Op 4 oktober zijn de Portugezen naar de stembus gegaan om een nieuw parlement te kiezen. In die verkiezingen werd “Portugal a frente” de grootste partij. Dat is de partij van de uittredende eerste minister Coelho, die de laatste 4 jaar een streng soberheidsbeleid had uitgevoerd. In gans de Europese pers werd hierna uitgebazuind: dit is de eerste regering die de bezuinigingen opgelegd door Europa uitvoerde, en toch de verkiezingen wint. Dat was een welbewuste leugen, om de publieke opinie zand in de ogen te strooien. In werkelijkheid had links deze verkiezingen gewonnen. Dit zijn de resultaten van de stemming in percent en behaalde zetels:
PàF: 38.6% (107 zetels)
PS: 32.3% (86)
BE: 10.2% (19)
CDU: 8.3% (17)
PAN : 1.4% (1)
PS staat voor de socialistische partij, die haalt 4,3 procent meer dan in de vorige verkiezingen. De andere partijen die verkozenen hebben, bevinden zich ter linkerzijde van de socialisten. BE is het Linkse Blok, een partij vergelijkbaar met Syriza in Griekenland of Podemos in Spanje. Zij ging 5,2 procent vooruit, een verdubbeling van het aantal stemmen. De voornaamste component van de CDU is de communistische partij, die opkwam in coalitie met de Groenen. Zij won 0,4 procent. PAN is een partij voor milieu en dierenrechten. Alle linkse partijen zijn dus vooruitgegaan en Portugal a Frente is de enige rechtse partij in het Portugese parlement. Die partij is een samensmelting van alle traditionele rechtse partijen van Portugal. Je moet het maar vergelijken met wat het zou zijn als de liberalen , de katholieken, de N-VA en het Vlaams Belang in België zouden samensmelten tot éen partij. Dan slechts 38,6 procent halen is geen overwinning, maar een nederlaag. Rechts had vorige verkiezingen, toen het met twee partijen (PSD en CDS) opkwam nog een absolute meerderheid. In deze verkiezing verloor gecombineerd rechts 12 procent.
Solo slim van de president
In Portugal heeft de president eerder een ceremoniële functie zoals in Duitsland of Italië. Het presidentschap was overigens niet het voorwerp van deze verkiezingen. Dus bleef Cavavo Silva, lid van de grootste rechtse partij PSD, die functie uitoefenen. Maar éen belangrijke functie heeft de president wel: hij moet de formateur aanduiden, die belast is met de vorming van een regering. In eerste instantie gaf hij die opdracht aan Coelho. Dat was nog een logisch gevolg van de grondwet, die voorziet dat de leider van de grootste partij eerst aan de beurt moet komen. Toen bleek dat Coelho geen meerderheid in het parlement kon verzekeren viel de president echter volledig uit zijn rol. Hij begon de verkozenen in het parlement te berispen om toch geen regering te ondersteunen die Europa de rug zou toekeren en het vertrouwen zou verliezen van “de financiële instellingen, onze schuldeisers, investeerders en externe financiële markten”. Ondertussen waren besprekingen tussen de linkse partijen met succes afgerond en konden zij een regeringsprogramma voorstellen dat een meerderheid had in het parlement. Ondanks dat stelde de president Coelho aan als formateur voor de vorming van een minderheidsregering. Hij had blijkbaar gehoopt om parlementairen uit de rechtervleugel van de PS te overtuigen toch voor een PàF regering te stemmen. Tevergeefs: de rechtse regering Coelho werd gevormd en ingezworen, maar mocht al na een 11 dagen opstappen omdat ze de vertrouwensstemming verloor in het parlement. PS-voorzitter Antonio Costa was nu een duidelijke kandidaat voor de vorming van een meerderheidsregering. Toch treuzelde de president nog weken om hem aan te stellen als formateur. Uiteindelijk werd toch een regering ingezworen met ministers uit de Socialistische partij en enkele onafhankelijken. De Communistische partij en de het linkse blok steunen de regering zonder er zelf aan deel te nemen. Het regeringsakkoord verschilt op enkele belangrijke punten van het programma waarmee de PS de verkiezingen was ingegaan en dat een soort soberheid light bepleitte. Enkele voorbeelden: er zullen geen verdere besnoeiingen komen in de pensioenen, verhoging van de minimumlonen en van de lonen in openbare dienst, verlaging van de BTW, bescherming van de families tegen de inbeslagname van hun huis, verlaging van de kosten voor gezondheidszorg en het gratis maken van hulp in de spoeddiensten, stoppen of terug draaien van de privatisering van openbaar vervoer, water en afvalverwerking en het herinvoeren van vier nationale feestdagen, die werden afgenomen.
Een nieuw tijdperk?
Dit is allemaal uitzonderlijker dan men op het eerste zicht zou denken. Om te beginnen het gedrag van de president, dat nog eens bevestigt dat het kapitaal in Europa vindt dat verkiezingsuitslagen niet moeten worden nageleefd als ze niet stroken met het door hen gewenste beleid. Maar opvallend is ook dat de lokroep naar de PS geen resultaat had. Vlak na de verkiezingen toonde PS-voorzitter Costa nochtans bereidheid om te onderhandelen met de rechterzijde. Het is ook ongezien voor Portugal dat de socialistische en communistische partijen éen front vormen. Daar kan slechts éen verklaring voor zijn: de druk van onderuit was enorm groot om eindelijk komaf te maken met de rechtse besparingspolitiek. Linkse eenheid was de enige manier om dat te bekomen. Op elk moment was het duidelijk dat de basis van de linkse partijen en de bevolking in het algemeen actief tussenkwam. Het hoogtepunt kwam op 10 november toen de rechtse regering in het parlement de vertrouwensstemming verloor. Al lang voor de stemming was uitgesproken kwamen betogers van alle beroepen en uit gans het land samengestroomd in de straten die naar het parlement leidden. Het revolutionaire lied Grandola was weer overal te horen. Dat was het lied dat de revolutie van 1974 inzette. De betoging werd beëindigd met een zinderende Internationale.
De zogenaamde “anjerrevolutie” was ongetwijfeld hetgeen in het Europa van na de tweede wereldoorlog het dichtst kwam bij een socialistische revolutie. Zo ver zijn we natuurlijk nog lang niet, maar de tradities leven duidelijk verder.