Het standpunt van het Iraanse regime in repliek op de ommezwaai van de EU
De dag nadat de ministers van Buitenlandse Zaken van de EU hun beslissing in Luxemburg namen [op de vergadering van de leiders van de 15 EU-landen in Luxemburg op 17 juni 2002, waar de EU stappen ondernam om haar relaties met het Iraanse regime te consolideren, n.v.d.r.], verwelkomden alle media deze daad. Hamid-Reza Asefi, de woordvoerder van het ministerie van Buitenlandse Zaken, en Mohammad-Javad Zarif, de vice-minister van Buitenlandse Zaken, drukten hun tevredenheid met deze beslissing uit. Dit gebeuren op zich onthult de vermindering in interne meningsverschillen binnen het Iraanse regime wat betreft de nieuwe oriëntatie naar het internationale kapitalisme.
De facties binnen de heersende elite hebben ongetwijfeld zoals in het verleden hun meningsverschillen over de kwestie of men nauwere relaties moet aangaan met de [Westerse] kapitalistische regeringen, in het bijzonder de Amerikaanse regering. Maar het moet gezegd dat de geschillen over hun politiek tegenover de VS deze keer pas intenser werden toen George Bush verklaarde dat Iran deel uitmaakt van ‘de as van het kwaad’. Desondanks zijn de ‘verschillen’ tussen de twee zogenaamde ‘autoritaire’ en ‘reformistische’ facties niet geheel terug te brengen tot ‘pro-westerse’ en ‘anti-westerse’ standpunten. Sinds de eerste dagen van het regime waren er reeds interne meningsverschillen over de twee vormen en wegen om een kapitalistisch systeem in werking te stellen. De ene wil de huidige situatie behouden en doorgaan met een Islamitisch (semi-feodaal) systeem en een economie met een ‘bijzondere’ verhouding met het wereldkapitalisme (vergelijkbaar met de Syrische en Libische regeringen). De andere droomt van een terugkeer naar de gouden jaren van de monarchie. De eerste visie is gebaseerd op de uitbouw van machtscentra en op korte termijnwinsten; de tweede visie wil een machtsconcentratie en de creatie van een modern kapitalistisch systeem. De interne verschillen binnen de heersende elite zijn altijd al gebaseerd geweest op de machtsstrijd tussen deze twee facties. Er zijn nooit meningsverschillen bovengekomen over de repressie, intimidatie en uitbuiting van de arbeidersklasse. De vorige repressie tegenover arbeiders en studenten toont die realiteit. Op geen enkel moment heeft de vijandschap tegenover Europese en Amerikaanse regeringen het niveau bereikt van een zoektocht naar onafhankelijkheid van het wereldkapitalisme – zelfs niet tijdens de belegering van de Amerikaanse ambassade en op het hoogtepunt van de propaganda rond de ‘Grote Satan’.
Het heersende systeem in Iran is een unieke vorm van kapitalisme. De interne botsingen tussen de factie voor een ‘Islamitisch systeem’ enerzijds en anderzijds de factie die de creatie prefereert van een modern kapitalistisch systeem georiënteerd naar het wereldkapitalisme, hebben altijd bestaan. Maar gedurende de voorbije twee decennia heeft de logica van het kapitalisme ervoor gezorgd dat de zogenaamde ‘gematigde’ factie aanvaardbaarder lijkt.
Dat is de reden waarom het wereldkapitalisme [imperialisme] nu constant steun geeft aan de factie die voor een ‘modern’ kapitalisme is. Het bestaan van een kapitalistische staat met een centraal geconcentreerde machtsstructuur, die de kapitaalstroom en kapitaalsinvestering garandeert, is een noodzaak voor het wereldkapitalisme. Een semi-feodaal Islamitisch systeem met een middeleeuwse machtsstructuur zou dit duidelijk niet kunnen verschaffen.
Daarom hebben deze twee tendensen binnen de heersende elite altijd bestaan – hoewel ze door verschillende tijden verschillende vormen hebben aangenomen. In het begin steunde de Bazargan-regering de moderne kapitalistische visie. Daarna werd deze tendens vertegenwoordigd door Banisadr, vervolgens Rafsanjani en Khatami, en nu Behzad Nabavi. Integendeel tot wat velen denken – die de ‘hervormingen’ van Khatami als een keerpunt zien – bestaat de ‘reformistische’ tendens als een tendens van wereldkapitalisme al sinds de eerste dagen van de formatie van de Islamitische Republiek. Het enige verschil nu is dat deze tendens onder de huidige omstandigheden versterkt wordt. Wat we vandaag aanschouwen, is de overgave van de ‘autoritaire’ vleugel aan de logica van het kapitalistische proces door de diepte van de economische en politieke crisis in Iran. Zo verklaarde Mohammad Khazaii, de vice-minister van Buitenlandse Zaken, onlangs dat het regime een probleem heeft met de Amerikaanse regering maar niet met de Amerikaanse handelaars! Alsof Amerikaanse handelaars los staan van de Amerikaanse regering! Tijdens de eerste drie maanden van dit jaar [1381 volgens de Islamitische kalender, of 2002, n.v.d.r.] exporteerde het Iraanse regime, ondanks alle anti-Amerikaanse slogans en oproer, goederen naar de VS ter waarde van 30 miljoen Amerikaanse dollar en importeerde het van de VS naar Iran voor 9 miljoen dollar (volgens Radio Azadi, 15 juni 2002). Het is evident dat de recente reisjes van de leiders van het Iraanse regime naar de Europese landen en de contacten met de VS, onmogelijk waren indien ze in het geheim uitgevoerd werden en zonder de consultatie vooraf en zelfs de goedkeuring van de ‘autoritaire’ factie.
Het is vandaag zonneklaar dat de twee facties van de heersende elite een gemeenschappelijk uitgangspunt bereikt hebben over de oprichting van economische en politieke relaties met de kapitalistische regeringen ven Europa (en later met de Amerikaanse regering). Natuurlijk zullen een aantal leden van de rechtervleugel van het regime hun oppositie hiertegen blijven uiten. Maar deze geschillen zijn grotendeels cosmetisch van aard en worden voor demagogische doeleinden opgeworpen om de goedkeuring te krijgen van de basis van de Hezbollah. Beide facties van het regime weten nu heel goed dat zijzelf moeten aanvaarden in dezelfde richting te gaan als de imperialistische regeringen, om het huidige systeem en hun eigen politieke macht te behouden. Met andere woorden staat de creatie op de agenda van een modern kapitalistisch systeem zoals in de rest van de ‘Derde Wereld’ (gelijkaardig aan het vroegere systeem onder de Sjah).
Het originele artikel werd in juli 2002 in het Perzisch gepubliceerd op www.kargar.org en in Kargar-e Socialist nr. 114 in augustus 2002.
Lees via deze link deel 1 van deze reeks.