Op 13 september kondigde de Cubaanse vakbond (CTC) in de krant Granma een hele reeks ingrijpende economische veranderingen aan. Deze maatregelen zijn een gevolg van de ernstige economische crisis in Cuba, dat hard getroffen wordt door de wereldwijde recessie van het kapitalisme. Dit toont aan dat Cuba afhankelijk is van de wereldmarkt en dat "de opbouw van het socialisme in één land" onmogelijk is.
De meest opvallende maatregel in de verklaring van de CTC is het schrappen van 500.000 banen in de overheidssector tegen maart 2011, als onderdeel van een proces dat voorziet in het verdwijnen van één miljoen banen. Ongeveer 85% van de Cubaanse werknemers (vijf miljoen) werken in de overheidssector, dus dit betekent dat 20% op termijn ontslagen wordt en 10% binnen de komende zes maanden.
De verklaring stelt verder dat deze werknemers zullen moeten overgaan naar de private sector door een toename van het aantal vergunningen voor zelfstandigen en familiebedrijven. Werknemers in kleine bedrijven worden aangemoedigd om hun bedrijf over te nemen en ze te beheren als coöperatieven, overheidsgebouwen zullen geleasd worden, enz.
Banenverlies
In het verleden kregen ontslagen werknemers hun volledige basisloon doorbetaald tot ze een nieuwe job vonden. Maar nu wordt deze volledige vervanging van het inkomen beperkt tot één maand, waarna de werknemers 60% van hun basisloon ontvangen gedurende een periode die afhankelijk is van de lengte van hun voorbije tewerkstelling: één maand voor degenen die 19 jaar of minder hebben gewerkt, twee maanden voor 20-25 jaar werk, drie maanden voor 26-30 jaar werk en een maximum van vijf maanden voor degenen die meer dan 30 jaar hebben gewerkt.
Bovendien wordt het loon van diegenen die in de overheidssector blijven werken, voortaan gekoppeld aan de productiviteit. Deze maatregel was reeds aangekondigd door Raul Castro maar de meeste overheidsbedrijven hebben ze niet uitgevoerd vanwege de diepe economische crisis in Cuba.
De verklaring van de CTC herhaalt ook eerdere voorstellen van Raul Castro om de "overmatige sociale uitgaven" te verminderen en om "buitensporige subsidies" af te schaffen. Deze voorstellen lijken een totale herziening van de welvaartstaat aan te kondigen, waarbij overgestapt wordt van collectieve naar inkomensafhankelijke diensten en vergoedingen. Het betekent wellicht ook het einde van de rantsoeneringskaarten, die alle Cubanen toegang geven tot een basispakket van zwaar gesubsidieerde goederen (voornamelijk voedsel). De uitbreiding van het aantal vergunningen voor zelfstandigen komt in werkelijkheid neer op het legaliseren van een de facto situatie waarbij veel Cubanen gedwongen zijn om zich te richten tot de zwarte markt om rond te kunnen komen.
Zelfstandigen
Voor het eerst worden kleine private bedrijven toegelaten om mensen in loonarbeid aan te nemen in ruil voor het betalen van bijdragen voor de sociale zekerheid. Diegenen die gaan werken in het stelsel van zelfstandige arbeid en familiebedrijven, worden onderworpen aan een nieuwe belasting van 25% voor bijdragen aan de sociale zekerheid en een belasting op de winsten tussen 40% (voor restaurants) en 20% (het verhuren van kamers).
De overheid hoopt door de belastingen de inkomsten te verhogen met 400%. In Cuba zijn er momenteel 170.000 mensen die legaal als zelfstandige werken (cuenta propistas) en wellicht is er een vergelijkbaar aantal actief op de zwarte markt. Dat is minder dan de piek van 210.000 toen de economie werd geliberaliseerd begin jaren 1990.
De geldlonen in Cuba zijn relatief laag maar de Cubanen ontvangen zwaar gesubsidieerde of gratis huisvesting, vervoer, onderwijs, gezondheidszorg en levensmiddelen door de rantsoeneringskaart. Het probleem is dat dit sociale loon Cubanen niet langer toestaat om te leven en dat ze een groot deel van hun inkopen moeten doen in convertibele peso's (CUC), die gewisseld moeten worden tegen 1 CUC voor elke 24 Cubaanse peso's waarin hun lonen worden uitbetaald.
De CUC-winkels worden gerund door de staat en werken met hoge mark-ups (handelswinsten) als een manier voor de overheid om de harde valuta te verkrijgen die Cubanen in handen krijgen via geldtransfers uit het buitenland (remittances) en semi-legale of illegale transacties met toeristen.
Andere recente maatregelen zijn onder meer de uitbreiding van de maximale duur van grondverhuur aan buitenlandse investeerders (van 50 naar 99 jaar). Deze maatregel werd uitgelegd als noodzakelijk om "veiligheid en garanties te bieden aan buitenlandse investeerders", met name in de toeristische sector. Ondertussen is er al sprake van Canadese bouwbedrijven die luxe-resorts, compleet met 18-holes golfbanen, komen neerpoten op het eiland.
Cuba afhankelijk van de wereldmarkt
De aangekondigde maatregelen dreigen de ongelijkheid te vergroten, de privéaccumulatie van kapitaal te ontwikkelen, de geplande economie ernstig te ondermijnen en een zeer krachtig proces te starten naar het herstel van het kapitalisme. Al deze maatregelen zijn het resultaat van de ernstige economische crisis waarmee Cuba worstelt sinds twee jaar.
De Cubaanse economie is zeer afhankelijk van de wereldmarkt en als gevolg daarvan lijdt ze zwaar onder de bewegingen van de kapitalistische economie. In de eerste plaats steeg de prijs van olie -en voedselprijzen massaal in 2007-08. Cuba importeert ongeveer 80 procent van al het voedsel het verbruikt voornamelijk uit de VS. Dan is de prijs van nikkel ingestort van een piek van 24 dollar tot 7 dollar per pond in het begin van 2010. Als gevolg van deze factoren, is de handel enkel al in 2008 met 38 procent gekrompen.
De wereldwijde recessie heeft ook negatieve gevolgen voor de belangrijke toeristische industrie en de geldtransfers van de Cubanen in het buitenland die 1,1 miljard dollar bedragen. Bovenop al deze factoren komen nog de verwoestingen veroorzaakt door drie orkanen die over het eiland zijn geraasd in 2008 en waarvan de schade oploopt tot 1 miljard dollar.
Cuba is nu sterk afhankelijk van de export van professionele diensten (voornamelijk artsen naar Venezuela) voor haar inkomsten in harde valuta die vervolgens het land in staat stelt om goederen te kopen op de wereldmarkt. Deze export van medische diensten bedraagt 6 miljard dollar per jaar, drie keer de inkomsten die het toerisme voortbrengt.
De som van deze factoren leidde tot een record tekort op de handelsbalans met de VS ten belopen van 11,7 miljard dollar in 2008 (een stijging met 70 procent ten opzichte van 2007) en een tekort op de betalingsbalans van meer dan 1,5 miljard dollar in hetzelfde jaar (in 2007 had Cuba nog een overschot van 500 miljoen dollar). Cuba is geen lid van een internationale financiële instelling en in de context van de wereldwijde kredietcrisis en de VS-blokkade bleek het onmogelijk om aanvullende kredietlijnen te verkrijgen. Cuba kon half 2008 haar buitenlandse schuldeisers niet meer terug betalen (de buitenlandse schuld van Cuba bedroeg ongeveer 45 procent van het BBP in 2007).
Na een gestage groei in 2003-07, met pieken van 11,2 procent en 12,1 procent van het bbp in 2005 en 2006, dook het groeitempo scherp tot 4,1 procent in 2008 en 1,4 procent in 2009. In 2008 kampte de overheid met het grootste begrotingstekort van het decennium, 6,7 procent van het bbp, en werd het gedwongen tot belangrijke economische aanpassingen met inbegrip van een enorme daling van de invoer (inclusief voedsel).
Al deze cijfers schetsen een beeld van een zeer zwakke Cubaanse economie die sterk afhankelijk is van de wereldmarkt. Samengevat zou je kunnen zeggen dat Cuba grondstoffen (nikkel), landbouwproducten (suiker), maar vooral professionele diensten (artsen) uitvoert en inkomsten int uit het toerisme en geldtransfers van Cubanen in het buitenland. Met de harde valuta die het verdient moet bijna alles worden ingevoerd van voedsel tot gefabriceerde goederen. Om maar niet te spreken van kapitaalgoederen.
Dit toont, niet op een theoretische manier maar in de kille taal van de economische feiten, dat de opbouw van het socialisme in één land niet mogelijk is. Dit was niet te verwezenlijken in de Sovjetunie, een land zo groot als een heel continent en met enorme voorraad aan natuurlijke rijkdommen. Het is nog minder mogelijk in een klein eiland 90 mijl verwijderd van de krachtigste imperialistische grootmacht op aarde.
Ineenstorting van het stalinisme
Wat werkelijk verbazingwekkend is, is het feit dat de Cubaanse revolutie erin is geslaagd om stand te houden na de val van het stalinisme in de Sovjetunie, waarvan het economisch volledig afhankelijk was. Dit getuigt van de brede steun die de Cubaanse revolutie nog steeds heeft onder de bevolking. De zogenaamde Speciale Periode tijdens de jaren negentig toonde een volk dat niet bereid is zich opnieuw te laten verknechten.
Dus wat moeten we denken van deze nieuwe voorstellen? Het is waar dat, op zichzelf, de opening van de kleine bedrijven geen negatieve maatregel is. Een geplande economie moet niet alles, tot de laatste kapperszaak, nationaliseren. Volledige nationalisaties vormen een stalinistische karikatuur. In Cuba vond de nationalisering van alle kleine en middelgrote ondernemingen plaats als onderdeel van het "revolutionaire offensief" in 1968, toen 58.000 kleine handelszaken werden onteigend. IJsverkopers, kapsalons, schoenmakers, enz. werden door de staat overgenomen.
Dit was een volkomen overbodige stap, die alleen heeft geleid tot het ontstaan van een bijkomende laag van bureaucratie belast met het overzien en beheren van deze zeer kleine productie-eenheden. Bij de overgang naar het socialisme is het onvermijdelijk dat elementen van het kapitalisme blijven verder bestaan naast de elementen van een socialistische geplande economie. We denken dan vooral aan een aantal kleine bedrijven, winkels en kleine landbouwpercelen, enz.
Op zich zou dit geen bedreiging vormen voor het socialisme, zolang de belangrijkste hefbomen van de economie in de handen blijven van de staat. De staat en de industrie moeten dan ook in handen zijn van de arbeidersklasse. Een kleine privé-sector kan en moet worden toegestaan, zolang de staat maar een stevige hand houdt over de sleutelsectoren van de economie.
In de jaren 1920 werd de Russische revolutie gedwongen om toegevingen te doen aan private productie (vooral in de landbouw) en aan buitenlands kapitaal via de Nieuwe Economische Politiek (NEP). Lenin was zelfs bereid aan te bieden om delen van Siberië te 'lenen' aan buitenlandse kapitalisten. Gezien de extreme armoede van de jonge Sovjet-staat, hadden de bolsjewieken geen middel om het kolossale minerale potentieel van die enorme regio te ontwikkelen.
De Revolutie ontbrak investeringen en buitenlandse technologie. In ruil hiervoor was Lenin bereid om buitenlandse zakenlui toe te staan fabrieken en mijnen op Sovjet-grondgebied te openen, werknemers in dienst te nemen en winst te maken, op voorwaarde dat zij de arbeidswetten respecteerden en belastingen betaalden. Maar de voornaamste voorwaarde voor het maken van dergelijke concessies was dat de arbeidersklasse, onder leiding van de bolsjewistische partij, de controle over de staat bleef handhaven. In de praktijk werd dit aanbod afgewezen omdat de imperialisten vastbesloten waren om de Sovjet-staat omver te werpen en dus geen handel willen voeren.
Historische analogieën hebben echter grenzen en kunnen misleidend zijn. De waarheid is altijd concreet. Het is niet een kwestie van het herhalen van algemene waarheden over de overgangseconomie, maar het analyseren van concrete feiten en trends. We moeten ons een fundamentele vraag stellen: in de gegeven historische context, wat zullen de concrete resultaten zijn van dit beleid voor Cuba?
Het eerste probleem is dat Cuba een zeer zwakke economische basis heeft. Het tweede is dat het slechts een paar kilometer ligt van de krachtigste kapitalistische economie in de wereld. Het derde is dat de staatsondernemingen in een zeer slechte staat zijn na jaren van bureaucratisch wanbeleid. Een laatste en zeker niet het minst belangrijke probleem is dat de arbeiders geen gevoel van controle op de bedrijven waar ze werken hebben en dus ook niet betrokken zijn bij problemen zoals productiviteit, efficiëntie en zo verder. Er is een algemeen gevoel van malaise en onvrede dat kan leiden tot een sfeer van vervreemding. Dit kan het grootste gevaar vormen van alle voor de toekomst van de revolutie.
Iedereen is het erover eens dat de huidige situatie niet kan blijven duren, dat er "iets moet veranderen" en "iets gedaan moet worden". De vraag is: wat moet er gedaan worden?
Zullen deze maatregelen werken?
De idee dat de problemen van de Cubaanse economie kunnen worden opgelost door het bevorderen van de particuliere sector is fout. Dit blijkt uit ervaring. Er zijn al enkele testcases voor de privatisering van kleine bedrijven, zoals de verhuur van de kapsalons en een taxibedrijf.
De resultaten zijn wisselend. Sommige kappers zeggen dat ze niet genoeg winst generen om zich de huur en de belasting die zij moeten betalen aan de staat te kunnen veroorloven, andere zijn bijzonder winstgevend. Taxichauffeurs in een bedrijf waar ze nu worden gedwongen om hun voertuigen te huren van de onderneming klagen dat ze veel langer dan vroeger moeten werken, alleen maar om te dekken wat ze moeten betalen voor het gebruik van de taxi.
Het is niet duidelijk hoe de kredietverlening en de leveringen aan deze bedrijven zullen gebeuren. De ervaringen van agrarische coöperaties en particuliere agrarische producenten zijn niet zeer succesvol geweest, omdat ze te maken hebben gehad met een extreem verbureaucratiseerd systeem voor de aankoop van hun producten, vertragingen in de betalingen, problemen bij de toegang tot kunstmest en zaden, en zo verder.
Een officieel document verwijst naar het feit dat veel van deze nieuw opgerichte ondernemingen failliet gaan binnen een jaar. Dit laat niet veel ruimte voor optimisme. In tegenstelling tot de hervormingen in de jaren 1990 zullen particuliere bedrijven nu ook worden toegestaan om loonarbeiders in dienst te nemen. Dit zal leiden tot een aanzienlijke laag van particuliere kleine kapitalisten: we hebben het over 250.000 nieuwe vergunningen bovenop de bestaande 170.000. Het is onvermijdelijk dat deze laag haar eigen belangen en perspectieven zal ontwikkelen.
De particuliere sector zal delen van de openbare beginnen overnemen. In een situatie waarin de staat niet in staat is om degelijke halfafgewerkte of afgewerkte goederen te produceren, zal de private sector de neiging hebben om te groeien. Dit gaat natuurlijk ten koste van de overheidssector. Met andere woorden, de kapitalistische elementen groeien en de socialistische elementen zullen krimpen. Het idee dat de staat de kapitalistische elementen onder controle kan houden is een utopie. In de mate dat de private sector sterker wordt, zullen de marktelementen zich doen gelden.
Twee tegenstrijdige en elkaar uitsluitende stromingen zullen naast elkaar bestaan. Vroeg of laat moet één van hen overwinnen. Welke? De sector die uiteindelijk zal zegevieren is diegene die de meeste productieve investeringen trekt en op die basis er in slaagt om een hoger niveau van arbeidsproductiviteit en een grotere efficiëntie te bereiken.
De strijd tussen de twee trends zal niet worden gewonnen door ideologische toespraken, maar door kapitaal en productiviteit. Hier zal het verpletterende gewicht van de kapitalistische wereldeconomie de doorslag geven. De belangrijkste bedreiging voor de geplande economie is niet afkomstig van een paar taxichauffeurs of kapsalons, maar van die elementen in de bureaucratie, die persoonlijk eerder gunstig staan tegenover de markteconomie dan een socialistische geplande economie .
Laat ons vrijuit spreken: er is een sterke stroming onder Cubaanse economen, die pleit voor deze maatregelen omdat zij voorstander zijn van de afschaffing van de planeconomie, de invoering van marktmechanismen op alle niveaus en de openstelling van het land voor buitenlandse investeringen in alle sectoren. Anders gezegd: ze zijn voorstander van het kapitalisme.
Deze mensen stellen in principe een "Chinees model" voor. Als gevolg van de scherpe kritiek tegen China die in Cuba is ontwikkeld onder linkse intellectuelen, geven zij echter de voorkeur aan de term "Vietnamees model". De verandering van de terminologie is niet relevant. Een roos met een andere naam ruikt net zo zoet. En het kapitalisme met een andere naam stinkt net zo hard.
Ongeacht hoe ze hun model noemen, de voorstellen zijn duidelijk. "De overheid moet de economie niet meer plannen, maar reguleren", "de industrie en de landbouw moeten worden opengesteld voor buitenlandse investeringen", en zo verder. We twijfelen er niet aan dat de bedoelingen van deze voorstellen goed zijn. Maar de weg naar de hel is geplaveid met goede bedoelingen en het herstel van het kapitalisme zou de hel vormen voor de bevolking van Cuba, hoewel sommigen dat feit nog niet erkennen.
Fidel Castro verwierp het "Chinese model" want het was gewoon een andere naam voor de restauratie van het kapitalisme. Maar zelfs als we deze optie zouden overwegen, zou het onmiddellijk duidelijk worden dat het niet van toepassing kan zijn op Cuba. De concrete voorwaarden zijn totaal verschillend. Cuba is een klein eiland met een kleine bevolking en weinig middelen. China is een uitgestrekt gebied met meer dan een miljard inwoners, veel middelen en een krachtige industriële basis.
De enorme Chinese boerenbevolking heeft de kapitalistische ondernemingen van China met een grote reserve aan goedkope arbeidskrachten voorzien, wat voor een constante levering van werknemers aan de fabrieken van Guandong heeft gezorgd. Deze werknemers werken vrijwel in dezelfde omstandigheden als slaven en krijgen zeer lage lonen. Het enige kenmerk dat een Cubaanse variant zou kunnen delen met het Chinese model is het laatste: lage lonen.
Een kapitalistisch Cuba zou noch op China noch op Vietnam lijken, maar eerder doen denken aan El Salvador of Nicaragua na de overwinning van de contra-revoluties. Het zou snel terugkeren naar een situatie gelijkend op die van voor 1959 - een van ellende, afbraak en semi-koloniale afhankelijkheid. En ongeacht de bedoelingen van de verantwoordelijken, de maatregelen zullen een krachtige beweging ontketenen naar het herstel van het kapitalisme. Dit zou alle veroveringen van de revolutie tenietdoen. Het leidt naar een hellend vlak en zodra het begint zal het moeilijk zijn om te stoppen.
Corruptie en bureaucratie
"Maar," zullen sommigen zeggen, "we kunnen niet doorgaan zoals voorheen!" Nee, dat kunnen we niet. Maar voordat men het geneesmiddel voorschrijft is het noodzakelijk om een nauwkeurige diagnose van de ziekte te stellen. Als we denken dat het probleem er één is dat inherent is aan de nationalisatie van de productiemiddelen, dan moeten we in het voordeel van de privatisering en de markteconomie spreken. Maar dat is niet het geval.
De superioriteit van een genationaliseerde planeconomie werd aangetoond door de kolossale successen van de Sovjetunie in het verleden. Deze successen werden ondermijnd door de bureaucratische vervormingen die voortvloeiden uit het stalinisme en de corruptie, oplichting en wanbeheer die het onvermijdelijke gevolg zijn van een bureaucratisch regime. Na verloop van tijd deed dit proces zelfs alle voordelen van de geplande economie teniet. Dat is wat leidde tot de ineenstorting van de USSR, het was geen inherente fout van de centrale planning.
Al diegenen in Cuba die zichzelf als communisten zien en ongerust zijn als ze de verworvenheden van de revolutie in gevaar zien komen moeten de lessen van de degeneratie van de Russische revolutie bestuderen. Het was het parasitaire bestaan van de bureaucratie, zelf een gevolg van het isolement van de revolutie in een achterlijk land, dat uiteindelijk leidde tot het herstel van het kapitalisme met de verschrikkelijke sociale ineenstorting die daarmee gepaard ging. De bureaucratische planning van de economie leidde tot verspilling, wanbeheer en corruptie. Uiteindelijk besloot de bureaucratie zelf eigenaar van de productiemiddelen te worden.
Het probleem van corruptie en bureaucratie in Cuba is besproken door Fidel Castro zelf in een belangrijke toespraak voor studenten in 2005. Meer recent werd de zaak op een scherpe manier beschreven door Esteban Morales, directeur van het Centrum voor Amerikaanse Studies aan de Universiteit van Havana. In een artikel gepubliceerd op de website van de Nationale Unie van Schrijvers en Kunstenaars (UNEAC), gaf hij duidelijk aan wat de belangrijkste contra-revolutionaire dreiging vormt in Cuba vandaag:
"We kunnen er niet aan twijfelen dat de contra-revolutie, beetje bij beetje, posities op bepaalde niveaus van de staat en de regering aan het innemen is. Zonder twijfel is het steeds duidelijker dat er bepaalde mensen in posities bij de overheid en de staat zichzelf financieel voorbereiden voor op het moment dat de revolutie valt. Anderen staan klaar om activa van de staat over te dragen aan particuliere handen, zoals gebeurde in de oude Sovjetunie. "
Hij legt uit dat het probleem met de zwarte markt en de corruptie niet zozeer is dat er mensen zijn buiten de grote winkelcentra met producten die niet te vinden zijn in de schappen van de winkels, maar degenen die deze producten aan hen leveren. In een volgend artikel, legde Morales uit hoe:
"De echt corrupte mensen zijn niet zozeer degenen die poedermelk verkopen, zelfs niet degenen die duurzame goederen verkopen buiten winkelcentra, maar degenen die vanuit hun posities in de regering en de staat, de deuren van de magazijnen controleren en openen."
Morales legt uit hoe corruptie op alle niveaus van de bureaucratie in feite veel gevaarlijker is dan de zogenaamde dissidenten, die geen wortels of steun onder de bevolking hebben omdat:
"Dezelfde mensen waarop dissidenten momenteel geen invloed hebben, raken gedemoraliseerd wanneer ze getroffen worden door een sfeer van corruptie, wantrouwen in de leiding van het land, wanneer ze getuige zijn van immoraliteit in de afhandeling van hun productiemiddelen (want de middelen behoren toe aan de mensen, en dat moet niet alleen in theorie zo zijn), temidden van een situatie van economische crisis die niet is overwonnen. Dit zal hun weerstand verzwakken in de politieke strijd."
Kort na de publicatie van zijn oorspronkelijke artikel, getiteld "Corruptie? De ware contra-revolutie" werd Morales verdreven uit de Communistische Partij, ondanks protesten van de leden van zijn lokale afdeling, en zijn artikel is verwijderd van de UNEAC website.
Esteban Morales is een overtuigd communist met meer dan 50 jaar van strijd achter hem. Hij schreef toen nog een artikel waarin hij deze methoden aan de kaak stelde omdat ze een demoraliserend effect hebben op revolutionairen en communisten. Hij dringt aan op het koppelen van het probleem van corruptie aan dat van de bureaucratie en doet een oproep aan de achterban van de partij om campagne te voeren tegen beide.
Hij betoogt dat de georganiseerde achterban van de partij hun acties en discussies niet moeten beperken tot hun lokale omgeving, maar de problemen als een geheel moeten nemen.
"De huidige situatie," stelt hij, "voorkomt dat de achterban van de partij hun kritiek naar de top van de partij kan formuleren, wat zeer belangrijk is in termen van controle van de activiteit van de hogere instanties door de achterban". Hij wijst erop dat "het belangrijkste deel van de partij de leden zijn, niet haar leidende organen op eender welk niveau. In de USSR werd er duur betaald voor het niet begrijpen hiervan."
Morales pakt duidelijk een van de centrale aspecten van de problemen van de Cubaanse revolutie aan. Toen Raúl Castro het presidentschap overnam, opende hij een brede nationale discussie over de toekomst van de revolutie. Honderdduizenden mensen namen deel aan het debat en deelden hun ideeën over hoe de revolutie te verbeteren. Dit was een debat dat oprecht enthousiasme genereerde. Er was echter geen echt mechanisme waardoor de mensen die deelnamen ook de uitkomst van dit debat konden beslissen. Duizenden voorstellen werden gedaan, maar niemand hoorde hen nog. In werkelijkheid was het niet zozeer een echt proces van besluitvorming, maar eerder een raadpleging.
Het ontbreken van echte arbeidersdemocratie, waarin de gewone werkende mensen rechtstreeks deelnemen aan het beheer van de staat en de economie, is een van de belangrijkste bedreigingen voor de revolutie. Het creëert demoralisatie en cynisme en het ondermijnt de revolutionaire moraal. Als het wordt gecombineerd met een situatie waarin de basisbehoeften niet zijn vervuld, de koopkracht van de lonen daalt en iedereen zich bewust is van corruptie en diefstal op het hoogste niveau van de staat, dan wordt het een echt contra-revolutionair gevaar.
Een ander voorbeeld hiervan is het uitstel van het VIe Congres van de Communistische Partij, dat werd verondersteld vorig jaar plaats te vinden, twaalf jaar sinds het Ve Congres in 1997. Er zijn veel leden van de partij die de bezorgdheid van Esteban Morales delen. Ze vrezen dat delen van de bureaucratie het herstel van het kapitalisme willen organiseren zoals dat gebeurde in de USSR.
Welke weg vooruit?
Het is duidelijk dat de status quo niet onbeperkt kan worden gehandhaafd, maar zijn de maatregelen die worden ingevoerd een stap vooruit, of een stap terug? Kan men zeggen dat, onder ongunstige omstandigheden, de revolutie soms bereid moet zijn om een stap terug te nemen? Het is gebruikelijk om naar Lenin en de NEP te verwijzen in deze context. Heel algemeen gesproken is het ongetwijfeld juist dat het soms nodig is zich terug te trekken. Maar een generaal die terugtrekt moet oppassen dat de terugtrekking niet verandert in een vlucht van het slagveld. Een tactische terugtocht mag niet verward worden met een regelrechte overgave.
De bolsjewieken hadden nooit de illusie dat het mogelijk was om het socialisme op te bouwen in het achterlijke Rusland. Lenin wees er vele malen op dat om de verworvenheden van de revolutie te consolideren en het socialisme te doen vooruitgaan, de overwinning van de socialistische revolutie in een of meer geavanceerde Europese landen noodzakelijk was. Dat zou mogelijk geweest zijn zonder de lafheid en het verraad van de leiders van de Europese sociaal-democratie. Maar zodra de Russische Revolutie geïsoleerd raakte in omstandigheden van vreselijke achterlijkheid, werd de terugtrekking onvermijdelijk.
De maatregelen verdedigd door Lenin werden uitgelegd als een tijdelijke tegenslag vanwege de vertraging van de wereldrevolutie, niet als een weg vooruit. De bolsjewieken onder leiding van Lenin en Trotski, bleven aandringen op de behoefte aan internationale revolutie om steun te bieden aan Sovjet-Rusland en vochten tegen de sluipende bureaucratisering van de staatsinstellingen om de arbeidersdemocratie te behouden. Al hun hoop was gebaseerd op de perspectieven van de internationale socialistische revolutie.
Het is geen toeval dat Lenin en Trotski zoveel aandacht besteedden aan de bouw van de Derde (Communistische) Internationale. Een kleingeestige nationalistische houding was volkomen vreemd aan hun visie. Op dezelfde manier belichaamde Che Guevara de internationalistische geest van de Cubaanse Revolutie. Che verstond dat in laatste instantie, de enige manier om de Cubaanse Revolutie te redden was om de revolutie te verspreiden naar Latijns-Amerika, een zaak waarvoor hij bereid was om zijn leven te geven.
De objectieve voorwaarden voor de overwinning van de socialistische revolutie in Latijns-Amerika zijn duizend keer meer geavanceerd vandaag dan in 1967. De Venezolaanse Revolutie vormt samen met Cuba een verzamelpunt voor de revolutie in Bolivia, Ecuador en andere landen. Het initiatief van president Chavez om de Vijfde Internationale, gericht op de omverwerping van het imperialisme en het kapitalisme, op te richten, moet enthousiaste steun krijgen bij de Cubaanse revolutionairen. Dit is de hoop voor de toekomst!
Naar onze mening is de enige echte weg vooruit voor de Cubaanse revolutie het revolutionair internationalisme en arbeidersdemocratie. Het lot van de Cubaanse revolutie is nauw verbonden met het lot van de Venezolaanse revolutie en de Latijns-Amerikaanse revolutie en met de wereldrevolutie meer in het algemeen.
Het is niet een kwestie van "het exporteren van ons model", maar van het geven van actieve steun aan de revolutionaire krachten die vechten tegen het imperialisme en het kapitalisme in Latijns-Amerika en daarbuiten. In plaats van concessies te doen aan de kapitalistische tendensen moet de Cubaanse revolutie duidelijk pleiten voor de onteigening van de oligarchie, de kapitalisten en het imperialisme, als de enige weg voorwaarts in Venezuela, in Bolivia, etc. Dit is precies de les die kan worden getrokken uit de levende ervaring van de Cubaanse revolutie zelf. Alleen de onteigening van het imperialisme en de Cubaanse kapitalisten hielpen de revolutie vooruit na 1959.
Maar een internationalistisch beleid zal niet hier en nu een oplossing brengen voor de behoeften van het Cubaanse volk. Natuurlijk niet! Wij zijn geen utopisten. Wij verwarren strategie ook niet met tactiek. Het is noodzakelijk om een revolutionair internationalistisch beleid te combineren met concrete maatregelen om de economische problemen in Cuba op te lossen. Naar onze mening zullen de voorgestelde maatregelen niet zorgen voor een duurzame oplossing. Zij kunnen er tijdelijk in slagen bepaalde tekorten en blokkades te elimineren of te verlichten, maar alleen door tegelijk nieuwe en tegenstellingen op de middellange termijn te veroorzaken.
Het kan zijn dat een deel van de Cubaanse samenleving de voorgestelde hervormingen welkom heet, omdat "er iets gedaan wordt". Maar wanneer alle effecten merkbaar worden, zal de stemming veranderen. De enige echte manier om de arbeidsproductiviteit te verbeteren is de werknemers het gevoel te geven dat zij degenen zijn die verantwoordelijk zijn, dat wil zeggen door de invoering van de breedste maatregelen van arbeidersdemocratie in de industrie, de maatschappij en de staat.
Het Cubaanse volk heeft herhaaldelijk aangetoond dat het bereid is om offers te brengen om de revolutie te verdedigen. Maar het is essentieel dat de offers voor iedereen dezelfde zijn. Weg met de privileges! We moeten terug naar de eenvoudige regels van de Sovjet-democratie die Lenin naar voren bracht in Staat en Revolutie, niet voor het communisme of socialisme, maar voor de dag na de Revolutie: dat alle ambtenaren worden gekozen met een permanent recht op afzetbaarheid, dat er geen regeringsmedewerkers een loon mogen krijgen dat hoger is dan dat van een geschoolde arbeider, dat over een periode van tijd iedereen alle posities uitvoert (als iedereen een bureaucraat is, is niemand een bureaucraat) en dat er geen staand leger is maar dat het volk bewapend wordt.
Che Guevara drong aan op het belang van het morele element in de socialistische productie. Dat is natuurlijk waar, maar het kan alleen worden gegarandeerd in een regime van arbeiderscontrole, wanneer iedere werknemer voelt dat hij of zij verantwoordelijk is voor het nemen van de besluiten die de productie en elk aspect van het leven beïnvloeden. Echter, gezien de ernstige problemen die er zijn zullen er materiële prikkels nodig zijn.
Het basisprincipe in dit stadium zal blijven: van ieder naar vermogen, voor ieder naargelang het verrichte werk. Dit impliceert het bestaan van loonverschillen zoals ook het geval was in Rusland onmiddellijk na de revolutie. Maar er moet een bovengrens zijn op de verschillen en die moeten afnemen doorheen de tijd naarmate dat de productie verhoogt en daarmee de rijkdom en het welzijn van de samenleving.
Maar de grootste stimulans is duidelijk dat de werknemers het gevoel hebben dat het land, de economie en de staat behoren aan hen, en dat kan alleen bereikt worden als het de arbeiders zelf zijn die alle beslissingen nemen en alle verkozenen aan hen verantwoording moeten afleggen. Alleen op deze basis kan de socialistische basis van de Cubaanse Revolutie worden verdedigd en de kapitalistische contrarevolutie verslagen.
Wat is het alternatief?
Toen de leiders van de Communistische Partij in China aanvankelijk hun programma van hervormingen begonnen, hadden ze geen idee dat zij de weg vrijmaakten voor het herstel van het kapitalisme. Maar de invoering van enkele marktmaatregelen (in de naam van de efficiëntie) heeft, over een lange periode, geleid tot het herstel van het kapitalisme, met een enorme toename van de ongelijkheid, de vernietiging van het sociale zekerheidssysteem, enz.
Degenen die beter zijn geworden van dit proces zijn niet de arbeiders en boeren, maar de bureaucraten. Het is dus niet verwonderlijk dat delen van de bureaucratie in Cuba kijken naar China als voorbeeld. Sommige mensen zijn misschien onder de indruk van de groei van het BBP in China, niet lettend op de enorme sociale tegenstellingen die hebben opgebouwd. In ieder geval zou de toepassing van het "Chinees model" in Cuba zelfs niet leiden tot economische groei, maar eerder tot een snelle en catastrofale ineenstorting van de geplande economie. Buitenlandse multinationals uit Spanje, Canada, Brazilië, Mexico en anderen, die al actief zijn in Cuba, kijken aandachtig naar dit proces en positioneren zichzelf nu al. Waarnaar zijn ze op zoek? Grondstoffen, goedkope arbeidskrachten en het gunstige klimaat van het eiland, dat wil zeggen de re-kolonisatie van Cuba.
Belangrijke delen van de Amerikaanse heersende klasse vragen zich af of de blokkade het meest intelligente beleid is om de Cubaanse revolutie te ondermijnen, of dat ze kansen missen op investeringen vergeleken met andere landen. De restauratie van het kapitalisme in Cuba zou het eiland teruggooien naar de jaren 1930, gedomineerd door buitenlands kapitaal, en een speeltuin voor toeristen uit de ontwikkelde kapitalistische landen. Maar dit is geen uitgemaakte zaak.
Binnen Cuba zijn er velen die zich terecht zorgen maken over de huidige situatie, maar die geen oplossing willen die een invoering van een marktsysteem inhoudt. Als er een duidelijk alternatief op basis van revolutionair internationalisme en arbeidersdemocratie wordt gepresenteerd, kan dit duizenden communisten, veteranen, intellectuelen, arbeiders en jongeren op de been brengen, die niet bereid zijn om de revolutie te laten vernietigen, hetzij door het imperialisme, hetzij door interne krachten. Om vooruit te gaan moeten we eerst terug naar het programma van Lenin!
17/09/2010, Jorge Martin
Lees meer over de discussie over de toekomst van het socialisme in Cuba:
- Cuban communist intellectuals discuss the future of socialism
- Which way for the Cuban Revolution? - A Contribution to the debate