De laatste etappe van het bezoek van Alan Woods aan Cuba voerde naar Santiago de Cuba, in het oosten van het eiland. Vele lokale bewoners wezen ons er op dat de revolutionaire tradities van Santiago hun gelijke niet kennen op Cuba. Alle revolutionaire volksopstanden hadden deze stad als vertrekpunt, waardoor ze terecht de bijnaam “heroïsch” verdient. De meetings waren hier georganiseerd op initiatief van de universiteitsprofessor Frank Josué Solar, van de faculteit Sociale Wetenschappen van de Universidad de Oriente. Ze hadden de officiële steun van de faculteit en haar departementen Filosofie, Geschiedenis en Marxisme.
Een stad met een trotse revolutionaire traditie
We kwamen op 14 februari aan in Santiago, waar we op de luchthaven werden verwelkomd door de vice-decaan van de faculteit. In de namiddag was er een rondrit door de stad, met onder meer een bezoek aan de begraafplaats Santa Ifigenia, met het mausoleum José Marti en de graven van Frank en Josué Pais.
José Marti (1853-1895) was Cuba’s grootste strijder voor onafhankelijkheid en hij gaf duidelijk het sociale karakter van die onafhankelijkheidstrijd weer in zijn beroemde versregels “Con los pobres de la tierra / quiero yo mi suerte echar” (Met de armen van de aarde / wil ik mijn deel bijdragen).
Frank Pais (1934-1957), een zogenaamde santiaguero (iemand afkomstig van Santiago), was de voornaamste leider van de stedelijke ondergrondse Beweging van 26 juli. Zijn machtig ondergronds netwerk organiseerde de opstand van 30 november 1956 in Santiago, die moest samenvallen met de landing van de Granma-expeditie. Hij werd gedood door agenten van Batista op 30 juli 1957, op 23-jarige leeftijd. Heel Santiago de Cuba betuigde hem eer door een spontane algemene staking, die de hele stad lam legde en vele duizenden namen deel aan de begrafenisoptocht, waardoor de politie en het leger gedwongen werden zich terug te trekken in hun kazernes.
De eerste bijeenkomst werd gehouden in de ochtend van 15 februari op de Mella-campus van de universiteit. Julio Antonio Mella (1903-1929) was een van Cuba’s uitmuntende revolutionairen en een van de meest vooraanstaande marxisten van Latijns-Amerika. Hij was mede-stichter van de Cubaanse Communistische Partij in 1925 en verdedigde steeds een standpunt van onafhankelijkheid van de klasse en van het verbinden van de strijd voor nationale bevrijding met de strijd voor internationaal socialisme. Dit standpunt werd later door de partij afgezworen toen de Mensjewistische politiek van Stalin van de “twee stadia” en steun voor de zogenaamde “progressieve burgerij” werd ingevoerd. Dit leidde ertoe dat de CCP dictator Batista steunde en zelfs ministerposten innam in diens eerste regering. Tijdens een reis naar Moskou in 1927, als afgevaardigde op het Vierde Congres van de Rode Internationale van vakbonden, ontmoette hij Andrés Nin, die toen lid was van Trotski’s Linkse Oppositie. Mella sloot zich aan bij de ideeën van de Linkse Oppositie en herbevestigde zijn eigen visie op de rol van de arbeidersklasse, als enige garantie op het succes van de nationale bevrijdingsstrijd, in zijn boek “Wat is de ARPA?”. Nadat hij op 10 januari 1929 (slechts 26 jaar oud) in Mexico werd vermoord, gingen zijn vrienden en kameraden in de Mexicaanse Communistische partij verder door de uitbouw van de Linkse Oppositie in die partij.
Voorstelling van de “Venezolaanse Revolutie”
De meeting op de Mella-campus werd bijeengeroepen om het boek van Alan Woods “De Venezolaanse Revolutie – Een marxistisch perspectief” aan het publiek voor te stellen. Het werd onlangs in het Spaans uitgebracht door de Friedrich Engels Stichting [de uitgeverij van onze Spaanse organisatie, nvdr.]. De meeting werd bijgewoond door een vijftigtal mensen en werd voorgezeten door Diana Sedal, decaan van de faculteit voor Sociale Studies. Frank José Solar, docent aan de faculteit, introduceerde Alan Woods en zijn boek aan het publiek. Hij benadrukte dat Alan “niet slechts als een intellectueel schrijft, maar als een actieve deelnemer aan de revolutionaire strijd, als een van de leidende figuren in de International Marxist Tendency (IMT), die nu in meer dan dertig landen actief is”. Frank verklaarde Alans interesse voor en deelname aan de Venezolaanse Revolutie en hoe hij de oprichter was van de campagne “Handen af van Venezuela” in 2002.
Frank wees er ook op dat Alan en de IMT pal achter de verdediging van de Cubaanse Revolutie bleven staan, zelfs ten tijde van de executie van de kapers in 2003, toen vele voormalige “vrienden van Cuba” zich aansloten bij het huichelachtige gejammer en geweeklaag van de imperialisten. Frank zei: “Op dat ogenblik schreven Alan Woods en Roberto Sarti een artikel Cuba: executies en repressie – een klassenstandpunt, waarin ze hun verdediging van de Cubaanse Revolutie duidelijk maakten.”
“Wat in het boek opvalt is dat Alan voortdurend het idee naar voor heeft geschoven dat de beste manier om het Venezolaanse revolutionaire proces te ondersteunen is om vooruit te gaan naar het socialisme”, stelde Frank en hij vulde aan dat dit het standpunt van Alan was geweest, “zelfs vooraleer Hugo Chavez zijn memorabele speech hield op het Wereld Sociaal Forum, waarin die stelde dat socialisme de enige weg voorwaarts is.” “De rol van de revolutionaire intellectueel is niet om achter de feiten te hollen, maar om te trachten de gebeurtenissen te becommentariëren en voorstellen te doen om ze vooruit te helpen, en het is duidelijk dat de Cubaanse Revolutie zichzelf alleen kan consolideren door antikapitalistische maatregelen te treffen”, voegde hij er nog aan toe.
In zijn zeer nauwgezette inleiding benadrukte Frank tevens “dat het onmogelijk is een revolutie te consolideren in afzondering, socialisme kan uiteindelijk alleen overwinnen als wereldwijd systeem”. In zijn commentaar op de ideeën van Chavez over “socialisme in de 21ste eeuw” zei Frank dat we moeten leren van de ervaringen uit het verleden, en dat we moeten “drinken van de bronnen”: “socialisme kan alleen gebaseerd zijn op democratie en directe betrokkenheid van de werkende klasse.” Hij illustreerde dit verder met het voorbeeld van de ervaring van de arbeiderscontrole in Venezuela: “ In Inveval nemen de arbeiders in massameetings de beslissingen, zij zijn geen kapitalistische aandeelhouders.”
Onder de vele punten die Alan in zijn toespraak aanhaalde, benadrukte hij: “Bolivar vocht voor de integratie van het continent, maar 200 jaar later is aangetoond dat dit niet kan onder het kapitalisme . de oligarchie en de kapitalisten hebben Bolivar verraden en hebben het continent gebalkaniseerd onder imperialistische slavernij gehouden Er zouden grenzeloze mogelijkheden zijn voor een verenigd Latijns-Amerika onder een socialistische economie en dit zou een eerste stap zijn naar een socialistische wereldfederatie.” “Het huidige proces van verheviging van de klassenstrijd in Latijns-Amerika is heel belangrijk voor Cuba, omdat het de mogelijkheid biedt de isolatie te doorbreken”, stelde hij nog.
Alan antwoordde ook diegenen in Europa en elders die betwijfelen of er in Venezuela een revolutie aan de gang is door te citeren uit “een boek dat Che Guevara tijdens zijn Boliviaanse guerrilla-expeditie in zijn rugzak meedroeg, namelijk Trotski’s “Geschiedenis van de Russische Revolutie”, waar in de inleiding een revolutie beschreven wordt als dat moment waarop de massa’s beginnen deel uit te maken van de geschiedenis”. Tot slot benadrukte Alan Woods dat de revolutie in Venezuela niet zal voltooid worden tenzij een radicale onteigening van de kapitalistische klasse wordt doorgevoerd. Hij waarschuwde ook voor de gevaren van een “halve revolutie” die zou kunnen leiden tot demoralisatie bij de massa’s.
Er waren een aantal bijdragen in de discussie door docenten en studenten, die allemaal vertelden dat ze heel tevreden waren over de bijeenkomst. Een van hen vroeg of de uitspraken over het socialisme van de 21ste eeuw geen manier was om te zeggen dat “er socialisme kan zijn zonder socialistische revolutie”. Alan antwoordde door te stellen dat de uitspraak door verschillende mensen op verschillende manier wordt geïnterpreteerd: “Voor Chavez betekent het duidelijk socialisme zonder bureaucratie, maar er zijn anderen die elke verwijzing naar socialisme willen wegmoffelen. Het is duidelijk dat de uiteindelijke afloop van de revolutie zal beslist worden door een interne klassenstrijd binnen de Bolivariaanse Beweging. De fundamentele taak van Venezolaanse marxisten van de Revolutionaire Marxistische Stroming (CMR) is om deel te nemen aan de beweging en om bij elk keerpunt uit te leggen wat er nodig is. Chavez wees op het gevaar van de bureaucratie voor de revolutie”, en Alan benadrukte dat “de enige manier om de bureaucratie te bestrijden is door de directe controle op de leiding door de basis van de arbeiders en boeren.”
Voorstelling van “Rede in Opstand”
In de namiddag was er een andere bijeenkomst. Dit keer ging die door in open lucht, naast de bibliotheek op de grootste universiteitscampus. De kameraden vertelden ons dat het in de zaal op de eerste verdieping was dat de eerste zitting van de Revolutionaire Regering was doorgegaan, na de overwinning in januari 1959, en hoe de eerste regering bevolkt was met burgerlijke figuren, die stilaan de regering de rug toekeerden toen de revolutie een meer radicaal karakter aannam.
In aanwezigheid van bijna honderd studenten en docenten sprak Alan voor een begeesterd publiek over dialectiek en hoe die relevant is voor de moderne wetenschap. Hij benadrukte dat dialectiek niets te maken heeft met de stalinistische karikatuur die ervan wordt opgevoerd in de Sovjethandboeken over het zogenaamde “Dialectisch Materialisme” (DiaMat). Sommige aanwezigen merkten na afloop op hoe aangenaam verrast zij waren te ervaren dat het mogelijk was de jonge generatie studenten echt te interesseren voor de ideeën van het marxisme, en hoe ver verwijderd de inleiding van Alan was van het droge en duffe “marxisme” dat al zo lange tijd in Cuba wordt onderwezen.
De bijeenkomst was een succes en er werden 33 exemplaren van de Cubaanse uitgave van “Rede in Opstand” verkocht, evenals 20 stuks van “De Venezolaanse Revolutie”.
De volgende dag brachten we vooraleer terug te keren naar Havana een bezoek aan de Moncadakazerne. Die is nu ingericht als een museum, waar wordt getoond hoe een dappere groep jonge revolutionairen in 1953 de kazerne aanvielen, in een mislukte poging wapens te verdelen onder de bevolking voor hun strijd tegen de dictatuur van Batista.
We zouden tot slot de universiteit en vooral de decaan van de faculteit Sociale Studies willen danken voor hun vriendelijke uitnodiging en warm onthaal.
Lees ook: