wil mengen. Als een Europees leger echter daadwerkelijk van de grond komt, zal er dan nog een bestaansreden zijn voor de Navo? Op een bepaald moment zal de Navo splitsen als gevolg van de groeiende fricties tussen de EU en de VS.

In Washington wordt dezer dagen eveneens druk gepraat over de Navo. Toonaangevende strategen pleiten voor de omvorming van de Navo aangezien het instrument in zijn huidige vorm eerder een ballast is dan een efficiënt wapen. In de aanloop van de oorlog tegen Irak kreeg Turkije bijvoorbeeld aanvankelijk geen militaire Navo-steun door de weigering van onder meer België.

De centrale rol van de West-Europese landen in de Navo zal in de toekomst meer een obstakel worden voor Washington, terwijl door de herschikking van de internationale verhoudingen juist andere landen aan gewicht hebben gewonnen in de strategische visie van de VS. De Oost-Europese landen hebben in de Irak-crisis de kaart van de VS getrokken. Ze willen de macht van de VS immers gebruiken om hun onderhandelingspositie te versterken tegenover hun twee grote buren, West-Europa en Rusland. De Amerikaanse staat maakt graag gebruik van deze diensten en is bereid daarvoor te betalen. Hoe verklaren we anders de proportioneel grote rol van Polen in Irak? Vanaf volgend jaar zijn de Oost-Europese landen een Amerikaans Trojaans paard in de EU. Bovendien bewees Operation Iraqi Freedom dat Bulgarije en Roemenië ideale uitvalsbasissen zijn naar het Midden-Oosten, naast hun strategische positie in de flank van Rusland. Het is nochtans niet duidelijk of het wel in het belang is van de VS om Bulgarije en Roemenië in de Navo te hebben. De VS hebben meer baat gehad bij hun bilaterale akkoorden met Bulgarije en Roemenië. De Navo opereert immers volgens consensus en de toenemende moeilijkheden met Frankrijk, Duitsland, België en andere Navo-leden kunnen dit militaire apparaat lamleggen.

Niettemin heeft de crisis rond Irak aangetoond dat Washington wel degelijk nood heeft aan multilaterale samenwerking. De strategen van het Amerikaanse imperialisme pleiten dan ook voor een grondige herschikking van de internationale instellingen volgens hun nieuwe belangen. Thomas Donnelly, van 1999 tot 2002 Deputy Executive Director van het beruchte Project for the Next American Century, publiceerde daarover een veelzeggend artikel ‘What’s next? Preserving American Primacy, Institutionalizing Unipolarity’ in een recente uitgave van de National Security Outlook van de American Enterprise Institute. Daarin stelt hij het volgende:

“Terwijl het redelijk is om te geloven dat de VS hun strategische lange-termijn-objectieven kunnen bereiken, is het evenzogoed redelijk om eens na te denken hoe dit op een unilaterale manier kan bereikt worden – wat niet zozeer een echt ‘go-it-alone’ unilateralisme zou zijn maar eerder de onwil om deze taken te benaderen met iets meer dan een ad-hoc-coalitie. Het is inderdaad moeilijk om ons in te beelden hoe de VS de mondiale heerschappij kunnen behouden zonder het risico te lopen van ‘imperial overstretch’, tenzij we een nieuwe reeks internationale instellingen smeden, of op zijn minst de huidige hervormen. (…) De Irak-crisis toont aan dat de Verenigde Naties en de Navo, zoals vandaag geconfigureerd, niet onze zaak dienen.”

De ontwikkelingen in Europa en de VS moeten op een gegeven moment leiden tot een breuk binnen de Navo – en andere instellingen zoals de VN. Het zou niet de eerste keer zijn dat internationale instellingen breken of hertekend worden omdat ze de belangen van de grootmachten niet langer dienen (lees bijvoorbeeld De VN begrijpen via een terugblik op de Volkerenbond).

Het imperialisme bevechten op ons terrein: internationale solidariteit

Wij zijn als marxisten verheugd over de splitsingen tussen de imperialistische grootmachten. Niet uit een of ander leedvermaak, maar omdat die verdeeldheid de heersende klasse verzwakt. Lenin zei het al: de verdeeldheid van de heersende klasse is een van de voorwaarden voor een geslaagde revolutie. We bevinden ons momenteel in Europa zeker nog niet in een revolutionaire situatie, maar iedereen die de actualiteit volgt, zal beamen dat de laatste jaren een nieuwe wind door Europa waait: de antiglobaliseringsbeweging, de anti-oorlogsbeweging, en last but not least de heropstanding van de arbeidersklasse met massale (algemene) stakingen in Spanje, Italië, Griekenland, Frankrijk, Groot-Brittannië en recent ook Oostenrijk en Zweden. Het is overigens geen toeval dat op zo’n moment opnieuw meer rechtse regeringen in het zadel komen. Zij zijn een teken van de toenemende polarisatie in de samenleving en de rechtse partijen bereiden de toekomstige reactie voor.

De poging van de Europese bourgeoisie om hun legers op gelijke hoogte te brengen met dat van de VS kan vanuit het standpunt van de Europese arbeidersklasse slechts één ding betekenen: nieuwe aanvallen op de levensstandaard. Wie zal de rekeningen immers betalen? Op een moment dat de elite ons vertelt dat er niet genoeg geld is voor scholen, pensioenen en een degelijke ziekenzorg, moeten we het maar slikken dat er blijkbaar wel genoeg geld is voor bommen, tanks, gevechtsvliegtuigen en satellieten. Nochtans is het duidelijk dat het ene het andere uitsluit. De werkende klasse moet zich verzetten tegen kostelijke wapenuitgaven en een programma van nuttige publieke voorzieningen in de plaats stellen: geen bommen en granaten maar scholen, hospitalen, huisvesting en sociale zekerheid!

We moeten waarschuwen voor de illusies van de kapitalistische integratie van Europa. Vanuit een socialistisch en internationalistisch standpunt kunnen we voor geen van beide imperialistische kampen kiezen, noch het Amerikaanse noch het Europese. Wij verdedigen een strijd tegen de oorlog en het imperialisme op basis van klassenlijnen. Welke belangen zal zo’n Europees leger dienen? Hetzelfde als vandaag dat van de VS: het verdedigen van de belangen van de multinationals. Waar zullen de centen vandaan komen die een dergelijk Europees leger zullen bekostigen? In de VS is sociale zekerheid zo goed als onbestaande… Het Europese leger zal dus uit onze zakken worden betaald en ingezet worden voor de belangen van de Europese bourgeoisie.

Er is een nieuwe wapenwedloop bezig in heel de wereld en een Europees leger zal daar een extra impuls aan geven. Op een bepaald moment zullen die ontzaglijke investeringen in wapens moeten renderen. Wapens dienen niet om vrede te handhaven, wapens zijn gemaakt om te doden. En op een bepaald moment zullen ze dat ook doen. Wij stellen daartegenover een klassenpolitiek, een antimilitaristische en anti-imperialistische politiek met als perspectief internationaal een democratisch socialisme, een sociale maatschappij die bestaat voor de behoeften van de mensen en niet voor roofzuchtige winsten.

Socialisme is internationalistisch of het is niet. Socialistisch internationalisme is geen utopische droom maar vloeit voort uit de ontwikkeling van het kapitalisme zelf. Marx en Engels stelden dit al in het Communistisch Manifest van 1848. Zoals boven reeds uitgelegd is, was de vorming van de EU een stilzwijgende toegeving van de Europese bourgeoisie dat de oude natiestaten een reactionaire barrière zijn geworden voor de ontwikkeling van de productiekrachten. Wij zijn voorstanders van een verenigd Europa, maar wij verwerpen het Europa van de banken en de multinationals. De EU, dit Europa staat garant voor aanvallen op de sociale zekerheid, besparingen in de publieke sector, verslechtering van de werkomstandigheden en miserie voor miljoenen mensen. Tegenover dat Europa van de banken en de multinationals stellen wij de Socialistische Verenigde Staten van Europa. Op basis van een gemeenschappelijk productieplan en de nationalisatie van de banken en de grote bedrijven onder controle van zij die er werken, kunnen we de productiekrachten van Europa echt verenigen en inzetten voor de behoeften van iedereen, niet voor een minderheid van kapitalisten die de wereld dood plunderen.

Internationalisme zet aan om te weerstaan aan het koor van Verhofstadt, Louis Michel, Chirac en Schröder, de sirenenzang van de Europese bourgeoisie. De Europese elite speelt handig in op de weerzin bij de bevolking tegen het gedrag van Uncle Sam. Kritieken op het Amerikaanse imperialisme verglijden dan ook al te makkelijk tot anti-Amerikanisme. Het tamelijk recente Europees ‘nationalisme’ wordt opgeklopt door verwijzingen naar de ‘geciviliseerde Europeaan’ en de ‘lompe Amerikaan’, waarbij gemakshalve alle Amerikanen over één kam worden geschoren, waarbij alle grote Amerikaanse culturele en wetenschappelijke verwezenlijkingen blijkbaar onbestaande zijn, waarbij de rol van de media onbenoemd blijft en waarbij de Amerikaanse traditie van strijd wordt vergeten, een traditie die strekt van 1 mei (een strijddag uitgeroepen door de Amerikaanse arbeiders!) tot The Battle for Seattle.

Dé Europeaan staat hier plots tegenover dé Amerikaan, alsof er geen klassenverschillen bestaan. Maar in wiens belangen is de oorlog tegen Irak eigenlijk gevoerd? Die van de Amerikaanse werkende mens? Sinds 11 september verbiedt Bush nochtans stakingen omwille van het ‘nationale belang’. De invasie van Irak gebeurde volgens de belangen van de Amerikaanse staat en multinationals, en in de eerste plaats de olie- en wapenindustrie. In de aanloop van de oorlog toonden de peilingen dat een aanzienlijk deel van de ‘gewone’ Amerikanen twijfelden, en dit ondanks de propaganda van de machtigste ideologische machine in de wereld: de Amerikaanse media. In verscheidene steden (bijvoorbeeld New York en San Francisco) waren er massale betogingen tegen de oorlog. Zijn die betogers dan ook allemaal ‘lompe Amerikanen’?

We staan hier voor een keuze: gaan we het Amerikaanse imperialisme bevechten op zijn eigen terrein en zo de opbouw van het Europese imperialisme steunen? Of vinden we wegen naar de enige kracht die het Amerikaanse imperialisme ten val kan brengen? Want we mogen niet vergeten dat het Amerikaanse imperialisme in laatste instantie alleen van binnenuit kan overwonnen worden. Alle honderdduizenden betogers tegen Bush verdienen onze steun. De Amerikaanse arbeidersklasse vervult echter een sleutelrol in de anti-imperialistische strijd. Zij werken in de bedrijven waarvan de eigenaars het Witte Huis aanzetten tot kapitalistische oorlogen. Maar zij zijn ook de dupe van dit systeem. Ook tegen hen voeren de aandeelhouders en ondernemers een oorlog. Zij moeten dagelijks vechten tegen de achteruitgang van hun werk- en leefomstandigheden in een systeem dat berust op zo groot mogelijke winsten voor een minderheid van kapitaalbezitters. De Amerikaanse werkende klasse is evengoed het slachtoffer van de internationale concurrentie om winsten. Slechte werk- en leefomstandigheden in de zogenaamde Derde Wereld hebben een nefaste impact op hun eigen situatie. De Amerikaanse imperialisten daarentegen willen die slechte omstandigheden en uitbuiting in de Derde Wereld bekrachtigen en omzetten in vette winsten.

Daarom moeten we de handen in elkaar slaan. Anti-amerikanisme is een kwaad dat we moeten bestrijden. Marxisten baseren zich op internationale solidariteit. En die solidariteit strekt zich uit over de Atlantische Oceaan…

(1) Het Europese imperialisme bestaat eigenlijk als dusdanig niet, wel het Duitse, Franse, Britse imperialisme enzovoort. Wanneer we hier spreken over een Europees imperialisme, dan bedoelen we ten eerste de pogingen van die diverse nationale heersende klassen (vooral van Frankrijk en Duitsland) om een gezamenlijk project uit te bouwen. Op bepaalde vlakken zijn ze al tot gedeeltelijke samenwerking gekomen, bijvoorbeeld in de uitbuiting van ex-kolonies. We leggen ook uit dat die pogingen nog zeer ver van hun doel af zijn omdat tegenstrijdige tendensen hen steeds doen terugplooien op de eigen natiestaat. Het Europese imperialisme is dus eerder een tendens dan een concrete realiteit zoals het Amerikaanse imperialisme. Eenzelfde redenering geldt trouwens voor de term Europese bourgeoisie.

Tijdschrift Vonk

layout Vonk 326 1 page 001

Activiteiten

Onze boeken

Onze boeken