Op 7 februari vonden in Haïti de eerste verkiezingen plaats sinds de staatsgreep tegen Aristide twee jaar geleden. Hoewel het land sindsdien schijnbaar stevig wordt gecontroleerd door de imperialisten, konden ze niet voorkomen dat de kandidaat van het volk, Préval, een absolute meerderheid binnenrijfde. Daarom probeerden ze via grootschalige verkiezingsfraude toch nog de overwinning weg te kapen. Daarbij onderschatten ze echter de woede van de massa’s.
Nochtans hoopten de imperialisten met deze verkiezingen op ‘democratie’ en ‘stabiliteit’ in Haïti. Deze stabiliteit wensen ze uiteraard niet voor de rust van de Haïtiaanse bevolking, wel voor het creëren van een ‘gunstig klimaat’ voor investeerders. Er was maar één probleem, één ‘klein’ obstakel dat deze stabiliteit in de weg stond: de Fanmi Lavalas-partij en de massa’s die deze partij steunen.
Twee jaar geleden hadden ze dat probleem opgelost, althans dat dachten Washington en de Haïtiaanse heersende klasse. Allereerst werd president Aristide in 2004 verbannen uit Haïti door een Amerikaanse invasie, gevolgd door een bezettingsmacht van de Verenigde Naties (dat zogezegde instrument van de democratie). Daarna werden de andere kopstukken van de partij zoals priester Jean-Juste en folkzanger So Anne in de gevangenis gestoken. Vervolgens ontketenden de VN-troepen samen met de Haïtiaanse politie en paramilitaire groepen bloedige razzia’s in de sloppenwijken van Bel Air en Porte au Prince, waarbij honderden, mogelijk duizenden, mensen om het leven kwamen. Deze wijken zijn de bolwerken van de bij de armen en arbeiders zo populaire partij Lavalas. Veel leden en potentiële leiders kwamen om het leven en de partij bleef verweesd en leiderloos achter.
De meningen waren verdeeld binnen de beweging. Een belangrijk deel vond dat er niemand van hen moest deelnemen aan de verkiezingen en waren zelfs voorstander van een verkiezingsboycot totdat het politieke geweld tegen Lavalas zou ophouden. Een ander deel zag wel graag een presidentskandidaat uit hun partij verschijnen en schoof priester Jean-Juste naar voren als kandidaat. Aangezien deze echter veilig in de gevangenis zat, mocht hij niet deelnemen aan de verkiezingen. Het leek erop dat de imperialisten en de Haïtiaanse heersende klasse op hun beide oren konden slapen en rustig hun mannetje naar voren konden schuiven.
Lange rij kiezers |
Maar op het laatste nippertje – tot groot ongenoegen van de imperialisten en de heersende elites – kondigde René Préval aan dat hij zou opkomen voor president. Hij nam deze beslissing nadat duizend boeren bij hem waren geweest en aandrongen op zijn deelname. Dit illustreert dat Préval veel steun heeft onder de Haïtiaanse bevolking. Lavalas zette zich rond hem en riep op om voor hem te stemmen.
Wie is René Préval?
Préval is een voormalige bondgenoot van Aristide en was eerste minister tijdens zijn eerste ambtstermijn. Juist door die associatie met Aristide stemde het volk massaal op hem. In zijn campagne beloofde hij nieuwe banen, verbetering van het onderwijs en het ontwapenen van de bendes in de sloppenwijken. De imperialisten krijgen het benauwd bij het horen van zijn naam. Hoewel Préval al lang geleden gebroken heeft met Aristide, vrezen ze dat hij hetzelfde beleid zal voeren en de verbannen president mogelijk zal terughalen. Ze hebben hem dan ook op een beleefde en subtiele manier duidelijk gemaakt dat als hij dit doet, hem hetzelfde lot beschoren is.
Préval was al president van Haïti van 1996 tot 2001. Hij volgde Aristide op nadat die in 1994 via een Amerikaanse invasie opnieuw aan de macht was gebracht. Tegen dan had Aristide zijn vroegere linkse idealen verlaten en aan de imperialisten beloofd om de neoliberale koers te volgen die het IMF voor hem had uitgestippeld. In een vroeger artikel verklaarden we dit aldus:
“In 1990 trad Jean-Bertrand Aristide naar voren, een voormalige priester die onder invloed stond van de ‘bevrijdingstheologie’. Hij behaalde een klinkende verkiezingsoverwinning met een programma gebaseerd op beloften voor grote sociale hervormingen. En zo beloofd, zo gedaan. Hij pakte de drugshandel succesvol aan, riep een halt toe aan de plundering van de schatkist en verminderde de bureaucratie, een overblijfsel van de dictatuur, met 20 procent. Hoewel het geen socialistische hervormingen waren, bleken ze voor de heersende klasse toch te zwaar door te wegen. Acht maanden na de verkiezing van Aristide werd Haïti dan ook getrakteerd op een traditionele coup. Het democratische avontuurtje van de Haïtiaanse bevolking was voorbij.”
“Koerswijzigingen in het buitenlandse beleid van de Verenigde Staten hebben vaak een enorme impact op de landen die onder Amerikaanse invloed staan. Clintons ‘Democraten’ hadden begrepen dat de openlijke steun aan dictators die Amerikaanse belangen verdedigen, enerzijds ineffectief was (dictators bleken onbetrouwbaar) en anderzijds een slecht beeld schiep over de VS in het buitenland, in het bijzonder bij de Europese bondgenoten. Maar wat ze vooral wilden vermijden was dat de verdrukte volkeren in opstand zouden komen tegen hun dictators en daarbij niet alleen de politieke verdrukking, maar ook de verdrukking van het kapitalisme zouden verwerpen, zoals bij de revolutie van de sandinisten in Nicaragua. Daarom werd vanaf de jaren ’80 geopteerd voor het installeren van schijndemocratieën. De illusie van het volk in de burgerlijke democratie en het gemak waarmee men zijn invloed erop kon uitoefenen via politieke carrièristen van de heersende klasse van het betreffende land en via het IMF, Wereldbank, de VN en andere internationale instellingen waaraan burgerlijke regeringen onderworpen zijn, openden voor de VS een nieuw tijdperk in zijn buitenlands beleid.”
“Bijgevolg leek het de Clinton-administratie een goed idee om Aristide weer aan de macht te brengen, wat gebeurde met een nieuwe invasie in 1994: Operation Restore Democracy. Tegelijkertijd beseften ze dat ze niet volledig op Aristide konden rekenen voor de uitvoering van hun neoliberale ideeëngoed, dus besloten ze dubbelspel te spelen. Hoewel Aristide weer president werd, steunde men via het gebruikelijke achterpoortje, de CIA, de groeperingen en conservatieve klasse die achter de laatste coup zaten. Langzamerhand werd duidelijk dat het voltrekken van de schijndemocratie zijn sluitstuk zou vinden in nieuwe verkiezingen, waarbij het kabinet van Clinton hoopte, vooral via financiële steun, de conservatieve neoliberale kaste, nu gegroepeerd in de partij Convergence Democratique, aan de macht te helpen. In tussentijd zouden ze de druk op Aristide zo hoog mogelijk houden en hem doen inschikken met de Amerikaanse belangen.”
“De ware aard van Aristide, een zwakke sociaal-reformist, bleek bij het aanvaarden van wat hem opgelegd werd. Hij liet zijn strijdvaardige retoriek vallen, vergat zijn geplande hervormingen en schikte zich naar de belangen van de VS. Hij aanvaardde wat de Wereldbank en het IMF hem oplegden en verraadde de arbeiders en boeren van Haïti. De angst om in diskrediet te komen bij zijn redders was groter dan de druk van het ongeorganiseerde volk. Het belangrijkste op dat moment was dat hij weer aan de macht was en hij die positie zo lang mogelijk moest behouden.”
Aristide stond onder enorme druk van het IMF, de Verenigde Staten en de Wereldbank. Maar ook al was de druk langs imperialistische zijde enorm groot, toch ging hij maar halfweg dankzij de druk van de massa’s. Toen Préval dan in ’96 aan de macht kwam begon hij direct met de tweede helft van de IMF-maatregelen, waaronder het afschaffen van de oliesubsidies. Eigenlijk kwam het erop neer dat hij in de running was gebracht om het vuile werk op te knappen. De harde neoliberale maatregelen die Préval doorvoerden zette kwaad bloed bij de Haïtiaanse bevolking en binnen de Lavalas-partij. Dit leidde tot een splitsing en dus ook tot een breuk tussen Aristide en Préval. Aristide schoof de neoliberale afbraak volledig in de schoenen van Préval.
Daardoor kon Aristide in 2000 opnieuw aan de macht komen met een overweldigende meerderheid tijdens de verkiezingen. Langs de ene kant zette hij de privatiseringen verder, maar langs de andere kant probeerde hij de massa’s te behagen met allerlei sociale maatregelen die de levensstandaard van de armen en de arbeiders wat verbeterde. Hij bouwde nieuwe scholen (tussen 1996 en 2003 werden er meer scholen gebouwd dan tussen 1804 en 1996) die toegankelijk waren voor iedereen. Hij startte een alfabetiseringscampagne die op zeer korte tijd het analfabetisme onder de arbeiders en de armen terugdrong van 85 procent naar 55 procent. Ook sloot hij overeenkomsten met Chavez en Castro. Cuba stuurde 800 artsen naar Haïti om een nationaal gezondheidsprogramma uit te bouwen en om te helpen bij het bouwen en restaureren van ziekenhuizen. Venezuela verkocht olie onder de marktwaarde aan Haïti. Ze begonnen te praten over een regionaal handelsblok, tot groot ongenoegen van de Verenigde Staten. Dit deed de deur dicht, Aristide moest weg. De massa’s waren wel kwaad over de privatiseringen die Aristide doorvoerde, maar langs de andere kant waren ze ook blij met de sociale verworvenheden die ze verkregen hadden dankzij hem. Dit verklaart de loyaliteit van het volk aan Aristide. En nu ook de loyaliteit aan Préval, want wat hij in het verleden ook gedaan heeft, de massa’s zien hem nog altijd als de bondgenoot van Aristide.
Gewapende bendes of het georganiseerde volk?
De Haïtiaanse heersende klasse is natuurlijk furieus. Zij wilden via controle over het staatsapparaat de laatste restjes van verzet in bloed smoren. Dat was duidelijk de mening van de twee andere ‘kanshebbers’ bij de verkiezingen, Charles Baker en Leslie Manigat, die opriepen voor een “harde aanpak van de bendes”. Charles Baker is de eigenaar van een sweatshop en een leider van de Groep van 184, die mee de coup tegen Aristide organiseerde. De voormalige president Leslie Manigat is dan weer de favoriet van de imperialisten.
Hoewel er 33 kandidaten waren, waren er eigenlijk maar drie noemenswaardige kandidaten: Préval, Manigat en Baker. Aanvankelijk wezen de peilingen uit dat Préval zou winnen met 30 procent, maar dat de andere twee nog kans maakten. Op het laatste zetten de armen echter alles op alles om zoveel mogelijk mensen te mobiliseren voor Préval. Mensen stonden in ellenlange rijen ondanks het feit dat de stembureaus ver verwijderd waren van de arme wijken. Bij de eerste bekendmakingen haalde Préval 63 procent, Manigat 12 procent en Baker 7 procent. Met deze resultaten was er geen tweede stemronde nodig, want Préval haalde een absolute meerderheid, zelfs 13 procent meer dan nodig is om de overwinning in de eerste stemronde te behalen.
Onmiddellijk begon de rechterzijde te roepen dat er fraude was gepleegd in de verkiezingen, terwijl de stemming nota bene volledig gecontroleerd werd door hun imperialistische vrienden van de bezettingsmacht! In de loop van de week daalde het verkiezingsresultaat van Préval zogezegd van 63 procent naar 48,7 procent, wat net te weinig is om in de eerste stemronde te winnen. Het volk doorzag evenwel die openlijke manipulatie van de telling. Op een stort werden duizenden halfverbrande stembiljetten gevonden waar Préval was aangeduid. Tegen de dag dat de officiële verkiezingsresultaten bekend gemaakt zouden worden, kwamen de massa’s in grote getale op straat. Ze liepen door de straten, trokken posters af van de andere kandidaten en riepen slogans als: “de regering probeert de verkiezingen te stelen van de armen” en “de revolutie gaat beginnen”. Uit angst voor die opstand heette het ineens dat Préval toch meer dan 50 procent had verworven. Dat was de enige manier om de massa tot bedaren te brengen. Bovendien konden de imperialisten zo vervelende vragen over fraude ontwijken.
VN-soldaten verhinderen kiezers |
Door hun mobilisatie hebben de massa’s dus de staatsgreep van twee jaar geleden uiteindelijk teruggeslagen. Hoewel de regering van Bush schoorvoetend Prévals overwinning heeft toegegeven, mopperen ze over de “overwinning van Aristide” en “Aristidisme zonder Aristide”. De editorialen van de Amerikaanse kranten klagen over de verspreiding van links ten zuiden van hun grenzen en verwijzen regelmatig naar het gevaar van een gelijkaardige linkse verkiezingsoverwinning van Lopez Obrador in Mexico. De imperialisten kunnen echter niet anders dan tijdelijk de nederlaag toegeven. Nu proberen ze op Préval te wegen en hem te dwingen het neoliberale beleid verder te zetten.
Maar de massa’s van Haïti zijn opgestaan en hebben hun lot in eigen handen genomen. Ze hebben gevoeld dat ze door gemeenschappelijke actie kunnen winnen en zullen dus verder hun stempel op de maatschappij drukken. De mobilisatie mag niet stoppen na deze overwinning. We zien hier het begin van een revolutionair proces zoals dat van Venezuela.
Het heeft al een weerklank in andere Latijns-Amerikaanse landen, te beginnen bij de landen die onder de vlag van de VN bezettingstroepen in Haïti stationeren, zoals Brazilië, Chili en Argentinië. De bezettingstroepen van deze landen met zogenaamd linkse regeringen worden op het thuisfront steeds meer in vraag gesteld. Urano Teixeira da Matta Bacellar, de Braziliaanse generaal aan het hoofd van de VN-troepen, pleegde begin 2006 nog zelfmoord vanwege de druk om harde actie te ondernemen tegen de arme wijken. Het wordt steeds duidelijker dat de VS het vuile werk willen laten opknappen door centrum-linkse regeringen van Zuid-Amerika om zo achteraf de schuld in hun schoenen te kunnen schuiven. De imperialisten kunnen en willen geen echte ‘democratie opbouwen’. De massa’s moeten zelf hun democratie opleggen.