In de jaren zeventig van de vorige eeuw gebruikten arbeiders regelmatig de bedrijfsbezetting als een middel om hun eisen kracht bij te zetten. Zo werd in 1975 de fabriek van Prestige Tessenderlo bezet. De vzw “de Verenigde Werknemers van Prestige” nam de productie zelfs over en betaalde de werknemers. Na wat juridisch getouwtrek kwam de rechter tussen, de machines werden verzegeld,… Enkele maanden later werd met de eigenaar een akkoord bereikt en kwam er een einde aan de actie.

Vandaag zouden politici over elkaar struikelen om voor de camera te verklaren dat een bezetting een schending is van het eigendomsrecht en in de Kamer zouden een rist wetsvoorstellen worden ingediend waarbij men in de memorie van toelichting zou kunnen lezen dat staken een recht is, maar dat er grenzen zijn… Vijftig jaar geleden lag dat wel anders. In het zeer respectabele Rechtskundig Weekblad werd bijvoorbeeld de rede afgedrukt van de plechtige openingszitting van de Vlaamse Conferentie der Balie van Gent – een allesbehalve linkse organisatie - van 30 oktober 1976 met als titel: “Recht op arbeid: meer dan een prestige-zaak.” Hierin werden door advocaat Luk De Schrijver een aantal uitspraken gedaan waaruit een zekere sympathie bleek voor de bezetters. Ook de Leuvens professor (en latere advocaat-generaal van het Europese Hof van Justitie) Van Gerven sprak zich – in de kolommen van datzelfde tijdschrift - vrij positief uit over dergelijke acties. Nu ligt dat dus allemaal anders; de grondstroom is rechts(er). Een recente uitspraak van de Gentse rechtbank van eerste aanleg (Voorz. Rb. Gent 7 juni 2024, AR 24/849/B) is evenwel hoopgevend.

De aanleiding

Op 6 mei bezetten een aantal studenten het Universiteitsforum (UFO) van de Universiteit Gent. Aanleiding was de speciale militaire operatie van het Israëlische leger in de Gazastrook. Tentjes werden opgezet, er werd gescandeerd, gezongen, gekookt. Mei ’68 leek wel terug. De studenten onderhandelden met de rector. Na toezegging dat de samenwerking met de Israëlische universiteiten zou worden stopgezet, verwachtte iedereen dat er een einde zou komen aan de actie. Er werden echter aanvullende eisen gesteld die voor het universiteitsbestuur niet verteerbaar waren. Daarop werd besloten om een deurwaarder vaststellingen te laten doen waarna naar de rechter werd gestapt.

De uitspraak

Aan de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg werd door middel van een eenzijdig verzoekschrift in kort geding gevraagd om tussen te komen; dezelfde techniek als wordt gebruikt om stakingsposten te verwijderen.

De eis was vrij eenvoudig. De bezetters moesten opkrassen binnen het uur na aanplakking van het uitdrijvingsbevel door de gerechtsdeurwaarder. Wie dan nog aanwezig zou zijn, zou kunnen worden verwijderd “desnoods met tussenkomst van de gewapende macht” en als iemand nog zou terugkeren, zou die een dwangsom van 250 EURO per overtreding riskeren.

In zijn atypische beslissing legt de rechter een aantal interessante accenten. Recht op protest en het recht op demonstreren zijn fundamentele grondrechten en een belangrijk onderdeel van een vrije samenleving en een rechtstaat. Uiteraard zijn er bepaalde grenzen aan deze rechten maar een beperking is enkel mogelijk wanneer dit volstrekt noodzakelijk is, bijvoorbeeld voor de openbare veiligheid, de bescherming van de gezondheid, de bescherming van de grondrechten van derden (het recht op arbeid van personeelsleden of het recht op onderwijs van de studenten) of ter voorkoming van strafbare feiten. Daarnaast moeten alle minder ingrijpende maatregelen uitgeput zijn.

De vrijheid om te demonstreren en protesteren geldt enkel voor vreedzame acties waarbij geen geweld wordt gebruikt tegen personen en waarbij niet wordt aangezet tot haat, discriminatie en geweld.

De bewijslast ligt bij de verzoeker. Het volstaat dus niet om ‘”zo maar” wat te beweren. De feiten moeten ook worden aangetoond.

Bij de beoordeling hield de voorzitter rekening met de context. Dit is een gelukkige uitzondering op de regel dat magistraten meestal alleen maar kijken naar de wetgeving. Een ander belangrijke nuance betreft het feit dat de rechter oog heeft voor het geheel van de actie. Gewelddadige protesten van enkelingen mogen niet worden toegerekend aan de hele groep demonstranten.

Na afweging van alle elementen werd het verzoek afgewezen. Een opsteker voor de studenten maar de uitspraak is ook belangrijk voor syndicalisten. Een aantal principes kunnen immers rechters inspireren die geconfronteerd worden met verzoeken om stakingsposten te verwijderen/bezettingen te beëindigen.

De lessen

Welke lessen kunnen we uit de beslissing trekken?

  • Een bezetting kan een legitieme wijze zijn om te protesteren. Wanneer werknemers bijvoorbeeld verzamelen blazen op een bedrijfsparking en deze op een vredelievende wijze blokkeren (bv. door middel van een sit-in) moet dat kunnen.
  • Een werkgever kan niet “zomaar” naar de rechter stappen maar moet eerst gepoogd hebben om het conflict op een minder ingrijpende manier te ontmijnen: een waarschuwing aan werkgevers die elke dialoog weigeren met de vakbondsafvaardiging of een uitnodiging van het verzoeningscomité afslaan.
  • De rechter moet/zal rekening houden met de context. Een sluiting van (een afdeling van) een onderneming bv. is dermate ingrijpend in het leven van werknemers dat dit een bezetting kan rechtvaardigen.

Uiteraard maakt één zwaluw de lente niet. Een andere rechter zou misschien iets minder sympathie hebben opgebracht voor de actie of tot een schending van het eigendomsrecht hebben besloten. Deze uitspraak illustreert alleszins dat sommige magistraten outside the box durven denken. Alle hoop is (nog) niet verloren.

 

 

Tijdschrift Vonk

layout Vonk 326 1 page 001

Activiteiten

Onze boeken

Onze boeken