De draconische maatregelen die de EU sinds de crisis van 2008 aan haar lidstaten oplegt, zijn allesbehalve in staat geweest een oplossing te bieden. Armoede en werkloosheid bereiken record hoogten, zeker in landen zoals Griekenland, Spanje en Italië. De ‘verzorgingsstaat' kwam overal onder druk te staan. Ook in België, waar de toestand nog niet zo dramatisch is als in Griekenland of Spanje, nemen de problemen toe.
Omdat de Europese integratie in de jaren '90 van de vorige eeuw en begin van dit millennium zo vlot liep, ontstond de illusie dat de Europese Unie geleidelijk in een federatie van staten zou ontwikkelen zoals de VS. Als gevolg van de uitbreiding van de wereldmarkt was er economische opgang. De voormalige USSR, Oostblok en China traden toe tot de wereldmarkt en er was een uitbreiding van kredieten (hetgeen de verschillende schuldencrises vanaf 2008 voorbereidde). De enorme economische crisis van 2008 was echter een enorme klap voor het 'Europese project', dat als gevolg in een politieke crisis terechtkwam.
De EU is een kapitalistisch project
Op basis van relatieve groei bracht men onderling zeer verschillende nationale economieën bijeen in de EU. In een crisissituatie komen de tegenstellingen tussen de verschillende kapitalistische klassen echter terug aan de oppervlakte. Nederland en Duitsland zijn export-georiënteerde landen met een hoge arbeidsproductiviteit. Op basis van Noord-Europees krediet konden zuidelijke Europese staten (die een veel minder kapitaalintensieve productie hebben) producten uit Nederland en Duitsland kopen. Iedereen leek er op vooruit te gaan en men sprak over Europese éénmaking.
Met het wegvallen van het krediet kwam er echter een einde aan dit model. In het bijzonder de euro werd in deze omstandigheden een grote last, omdat Zuid-Europese landen hun munt niet meer konden devalueren. De EU implementeerde vervolgens een nieuw model, dat van 'interne devaluatie', wrede bezuinigingen in alle lidstaten. De werkende klasse en middenklasse mochten de prijs betalen voor de crisis. Zelfs de matige voorstellen van de eerste Syriza-regering in Griekenland in 2015 werden verworpen. De ware aard van de EU werd duidelijk: een instantie in het gezamenlijke belang van de verschillende Europese heersende klassen, in de eerste plaats die van Duitsland en andere Noord-Europese landen.
De (voorlopige) pacificatie van het Griekse verzet maakte echter geen einde aan de crisis. Europese groei is zeer zwak en kan door een nieuwe wereldcrisis opnieuw omslaan in een recessie. In verschillende Europese landen zijn er 'anti-establishmentpartijen' in opkomst (zowel ter linker- als ter rechterzijde) die zich tegen de EU-instituties afzetten. De vluchtelingenstroom zou in een periode van groei geen groot probleem geweest zijn, maar in de huidige omstandigheden heeft het ertoe geleid dat de verschillende lidstaten hun verschillen uitvechten op de rug van de vluchtelingen. Het verdrag van Schengen is zo goed als waardeloos, nu overal 'tijdelijke' grenscontroles worden ingezet. Daarnaast ontwikkelen verschillende Oost-Europese lidstaten zich in semi-autocratische richting, zoals Hongarije en Polen. In Groot-Brittanië houdt men in juni een referendum rond het al dan niet afsplitsen van de Unie. Indien men beslist eruit te stappen zal de EU in een existentiële crisis terecht komen.
Voor een socialistische federatie van Europa
Alles wijst erop dat de crisis zal aanhouden en verdiepen en de desintegratie van de maatschappij zich zal voortzetten zolang een kapitalistische politiek blijft domineren. Deze omstandigheden zorgen anderzijds ook voor een opleving van de klassenstrijd en een polarisatie naar links en rechts. De kapitalistische aard van de EU is duidelijk. De behandeling van het Griekse volk door de Europese instanties heeft bewezen dat er van een 'sociaal Europa' geen sprake is en dat men op een bepaald moment in de klassenstrijd in conflict komt met de instanties van de EU.
Terug naar de natiestaat is echter een reactionair en utopisch idee. De EU en haar voorlopers zijn juist opgericht om haar beperkingen te overkomen. Hoewel het zeker nodig is om te vechten tegen het beleid van de EU, is het een illusie om te denken dat daardoor de soevereiniteit zou terugkeren. In feite heeft de bevolking onder het kapitalisme nooit soevereiniteit gekend, zelfs niet met algemeen stemrecht. De reden daartoe is dat de economische macht in handen is van grote banken en multinationals en de belangrijkste beslissingen over de toekomst van verschillende landen genomen worden in bestuurskamers van raden van commissarissen. Met of zonder EU-instanties maakt geen fundamenteel verschil.
Als de enorme (productie)capaciteit en rijkdom van Europa gekoppelde wordt aan een rationeel democratisch plan, in het belang van de behoeften van de Europese bevolking, kan de basis worden gelegd voor het oplossen van ieders problemen. De permanente bezuinigingspolitiek en de concurrentie tussen verschillende nationaliteiten en bevolkingsgroepen behoren dan tot het verleden.
Een Socialistische Verenigde Staten van Europa is een zaak die het waard is om voor te vechten. Schandalen zoals de Panama papers en belastingvoordelen waarmee verschillende lidstaten multinationals proberen te lokken zijn het zoveelste bewijs dat dit een Europa is dat gevormd wordt naar de behoeften van een minderheid van zeer kapitaalkrachtigen. Een sociaal Europa kan niet ontstaan uit hervorming van de huidige EU, maar enkel wanneer er in één of meerdere landen gebroken wordt met het kapitalisme en een socialistische regering een oproep doet aan de werkende bevolking van heel Europa. Dit was mogelijk geweest afgelopen zomer in Griekenland, maar het reformistische denken (binnen het kader van de EU en het kapitalisme) van de Syriza-regering leidde tot een capitulatie voor de bezuinigingspolitiek. Er zullen meer mogelijkheden volgen in de komende jaren, wanneer andere linkse regeringen aan de macht komen (bijv. Podemos-IU regering in Spanje, een Labour-regering onder leiding van Corbyn in Groot-Brittannië) en de crisis van het systeem zich verder ontwikkelt.