De strijd in de Fiat-fabriek van Pomigliano d’Arco nabij Napels heeft de belangstelling van heel syndicaal Italië getrokken. Toen de directie een nieuw ploegensysteem wou invoeren stuitte ze op fel protest vanwege een aanzienlijk deel van de arbeiders. Hoewel de directie er in slaagde haar slag thuis te halen door te dreigen de fabriek te sluiten en het voorstel in een referendum 60 procent van de stemmen haalde, is dit niet de grote overwinning waar ze op gehoopt hadden. Bij de handarbeiders, die het zwaarste getroffen worden door het voorstel, was bijna de helft van de stemmen tegen. De ironie van de zaak is dat hoewel Fiat-directie wiskundig gezien een overwinning behaalde, het verzet tegen het voorstel een morele overwinning haalde. Pomigliano wordt nu door velen als een voorbeeld gezien, als een bewijs dat het mogelijk is terug te vechten, dat je niet op je kop moet laten zitten.
Het systeem dat directeur Marchionne wil invoeren is er een van extreme flexibiliteit. Het is een soort continu ploegensysteem van zes dagen, waarbij arbeiders vier tot zes dagen per week zouden moeten werken, maar toch slechts eenmaal om de zes weken een volwaardig weekend zouden hebben.
Opvallend is ook de beperking van het stakingsrecht en het verschuiven van de lunch naar het einde van de shift, met de mogelijkheid deze lunch te laten vallen indien de productie niet hoog genoeg is. We willen hier ten slotte ook nog bij op merken dat de motivatie om ‘slechts’ zes dagen per week te produceren niet voorkomt uit sociale motieven, vanuit het idee dat een rustdag nodig is, maar omdat op zondag werken in Italië, net als hier in België, duurder zou zijn voor het patronaat.
De druk op de arbeiders was erg hoog. De Fiat-directie stelde de aanvaarding van het voorstel als voorwaarde voor het verplaatsen van de productie van de Fiat Panda van Polen naar Italië en de daarmee gepaard gaande investering van 600 miljoen euro. De vakbonden FIM, UILM, FISMIC en UGL verklaarden zich bereid loyaal het voorstel mee uit te voeren als het zou worden goedgekeurd, maar de metaalarbeidersvakbond FIOM kondigde aan het voorstel te blijven bekampen, ook indien het een meerderheid zou halen in het referendum.
De houding van de CGIL, de overkoepelende vakbond waartoe de FIOM behoort, was echter ronduit schandalig. Guglielmo Epifani, secretaris-generaal van de CGIL, verklaarde dat hij dacht dat de arbeiders ja zouden stemmen. Regionaal secretaris Michele Gravano en provinciaal secretaris Peppe Errico bakte het nog bruiner: ze verklaarde dat de ja-stemmers gewonnen hadden nog voor de eigenlijke stemming gehouden was!
De Fiat-directie speelde hier handig op in, verspreidde een exemplaar van het communiqué in de fabriek en legde het uit als een ordewoord van de CGIL om ja te stemmen. Ook de Democratische Partij (een fusie tussen ex-communisten, democratisch links en een aantal kleine burgerlijke partijen) liet zich in negatieve zin opmerken: een deel van hun parlementsleden stuurden een brief naar de parlementaire commissie die het toezicht moet houden over de televisie om aan te klagen dat in hun ogen de FIOM te veel aandacht had gekregen en de andere vakbonden te weinig.
Spijtig genoeg maakte ook de FIOM tactische fouten: ze benadrukten zeer sterk dat het referendum in hun ogen in strijd met de wet was, maar riepen de arbeiders toch op te gaan stemmen om persoonlijke repressie en eventuele afdanking te voorkomen zonder dat ze een duidelijk stemadvies gaven.
Hoe dan ook, het werd de arbeiders snel duidelijk dat de FIOM de enige syndicale kracht was die de strijd tegen dit voorstel wou voeren, wat als snel tot resultaat had dat de beste militanten uit andere vakbonden hun eigen organisaties verlieten en zich bij de FIOM begonnen aan te sluiten. Deze groeiende invloed overstijgt het lokale niveau. In Melfi, waar een andere Fiat-fabriek is gevestigd, haalde de FIOM een meerderheid van de vakbondsafgevaardigden in de verkiezingen.
De nieuwe militante sfeer in de FIOM was duidelijk merkbaar op de nationale vergadering van de FIOM op 1 juli. Onder de militanten leefde een sterk besef dat een hogere vorm van strijd vanuit de hele metaalverwerkende sector nodig is om het tij te keren en te voorkomen dat andere fabrieken vergelijkbare rampzalige maatregelen zouden nemen. Dit is inderdaad de weg vooruit. Met de juiste tactieken kan de nederlaag in Pomigliano omgebogen worden in een overwinning voor heel de Italiaanse arbeidersbeweging!