Deze maand viert de Iraanse revolutie haar dertigste verjaardag. De internationale media pompen verhalen boven over de rol van de Islamitische clerus in de revolutie, vooral dan over die van Ayatollah Khomeini. Wie zich beperkt tot het lezen van slechts die verhalen, krijgt de indruk dat de Iraanse werkende klasse nauwelijks iets te maken had met de turbulente gebeurtenissen van februari 1979.

De waarheid is dat de revolutie van 1979 in Iran, een arbeidersrevolutie was. Zonder de mobilisaties van de werkende klasse zouden de Ayatollah en zijn vrienden in ballingschap in Frankrijk op betere dagen zijn blijven wachten. In plaats daarvan kon Khomeini op 1 februari terugkeren naar Iran, waar een menigte van miljoenen mensen hem verwelkomde. Moeten we echt geloven dat deze ene man de revolutie uitlokte en leidde? De waarheid is dat hij een situatie binnenwandelde die al een hele tijd broedde.

In werkelijkheid daagden arbeiders en jongeren een jaar voordien reeds de gehate SAVAK, de geheime politie van de Shah, in de straten uit. Daarvoor stond de SAVAK bekend als een van de machtigste en meest onneembare represssieapparaten ter wereld. En toch, eens de massa in beweging kwam, smolt deze gehate kracht weg, vele van haar leden gooiden hun uniform weg uit angst voor represailles van de werkende mensen. Ze hadden reden tot ongerustheid, aangezien ze verschrikkelijke brutale daden hadden gepleegd, zoals met machinegeweren uit helikopters ongewapende demonstranten neerschieten!

Waarom worden dit soort feiten niet in de media belicht vandaag? Feit is dat de regeringen van Frankrijk, Groot-Brittannië, de VS en de Russische bureaucratie de Shah steunden. Ze zagen zijn dictatoriale regime als een sterke bondgenoot in deze olierijke regio. De imperialisten steunden de Shah decennia lang. Ze trokken hun steun pas terug toen duidelijk werd dat hem aan de macht houden gelijk stond met het uitlokken van een revolutie van onderuit die hun vitale belangen zou bedreigen.

Onder de Shah bracht de industrialisatie van het land een modern proletariaat van miljoenen mensen voort. Dit proletariaat was voorbestemd om een sleutelfunctie in de revolutie te spelen. Van cruciaal belang was de beweging van oliearbeiders. Tot dan toe hadden vele linksen deze sector afgeschreven als een zogenaamd geprivilegieerde sector. Maar op het cruciale moment kwamen deze arbeiders in beweging en gezien het belang van de olie-industrie voor de Iraanse economie, betekende dit het einde voor het regime.

Bij het militanter worden van de Iraanse werkende klasse werden sovjets opgericht. De arbeidersraden werden opgericht om uitdrukking te geven aan echte arbeidersmacht. De beweging van de massa leek almachtig. Zo machtig zelfs dat het leger verdween, vele uit de lagere rangen, maar ook enkele officieren sloten zich bij het volk aan. Het eens militaire regime van de Shah, stortte als een kaartenhuisje in.

Het is waar dat geen enkele specifieke partij de Iraanse revolutie leidde. Opvallend was dat, ondanks het gebrek aan leiderschap, de arbeiders een geweldig talent toonden om zich te organiseren van onderuit. In de fabrieken namen de arbeiders de productie over en richtten arbeidersraden op, de boeren namen land in en de nationale minderheden die zo lang onderdrukt waren geweest, gaven uitdrukking aan hun verlangen tot autonomie. De studenten radicaliseerden enorm en er ontstonden allerlei socialistische en marxistische discussiekringen en groepen.

Alle voorwaarden waren aanwezig om te komen tot een snelle vorming van een echte arbeidersregering. Indien dit gematerialiseerd was geweest, hadden we een gezonde arbeidersstaat tot stand zien komen, de eerste in zijn soort sinds de Russische revolutie van 1917. Dit zou de krachtsverhoudingen in het Midden-Oosten en omstreken volledig gewijzigd hebben. Een succesvolle machtsovername van de arbeidersklasse in Iran zou het einde ingeluid hebben van het ene despotische regime na het andere in de regio, aangezien er gelijkaardige omstandigheden waren in de omringende landen. De hele geschiedenis van de regio had anders kunnen zijn. Het had de eerste stap kunnen zijn in de uitbouw van een Socialistische Federatie van het Midden-Oosten.

Tragisch genoeg, ondanks de immense revolutionaire energie die de arbeiders toonden, werd de Iraanse werkende klasse ervan weerhouden een socialistische revolutie uit te dragen tot het einde en dit door de partij die in theorie net verondersteld werd zo'n revolutie te leiden, de Tudeh-partij (Communistische Partij). Dit was niet de eerste of de laatste keer dat een communistische partij met een stalinistische leiding zo'n verraderlijke rol speelde. In de context van de toenmalige krachtsverhoudingen tussen de belangrijkste machten, namelijk de VS en de SU, moest Iran onder de invloedssfeer van de VS blijven. De bureaucratie van de Sovjetunie had er geen belang bij een revolutionair beleid voor Iran te promoten. De Tudeh-partij voerde gehoorzaam een beleid uit gebaseerd op de idee dat de voorwaarden in Iran niet ontwikkeld genoeg waren voor een socialistische revolutie. Hun perspectief was een ‘democratische revolutie', een burgerlijke revolutie dus. Dit verklaart waarom ze een ‘progressieve burgerij' zochten die de steun van de arbeidersbeweging moest krijgen.

Feit is dat een dergelijke klasse niet bestond in Iran. De burgerij had internationaal reeds lang voordien elke progressieve connotatie verloren die ze misschien in een ver historisch verleden had. Toch drong Tudeh op dit beleid aan en dit verklaart waarom ze de Ayatollahs als enigszins progressief afschilderden. Omdat de werkende klasse en in het bijzonder de Tudeh-partij zelf geen oppositie van onderuit in de arbeidersbeweging organiseerde, vonden oppositiestemmen een uitlaat via de moskees. De Islamitische clerus kwam in conflict met het regime omdat de Shah hun landgoederen wilde onteigenen. Ze begon oppositie te voeren in de moskees en dit sloot aan bij de echte massaoppositie die broedde onder de arbeiders. Doordat ze de Islamitische clerus als progressief afschilderde, verrijkte Tudeh het imago van de Ayatollahs in de ogen van de massa. Ze kregen daardoor bijna het aura van linkervleugel.

Wat dus eens een revolutie was, werd gewurgd en in de plaats ervan kwam een contrarevolutie van de Ayatollahs. Deze reactionaire Islamitische clerus moest aanvankelijk voorzichtig te werk gaan. De beweging die van onderuit ontstaan was, kon niet in een adem weggevaagd worden. De arbeiders hadden hun organisaties nog, de revolutionaire hartstocht leefde nog. De beweging die begonnen was in 1977, leidde tot de omverwerping van de Shah in 1979 en leefde voort tot 1981, toen het nieuwe Islamitische regime zich sterker voelde. Uiteindelijk werd de beweging vernietigd in 1983. In datzelfde jaar bande het regime de Tudeh-partij, nochtans had deze partij ertoe bijgedragen dat de Ayatollahs hun progressieve aura kregen. Er was niets nieuws onder de zon. Hoe vaak in de geschiedenis zagen we de reformisten en stalinisten de massa's nu al niet tegenhouden om dan zelf onderdrukt te worden door precies dat regime dat ze hielpen beschermen?

Dus de Ayatollahs voerden onder het mom van ‘de verdediging van de revolutie' systematisch een contrarevolutie, ze vernietigden elke werkelijke vorm van arbeidersmacht en arbeidersdemocratie. Ze bouwden geleidelijk aan een despotisch regime waar het kapitalisme overleefde en waar alle democratische rechten weggevaagd werden. De Iraanse arbeiders betaalden een hoge prijs voor het beleid van de Tudeh-leiding. Vele van de beste arbeiders- en jongerenactivisten lieten het leven in de gevangenissen van de Ayatollahs, ze werden gemarteld voor ze brutaal vermoord werden. De werkende klasse in zijn geheel betaalde met het verlies van de organisaties die tot stand kwamen bij de revolutie. Wat begon als een echte beweging van de werkende klasse, een socialistische revolutie in wording, was ongelukkig gekaapt door de fundamentalistische mullahs.

Vandaag, dertig jaar later, staat Iran opnieuw voor een revolutionaire opleving. De laatste jaren zagen we verschillende golven van studentenprotest en verschillende militante stakingen. Het Islamitische regime is nog steeds aan de macht, maar verliest haar greep. De Iraanse economie staat voor een serieuze crisis, zeker nu de olieprijzen instorten. Het regime heeft een pak minder manoeuvreerruimte dan in het verleden. Er is een volledig nieuwe generatie van arbeiders en studenten. Het merendeel van de Iraanse bevolking werd geboren na de revolutie 1979. Net daarom moeten de lessen van het verleden opgenomen worden door de jongere generatie. Zij hebben geen enkele illusie in de Islamitische clerus die de revolutie van 1979 kaapte, enkel om alles waar die revolutie voor stond volledig te verraden. Deze clerus wordt nu door het volk gehaat. Het is slechts een kwestie van tijd vooraleer een nieuwe revolutionaire golf hen van de macht stoot.

In 1979 konden de Ayatollahs zich nog enigszins als alternatief voor de Shah en zijn imperialistische steun presenteren, maar ze kunnen het volk deze keer niet bedotten. Het Islamitisch fundamentalisme is volstrekt reactionair en het regime in Iran toont dit aan iedereen. De arbeiders en jongeren die in de volgende Iraanse revolutie zullen mobiliseren, kunnen slechts een kant uit, dat is de kant van de ideeën van het marxisme. Daarom herinneren we onze lezers aan twee belangrijke artikels op onze internationale website:

Een eerste is The Iranian Revolution geschreven door Ted Grant in februari 1979. Dit legt uit hoe het gehate regime van de Shah door een arbeidersrevolutie omver werd geworpen, maar dan gekaapt werd door de fundamentalistische mullahs.

Het andere artikel bestaat uit twee delen Revolution and Counter-revolution in Iran: A Marxist View - Part One en Revolution and Counter-revolution in Iran: A Marxist View - Part Two. Het werd geschreven door de HKS, de Iraanse Socialistische Arbeiderspartij in 1983, die deelnam aan de revolutie. Het geeft een goede analyse van het hele proces. Het tweede deel gaat over de opkomst van de revolutionaire beweging in Iran in 1978 en hoe de contrarevolutionaire krachten rond Khomeini de macht volledig in handen konden nemen, vooral door het falen van de linkse partijen in het voorzien van een revolutionaire strategie.

Ondanks de enorme moeilijkheden van de afgelopen dertig jaar is de stem van het marxisme niet volledig uitgeroeid. De herinnering van 1979 leeft voort en is belichaamd in onze zusterorganisatie, de Iraanse Revolutionaire Marxistische Tendens (zie The political situation in Iran and the need to form the Iranian Revolutionary Marxists' Tendency). Deze kameraden baseren zich op de analyse uiteengezet in de vorige artikels. Ze leerden van de ervaringen van de Iraanse marxisten uit 1979. Door te leren van fouten uit het verleden kan de nieuwe generatie van arbeiders en jongeren in Iran zich voorbereiden op de komende periode. De geschiedenis schept een nieuwe kans. Die mag niet verloren gaan!

 

Voor meer informatie over de Iraanse Revolutionaire Marxistische Tendens:

Iranian Revolutionary Marxists' Tendency

Voor nieuws en analyses van de actuele toestand in Iran:

www.marxist.com/iran.htm

 

 

Tijdschrift Vonk

Affiche NDLS 9 novembre page 001layout Vonk 325 page 001

Activiteiten

Onze boeken

Onze boeken