De Algemene Centrale Antwerpen-Waasland heeft door haar tussenkomst over Venezuela op het ABVV-congres de aandacht van veel basismilitanten voor het eerst op de Bolivariaanse Revolutie gevestigd. Daarom interviewden we Bruno Verlaeckt, voorzitter van de AC Antwerpen-Waasland, over wat hen ertoe bracht een lans te breken voor dit Latijns-Amerikaanse land.
Jullie hebben met De Algemene Centrale Antwerpen-Waasland enkele weken geleden mee een solidariteitsdag voor Venezuela georganiseerd. Voor het congres van het ABVV hebben jullie samen met ACOD Limburg ook een motie over Venezuela ingediend. Vanwaar die interesse in Venezuela als syndicalist?
Wij zijn zelf als afdeling al enkele jaren bezig met internationale solidariteit. In het verleden bleef dit vaak beperkt tot veel woorden en weinig daden. We schaarden ons wel dikwijls achter grote internationale campagnes die het ABVV op touw zette, maar we merkten dat de directe betrokkenheid van basismilitanten redelijk beperkt was. We discussieerden daar wel over op een vergadering met de militanten, maar het bleef daartoe beperkt.
We zijn dan op vraag van de nationale AC, die een project had met Colombia, twee keer naar Colombia geweest. Waarom vroeg de AC federaal dat aan onze afdeling? In eerste instantie omdat je hier in Antwerpen een bijzonder grote cluster petroleum- en chemiebedrijven hebt. De petroleum die in Antwerpen geraffineerd wordt, wordt waarschijnlijk ook voor een stuk in Latijns-Amerika ontgonnen. Dus in die zin was er een duidelijk aantoonbare band tussen de basismilitanten in Antwerpen en de basismilitanten in Latijns-Amerika die dagelijks ook werken in dezelfde sector. We zijn dan een aantal keren naar Colombia gegaan. Ikzelf ben daar twee keer geweest in 2004. Waarom Colombia? Colombia is het gevaarlijkste land ter wereld om syndicalist te zijn. Er is een absolute nood aan ondersteuning, zowel op logistiek vlak als op inhoudelijk vlak voor de Colombiaanse vakbonden.
Toen ik daar in Colombia was, heb ik zelf ook ondervonden – gelukkig niet aan den lijve – wat het is om daar syndicalist te zijn. Maar ik heb tegelijk gezien welke hoop er in Colombia wordt gesteld op het project van Venezuela. We zijn daar naar verschillende vergaderingen geweest. We hebben contact gehad met basismilitanten. En er is toch een anekdote die ik wil vertellen. Ik was op een groot volksfeest in de hoofdstad Bogota. Daar liepen mensen rond met T-shirts en affiches met daarop drie prominente figuren. Ten eerste uiteraard Che Guevara, ten tweede Simon Bolivar maar ook Hugo Chavez. De hoop die daar in Latijns-Amerika leeft voor een ander model in plaats van het neoliberale, Amerikaanse model, die hoop wordt grotendeels gevoed dankzij of door het project van Hugo Chavez in Venezuela.
Enerzijds hebben we dus het project met Colombia waar we proberen de situatie voor syndicalisten en andere progressieve organisaties te verbeteren door de vakbonden te ondersteunen. Maar als je zegt dat het slecht gaat in Colombia, dat dit een voorbeeld is van hoe het niet moet, moet je tegelijk ook kunnen zeggen hoe het wel zou kunnen. In 1973 hebben de progressieve krachten in Latijns-Amerika een enorme dreun gekregen door de overwinning van Pinochet in Chili, het project van de Sandinisten in Nicaragua is eind jaren ’80 slecht afgelopen, na de val van de Berlijnse Muur volgde een crisis in Cuba. Heel lang is er geen nieuwe hoop geweest voor de mensen in Latijns-Amerika. Nu met de regering van Chavez terug wel. Waarschijnlijk met al zijn beperkingen, maar wat wij daarover lezen en vooral de getuigenissen die wij krijgen van de mensen ter plaatse, bevestigen dit. We kunnen zeggen dat de basisfilosofie van hetgeen wij als syndicalisten altijd hebben nagestreefd, namelijk dat de natuurlijke rijkdommen van een land aangewend zouden moeten worden voor sociale voorzieningen voor de mensen van het land, die basisfilosofie wordt in Venezuela vervuld. In die zin vinden wij het dus belangrijk om ook met onze basismilitanten hier daarover te discussiëren. Natuurlijk is dat niet altijd een voor de hand liggende oefening. Ik denk dat dat land ongeveer 10.000 kilometer van hier ligt. De manier waarop het in de pers komt is dikwijls onvolledig of verkeerd. Mensen krijgen hun informatie hier via de populaire media die Chavez dan, zoals Bush dat doet, vergelijken met de eerste de beste dictator. Dat beeld proberen wij bij te stellen.
Onze interesse komt dus ten eerste vanuit de hoop die Venezuela en het project van Chavez uitstralen naar Latijns-Amerika en bij uitbreiding naar alle ontwikkelingslanden. Dit dient ondersteund te worden. Het ABVV heeft projecten van Indonesië over Zuid-Afrika tot Peru en Colombia waar wij door de miserabele toestand gedwongen zijn om de mensen te helpen. Een vakbond houdt niet op aan de landsgrenzen. Wanneer dan een land geen financiële ondersteuning nodig heeft, zoals Venezuela, dan denk ik dat door de hoop die dat land uitstraalt we het wel op een andere manier moeten ondersteunen. Op een politieke manier.
Op het congres van het ABVV waren er ook Colombianen aanwezig. Hoe stonden zij tegenover jullie tussenkomst over Venezuela?
Ik denk dat ze verbaasd waren dat op zo’n groot congres aandacht werd besteed aan Latijns-Amerika. Ze waren daarover verwonderd en ook enorm verheugd natuurlijk dat daar een vol uur is gediscussieerd over internationale solidariteit en dat ze zelf het woord hebben gekregen en dat er ook met kennis van zaken over hun situatie door sommige mensen is tussengekomen. Dus ze hebben dat absoluut ondersteund en toegejuicht.
Hoe werd er in de aanloop naar het congres gereageerd op de Venezuela-motie die jullie hadden ingediend? Jullie hebben deze motie bijvoorbeeld naar voren gebracht binnen de AC nationaal. Wat waren de reacties?
Ik heb geen enkele negatieve reactie op de motie gehoord. Ik denk dat het evident is dat niet iedereen, noch het kader noch de militanten van elke afdeling van de Algemene Centrale, op de hoogte zijn van heel de problematiek. Tot twee à drie jaar geleden waren we dat zelf evenmin. Het is maar door onze Venezuela-dag die we hier samen met jullie hebben georganiseerd, dat we de problematiek helemaal hebben kunnen doorgronden. Het is normaal dat mensen niet correct geïnformeerd zijn als ze de pers hier lezen. Je moet er ook oog voor hebben dat militanten dag in dag uit bezig zijn met problemen op hun werk. Ze proberen die goed op te lossen. Het is niet evident dat je dan ook nog eens heel de wereldproblematiek probeert op te lossen of toch tenminste te doorgronden en te begrijpen.
Maar wij hebben geen enkele negatieve reactie gehoord op de motie. Om een voorbeeld te geven. De kameraden van AC Brussel hebben zelf een project in Peru. Ze werken daar ook samen met een vakbond die niet erkend is door het IVVV [de internationale vakbondsfederatie waar het ABVV is bij aangesloten, nvdr]. Wel, AC Brussel heeft ons direct ondersteund in die motie. Ook uit andere regio’s, Charleroi bijvoorbeeld, zijn positieve reacties gekomen. Binnen de Algemene Centrale hebben we geen enkele negatieve reactie gekregen. Ook eigenlijk niet vanuit de andere geledingen van het ABVV.
Wel was de reactie van het ABVV-secretariaat, die ik ook absoluut begrijp, dat dit congres niet het moment was om die zaak ten gronde te bediscussiëren. De tijd is uiteraard beperkt. Het gevaar bestaat dat je dan een beetje demagogisch overkomt en probeert een resolutie er door te krijgen die dan misschien wel wordt goedgekeurd maar die eigenlijk niet gedragen wordt. We hebben toch al verkregen – en ik denk dat dit belangrijk is – dat er melding wordt gemaakt van Venezuela zonder dat er een officieel ABVV-project over Venezuela bestaat. Wel een project met de Palestijnse en de Israëlische vakbonden. Wel een project met Colombia. Maar met Venezuela bestaat nog geen project. Toch vinden we een viertal lijnen over Venezuela terug in de ABVV-resolutie. Het zou natuurlijk allemaal veel verder kunnen gaan en veel beter kunnen zijn. Maar het belangrijkste is dat we van het ABVV-secretariaat het engagement hebben gekregen dat ze niet alleen gaan luisteren naar de CTV [de oude Venezolaanse vakbond waarvan de leiding meewerkte met de coup tegen Chavez in 2002, waardoor de vakbond splitste en de UNT werd gevormd, nvdr] die erkend is door het IVVV maar ook naar de nieuwe vakbond UNT. Dus er is een openheid van geest in het ABVV en dat is een eerste belangrijke stap.
We moeten dat nu opvolgen en proberen het ABVV-secretariaat te ondersteunen en een stuk te voeden met informatie over de situatie in Venezuela. Ik denk dat het niet voor de hand ligt dat je iets goedkeurt waarvan je niet weet wat precies de inhoud is en wat er achter zit. Volgens mij moet er een periode van studie en informatie komen rond de situatie in Venezuela binnen de vakbond. Dat mag niet beperkt blijven tot het ABVV-kader, de ABVV-top zeg maar. Het moet doordringen naar de basis. Ook de basismilitanten moeten daarvan op de hoogte worden gebracht. Ik denk dat dit een campagne is die we mee vanuit Antwerpen moeten ondersteunen en uitwerken.
Waarom juist de basismilitanten betrekken?
Dat is een algemeen principe van vakbondswerk. Je kan heel veel uitdenken maar je moet iets concreet kunnen maken naar de basismilitanten. Anders wordt het niet gedragen. En dingen die geen groot draagvlak hebben binnen een organisatie, die blijven steken bij het kader van zo’n organisatie of een aantal goedmenende militanten, die hebben op termijn geen levenskans. Dat wordt niet grondig uitgewerkt. Dat blijft steken in woorden en dikwijls ook in slogans. Daarom moet je zoveel mogelijk mensen en vooral de mensen op de werkvloer daarbij betrekken.
Kunnen de mensen op de werkvloer persoonlijk ook iets hebben aan het debat rond Venezuela?
Ik denk het wel. Het kan aan hen een voorbeeld geven van hoe het op een andere manier kan. De algemene teneur, namelijk dat er aan de problematiek van de Derde Wereld niets te doen is, kan Venezuela tegenspreken. Het bewijst dat het anders kan wanneer een land en een volk de touwtjes in eigen handen nemen zonder veel buitenlandse inmenging en beslissen hoe zij hun natuurlijke rijkdommen gaan aanwenden. Dit kan aan de gewone militant bewijzen dat het niet alleen kommer en kwel is in de Derde Wereld, dat we niet alleen veel geld moeten steken in ontwikkelingshulp maar dat we ook mensen de kans moeten geven om zichzelf te ontwikkelen. Dat is een belangrijk signaal waar heel veel militanten iets aan kunnen hebben.
We hebben vandaag ook veel discussies over de situatie van vluchtelingen in België. Bij die discussie over regularisatie krijgen we dikwijls te horen van militanten dat we in Antwerpen of België toch niet de problemen van heel de wereld kunnen oplossen. En dat klopt ook. Je kan niet onbeperkt zeggen dat iedereen die het slecht heeft in de wereld bij ons een onderkomen moet krijgen. Maar dan moet je tegelijk kunnen zeggen dat de problemen plaatselijk opgelost moeten worden. Als je wil tegengaan dat ons land en onze regio overspoeld worden door mensen die om politieke maar ook om economische redenen hun land ontvluchten, dan moet je die politieke en vooral economische situatie plaatselijk ook oplossen. Dat is ook wat minister Dewael zegt: “We moeten de asielwetgeving verstrengen en we moeten eigenlijk de problemen ter plaatse oplossen.” Ik hoor het een liberaal graag zeggen, herverdeling tussen Noord en Zuid. Als we het overlaten aan Dewael dan zullen we nog 200 jaar moeten wachten en dan zal er nog niet veel gebeurd zijn.
Vandaag probeert men in fort Europa de problemen op te lossen door de muren te verhogen en mensen aan de grenzen tegen te houden. Terwijl Venezuela bewijst dat indien je de situatie ter plaatse wil oplossen, je het aan het volk moet overlaten. Dan moet je dat volk alle kansen geven en stoppen met het land leeg te plunderen of leeg te laten plunderen door multinationals die er de beste stukjes uithalen voor eigen gebruik en aan de plaatselijke bevolking weinig overlaten. We kunnen de link leggen met de vele mensen die hun heil komen zoeken in het Westen omdat ze in hun eigen land geen kansen krijgen. Er is het voorbeeld van Venezuela en ik hoop ook andere landen van Latijns-Amerika, zoals Bolivia vandaag. Ecuador is er nog niet maar er zijn positieve maatregelen genomen, ook in een aantal andere Latijns-Amerikaanse landen. Die regeringen proberen de problemen in hun land op te lossen door de bevolking mee te laten beslissen en mee te laten genieten van de interne rijkdom. Dat gaat over de herverdeling tussen Noord en Zuid, die Patrick Dewael zegt na te streven. Dat wordt gerealiseerd in Venezuela en die hoop wordt vanuit Venezuela verspreid over de rest van Latijns-Amerika en andere ontwikkelingslanden. Dit is voor de basismilitant dus een heel tastbaar, zichtbaar, concreet voorbeeld van hoe het anders kan dan de manier waarop de VS maar ook Europa tot nu toe omging met ontwikkelingslanden.
Het ABVV-secretariaat antwoordde nadat jullie de motie hadden verdedigd dat het ABVV geen politici steunt omdat het onafhankelijk is.
Ik denk dat we politiek onafhankelijk moeten zijn en ik denk dat we dat in eerste instantie in ons eigen land zouden moeten zijn. Maar je kan er niet omheen dat wij al jaren als ABVV zeggen dat natuurlijke rijkdommen gebruikt moeten worden om de levenssituatie van de lokale bevolking te verbeteren. Dat ze gebruikt moeten worden om sociale voorzieningen te treffen, zoals huisvesting, onderwijs, geneeskunde. Wanneer dat dan effectief gebeurt, waarom zou je dan niet kunnen zeggen dat dit een goed voorbeeld is en dat we dit beleid steunen?