De Amerikaanse autosector staat op de rand van de afgrond. Sinds vorige zomer dook de verkoop naar omlaag met gemiddeld 30 procent, afhankelijk of het om Ford, GM of Chrysler gaat. General Motors is het diepst getroffen en verliest sinds september 2 miljard dollar per maand.
Onder druk van economische chantage en veel lobbywerk heeft de Bush-regering een noodkredietlijn van 17,4 miljard dollar toegestaan. Een faillissement zou een aardbeving veroorzaken met een verlies van 1 à 2 miljoen banen op zeer korte termijn. Ook het gebruik van ‘Chapter 11' dat failliete bedrijven beschermt tegen schuldeisers, kon geen soelaas bieden want dan verliezen schuldeisers hun claims (equity bonds) en hoeven leveranciers (m.a.w. de subcontractors) niet meer betaald te worden. In een netwerkindustrie zoals de automobiel is dit onmogelijk. Er was bijgevolg veel consensus om geld in een bodemloze put te gooien.
Niet toevallig werd dit gekoppeld aan een nieuwe aanval op de sociale rechten van de automobielarbeiders. Zo eisten de Republikeinse congresleden dat de bestaande collectieve arbeidsovereenkomsten zouden herzien worden inzake verloning en dat het sociaal fonds van gepensioneerden zou gerecycleerd moeten worden in aandelen. Het eerste betekent het terugbrengen van de sociale rechten in de fabrieken met syndicale aanwezigheid op het niveau van assemblage-eenheden in de zuidelijke staten waar geen syndicale aanwezigheid geduld wordt. Het tweede betekent dat het door de vakbond gerunde Voluntary Employee Beneficiary Association door de firma wordt toegeëigend om cashreserve te garanderen. Volgens de vakbond is dit fonds meer dan 50 miljard dollar waard, volgens de bedrijfsleiding amper 30 miljard. Dat is een echte hold-up dus. In december heeft de syndicale linkerzijde een karavaan ingericht naar het Congres (parlement) om het enige juiste standpunt te verdedigen: "Lonen en sociale uitgaven vertegenwoordigen slechts 10 procent van de kost van een auto, dus betalen wij de crisis niet." Hun eis was: geen uitverkoop van sociale rechten om het kapitaal te redden maar een rechtstreekse overheidsparticipatie. Onder tijdsdruk werd de geldkraan dan toch geopend zonder de voorwaarden van sociale afbouw.
Dit aspect zal opnieuw ter sprake komen onder de nieuwe Obama-regering. Deze zal maar op één punt verschillen met de voorgaande. In ruil voor overheidssteun eist ze vanwege het management een "groen productiemodel". Voor de rest moeten de werkers "ook bijdragen tot de competitiviteit" en dus hun sociale rechten opgeven. Voorlopig is de vakbondsleiding van de UAW geneigd mee te gaan met de eis de ziekteverzekering van gepensioneerden te recycleren in nieuwe aandelen met als idee dat de werkers hierdoor mede-eigenaar worden van GM en Chrysler. Dit is een zeer gevaarlijke piste want 1 miljoen gepensioneerden verliezen dan hun ziekteverzekering en kunnen voortaan naar medicare stappen om nog medische hulp te bekomen (van bedenkelijke kwaliteit met maandenlange wachtlijsten).
Toegevingen doen is een straat van miserie zonder einde. In feite stelt de case van de Amerikaanse automobielindustrie in alle scherpte de strategische keuze waarvoor de arbeidersbeweging vandaag staat, in de VS net zoals hier. Oftewel gaat men de weg op van een groen kapitalisme gefinancierd via een verregaande sociale achteruitgang met armoedelonen en een tot quasi nihil gereduceerde sociale zekerheid; oftewel gebruikt de arbeidersbeweging haar maatschappelijk gewicht (als producent van goederen en dus van rijkdom) om te ijveren voor een nationalisatie van de automobielindustrie, waarbij een groen en duurzaam productiebeleid ook met een sociaal leefbare situatie gepaard gaat. Dit betekent het uitdoven van de concurrentie op een hoe dan ook verzadigde markt en het afstemmen van productie op maatschappelijke behoeften inzake mobiliteit en openbaar vervoer.