Al jarenlang heeft Turkije een slechte reputatie op het vlak van mensenrechten. Zo is niemand de brutale onderdrukking van het gevangenenverzet tegen de overplaatsing naar nieuwe gevangenisblokken van het zogenaamde F-type ontgaan, die de Turkse staat eind vorig jaar lanceerde. Maar ook de strijd tegen de alomtegenwoordige corruptie, die als een parasiet doorheen alle lagen van de Turkse maatschappij woekert, blijkt nauwelijks zoden aan de dijk te brengen. In beide gevallen staat zowel de officiële als de officieuze positie van het Turkse leger tegenover de staat centraal.
Als er één constante is in Turkije, dan is het wel het feit dat niets standhoudt zonder dat het leger er de goedkeuring aan geeft, of er ten minste vrede mee kan nemen. Die traditie gaat terug tot het prille begin van de republiek, die onder leiding van Mustafa Kemal – niet toevallig een legergeneraal – in 1923 werd uitgeroepen. Deze verstrengeling met het politieke leven zoals we ze ook vandaag nog kennen werd geconsolideerd gedurende de oorlogsperiode van de jaren 40. Die trend zou zich doorzetten en nog worden versterkt ten gevolge van de Amerikaanse militaire “hulp” in de daaropvolgende Koude Oorlogsperiode. Toch is dit gegeven alleen natuurlijk te eenzijdig om het huidige meedogenloze onderdrukkingsapparaat en zijn corrupte en parallelle structuren te kunnen uitleggen.
Het leger en nationalisme
Zo is er de ontkenning en de vervolging van elke niet-Turkse culturele en taalkundige eigenheid die, sinds de geboorte van het seculiere Turkije, de vele etnische en religieuze minderheden op haar grondgebied treft. Ook hier ligt de oude Kemalistische doctrine aan de basis, steunend op een populair nationalisme. Hoewel niet ontkend kan worden dat de breuk met het religieuze karakter van het Ottomaanse kalifaat een vooruitgang met zich meebracht, was het ook het voorspel van een bloedige onderdrukking van alles wat als on-Turks werd beschouwd: een politiek van staatsterreur die tot de dag van vandaag nooit is gestopt.
Treffend is de wetenschap dat ook deze vorm van nationalisme, net als elke andere op deze planeet, een artificieel en ingevoerd gegeven is. Zo lag in het Ottomaanse rijk, met haar vele verschillende volkeren en culturen, de nadruk op het religieuze. Dit nationalisme is vandaag nog altijd een effectief instrument van onderdrukking en zelfonderdrukking in de handen van de staat. Ze treft zowel de Turkse bevolking als de vele niet-Turkse minderheden.
Ook het Westen en de VS spelen een dubieuze rol in hun relatie t.o.v. de Turkse overheid en haar militaire apparaat. Zo kan Turkije door zijn belangrijke strategische ligging en zijn bodemrijkdommen als NAVO-land genieten van een constante stroom aan financiële steun, vooral afkomstig uit de VS, die de onverzadigbare honger van het Turkse leger blijft voeden. De overmacht aan bruut geweld van deze oorlogsmachine teistert al decennialang de burgerbevolking in het Koerdische gedeelte van het land. Zo ontvolkt het leger hele gebieden onder het mom van “terrorismebestrijding”. Die acties gaan gepaard met het doden van de veestapels, waarvan de inwoners economisch afhankelijk zijn, en met het van de kaart vegen van volledige dorpen. De bedoeling is de guerrillastrijd van de PKK, de stalinistische Koerdische arbeiderspartij, een halt toe te roepen. Vaak is emigratie naar de groeiende sloppenwijken rond de grote steden het enige alternatief dat deze mensen nog hebben. Daar staat hen een leven in armoede te wachten. Ook vakbondsmilitanten en mensenrechtenactivisten worden niet ontzien. Handig gebruikmakend van de terroristische activiteiten van sommige links-extremistische groepen, drijft de overheid een wig tussen de Turkse arbeidersklasse en gebruikt “terrorismebestrijding” als het eeuwige excuus in haar niet-aflatende vervolging van elke kritische stem.
De terreur van de cel
De gevangenen voerden niet zomaar een verbeten strijd tegen de overplaatsing naar het nieuwe gevangenistype. Nu leven deze politieke gevangenen in grote zalencomplexen waar ze kunnen steunen op onderlinge solidariteit die hen toch nog ietwat bescherming biedt tegen de willekeur en vernederingen door het gevangenispersoneel. Het is veelzeggend dat gevangenen zich eindelijk veilig voelen wanneer ze hun straf mogen uitzitten en zodoende kunnen ontsnappen aan de isolatie in de politiecellen, waar ze ongecontroleerd gefolterd en vernederd worden.
Mensen beginnen niet zomaar aan een hongerstaking, een daad die tot blijvende lichamelijke schade en zelfs de dood kan leiden. Het feit dat meer dan 800 mensen gelijktijdig tot deze drastische maatregel overgingen, bewijst eens te meer hoezeer ze de overplaatsing naar deze nieuwe gevangenisblokken vrezen, waar ze in drie- tot eenpersoonscellen worden geplaatst. De Turkse staat beweert een einde te willen maken aan de druk die de linkse organisaties op de gevangenen zouden uitoefenen. Hoewel we niet kunnen ontkennen dat verschillende van deze organisaties als terroristisch kunnen worden bestempeld, zou het totaal verkeerd zijn dit door te trekken tot alle politieke gevangenen.
Een corrupte schijndemocratie
Een andere gevolg van de vergroeiing van leger en staat is de welig tierende corruptie en het bijna geïnstitutionaliseerde misbruik van mandaten en ambten. Dit is een enorme hinderpaal op weg naar het door Turkije toch zo gegeerde EU-lidmaatschap. Ondanks het officieel afkeuren van de abominabele situatie aangaande de rechten van de Turkse onderdanen, bewijst het halfzachte non-protest van de laatste weken nogmaals dat de West-Europese overheden uiteindelijk niet de minste wil hebben om het Turkse staatsapparaat ter verantwoording te roepen en hoogstens een cosmetische operatie eisen. Heel anders is hun houding tegenover het economische reilen en zeilen, en over de vlot functionerende rechtsstaat die zij hiervoor nodig acht.
Het wordt dan ook meer en meer duidelijk dat er een groeiende verdeeldheid begint te ontstaan onder de Turkse burgerij. Terwijl een deel al jaren moeite doet om de courante omkopingspraktijken en andere onfrisse financiële verrichtingen de kop in te drukken en hier dit jaar ook voor het eerst even effectief in slaagde, ziet een ander deel haar lucratieve bronnen van inkomsten bedreigd en gebruikt zodoende haar banden met het leger om hier in de mate van het mogelijke een eind aan te maken. Het is dan ook zeer onwaarschijnlijk dat deze oligarchen in de nabije toekomst het onderspit zullen moeten delven, temeer daar het leger een constante controle op het staatsapparaat uitoefent door middel van zijn vertegenwoordiging in de Nationale Veiligheidsraad, die men als het feitelijke bestuursorgaan kan beschouwen van deze “democratie”.
In de nabije toekomst moeten we ook niet veel hoop stellen in een verbetering op politiek gebied. De huidige burgerlijke partijen stellen zich zonder uitzondering onderdanig op tegenover het leger. Niet dat er in Turkije geen potentieel voor politieke verandering zou bestaan, integendeel, maar ook hier is de erfenis van het verleden voelbaar. Zo kan men de kwalijke gevolgen van de wisselwerking tussen de repressie enerzijds, en dat van het stalinisme uit het verleden anderzijds, die vele oprechte linkse militanten in de schoot van het extremisme dreef, nog steeds voelen.
Ook moeten we rekening houden met het feit dat de inmengingen van het leger, steunend op een parasitaire burgerij, ervoor zorgden dat het socialisme zich maar moeizaam een stevig gefundeerde plaats in de Turkse maatschappij kon verwerven. Maar als er één land is waar er een noodzaak aan een massabeweging met een consequent linkse koers bestaat, dan is het wel Turkije.