De Praagse Lente was een beweging met het potentieel om zich te ontwikkelen tot een politieke revolutie tegen de bureaucratie van de Communistische Partij (CP), mogelijk met verstrekkende gevolgen. Om deze reden is de Praagse Lente de afgelopen halve eeuw besmeurd door stalinisten, gecoöpteerd door liberalen en door beide partijen verdraaid.
Nu, vijftig jaar na de invasie van Tsjecho-Slowakije door de Sovjet-Unie en het Warschaupact in augustus 1968, moeten we opnieuw kijken naar wat er werkelijk is gebeurd, waarom, en wat we van die gebeurtenissen kunnen leren dat ons zal helpen in onze strijd voor socialisme.
Wat is er gebeurd?
De hoop op revolutionaire verandering kwam in Tsjecho-Slowakije en andere landen na de Tweede Wereldoorlog naar boven als gevolg van de nederlaag van het Nazisme en de omverwerping van het kapitalisme, als gevolg van de opmars van het Rode Leger. Maar deze hoop werd snel een teleurstelling, door de bureaucratische regimes die gevestigd waren naar de ideeën van Stalinistisch Rusland.
Het revolutionaire enthousiasme van de arbeiders mocht zich nooit uitdrukken in directe controle van de arbeiders over de nieuwe samenleving. Alle macht werd al snel geconcentreerd in de handen van de bureaucratie. Na enkele aanvankelijke successen werd de geplande economie al snel gehinderd door het gebrek aan echte arbeidersdemocratie.
Na jaren van bureaucratisch wanbeheer, brachten de vroege jaren zestig een diepe crisis voor de geplande economie in Tsjecho-Slowakije. De resulterende ontevredenheid vond haar eerste uitdrukking in 1967 bij de intellectuelen en academici van de Schrijversvakbond en later bij de studenten. In 1968 sloten de arbeiders zich aan.
De regerende CP-bureaucraten waren verdeeld over hoe om te gaan met deze situatie. Een machtsstrijd in de laatste maanden van 1967 leidde tot het afzetten van Antonín Novotný als eerste secretaris van de partij in januari 1968. Alexander Dubček, de vertegenwoordiger van de hervormingsgezinde vleugel van de bureaucratie, nam zijn plaats in.
De voorgestelde economische, sociale en politieke hervormingen van Dubček waren maar timide, maar het was voldoende om de massa's in beweging te zetten. De verdeeldheid in de bureaucratie en de hervormingsvoorstellen openden de sluizen van politieke discussie en deelname, aan een geheel nieuwe laag in de samenleving.
Arbeidersraden werden er opgericht; de censuur stortte in; en resoluties van vakbonden en CP-afdelingen die de arbeidersdemocratie binnen de geplande economie eisten, stroomden vanuit alle hoeken van het land naar Praag. De voorstellen van Dubček begonnen een eigen leven te leiden en de bureaucratie verloor snel de controle over de situatie.
Ondertussen ging de houding van Moskou van achterdocht naar regelrechte paniek. Leonid Brezjnev, de Sovjet-leider, was bang dat als er in Tsjecho-Slowakije te veel concessies zouden worden gedaan, dit de massa in andere Oost-Europese landen zou kunnen inspireren om vergelijkbare bewegingen op te zetten, waardoor de positie van de bureaucratie zou worden bedreigd. Hij vreesde ook dat deze beweging het Warschaupact tussen Oost-Europese landen tegen de NAVO zou destabiliseren.
In de nacht van 20 op 21 augustus 1968 rolden tanks van het Warschaupact Tsjecho-Slowakije binnen. Dubček bood geen weerstand en droeg de massa op ook geen weerstand te bieden. Hij werd naar Moskou gebracht, waar hij ermee instemde om zijn hervormingen terug te draaien.
Tegen het voorjaar van 1969 was het proces van 'normalisatie' aan de gang. Dubček schrapte zijn voorgestelde hervormingen en op 17 april 1969 kwam een einde aan zijn positie. Hij werd vervangen door Gustáv Husák die in 1970 de staat en de CP zuiverde van ongeveer een derde van alle ambtenaren, gericht op iedereen die zelfs maar de kleinste sympathie had voor de ideeën van Dubček. Hiermee werd het proces van 'normalisatie' voltooid.
Waar ging het precies mis?
De Tsjechoslowaakse samenleving na de oorlog was gebaseerd op een geplande economie. Maar dit was geen gezonde socialistische planeconomie. Ze was opgericht en werd beheerd in het beeld van de USSR. De economie was gepland in het belang van de CP-bureaucratie, niet de arbeiders.
De top-down benadering van het plannen van de economie zat vol met tegenstrijdigheden. De staatsbureaucraten konden hun eigen bekrompen belangen boven die van gewone mensen stellen. Er vond veel corruptie plaats.
Zonder democratische arbeiderscontrole over de economie, bezweek de samenleving aan de inefficiëntie en corruptie die dit systeem creëerde. De groei in Tsjecho-Slowakije daalde tot 1% in 1962 en 0% in 1964.
In plaats van een internationaal geplande economie in het Oostblok te ontwikkelen, ontwikkelde zich een nationale economie met een eigen industrie. Dit zorgde voor een grote onbalans in de economie, waarbij veel meer in de zware industrie werd geïnvesteerd dan in consumptiegoederen. Vanwege dit lage investeringsniveau waren de geproduceerde consumptiegoederen van zo slechte kwaliteit, dat ze niet op de wereldmarkt konden worden verkocht.
Wanneer het aankomt op de arbeidersraden, in 1968 kwam dit vraagstuk bovenaan te staan. De Tsjechoslowaakse arbeidersklasse had, in tegenstelling tot de arbeiders in sommige andere Oost-Europese landen, rechtstreeks deelgenomen aan de introductie van hun geplande economie.
Een eis om de arbeidersraden te ontwikkelen tot politieke organen van arbeiderscontrole over de economie en de samenleving, had de basis kunnen zijn voor een socialistische politieke revolutie tegen de bureaucratie.
Helaas werd het idee om de arbeidersraden te verbinden, met een vraag naar arbeiderscontrole over de economie en de samenleving, niet duidelijk en bewust uitgedrukt. Ideeën over de rol van de raden bleven hierdoor verward en ze brachten de massa van de arbeidersklasse niet naar een hoger stadium van ontwikkeling.
Wat kunnen we leren van de Praagse Lente?
Het marxisme is wat wij noemen, het geheugen van de arbeidersklasse. Er zijn veel lessen uit de gebeurtenissen in de Praagse Lente. Deze gebeurtenissen leren ons dat de strijd voor het socialisme een strijd moet zijn voor democratische arbeiderscontrole over de economie en de samenleving, met een economie die gepland wordt naar de behoeften van de werknemers, niet voor de bureaucraten.
Dit betekent dat de arbeidersklasse alleen op hun eigen kracht moeten vertrouwen om een socialistische samenleving te bereiken. De Praagse Lente laat zien dat er behoefte is aan een marxistisch leiderschap, dat moet bestaan uit mensen die de lessen hebben geleerd uit de geschiedenis van de arbeidersklasse.
Alle ingrediënten waren aanwezig voor een politieke revolutie die zich 50 jaar geleden in Tsjecho-Slowakije had ontwikkeld, maar er was niemand die bewust voor een dergelijke revolutie streed. Was er in 1968 een georganiseerde marxistische organisatie aanwezig in Tsjecho-Slowakije, dan zou de geschiedenis van dat land, van het hele Oostblok en van de wereld er heel anders uit kunnen zien. Het bouwen van dat georganiseerde marxistische leiderschap in elk land over de hele wereld is vandaag de dag net zo'n belangrijke taak als 50 jaar geleden.