Het cynisme van de ‘vrije markt’ en de onkunde van de regeringen worden door de coronacrisis op een wereldschaal blootgesteld. De voorstanders van het kapitalisme hebben alle moeite van de wereld om het kapitalistische systeem tegen de groeiende kritiek in te dekken. Toch proberen ze het met het deuntje dat ze nu – en nog voor lange tijd - zingen: “Het gaat om een ongelukkige natuurramp. Niemand treft fout, iedereen (lees: de werkenden en armen) zal inspanningen moeten leveren om de economische situatie recht te trekken.”

Deze bewering kan niet door feiten worden gestaafd. Die geven immers het tegenovergestelde aan. Het kapitalisme is het minst efficiënte systeem om een crisis aan te pakken. Uitspraken als de bovenstaande geven vooral het programma van de heersende klasse weer. Ze willen de kosten doorschuiven naar de werkenden, jongeren en armen van de wereld. Systeemtrouwe academici zoals Patrick Loobuyck denken ook na hoe ze dat enigszins kunnen legitimeren door in te spelen op het ‘gezonde verstand’ van de bevolking: het is een “ongelukkige natuurramp” en daardoor “immoreel om iemand de fout te geven.” Toch zal geen enkel moreel argument hen uiteindelijk redden van de groeiende onvrede.

Geen ongelukkig toeval

De corona-uitbraak is de zoveelste epidemie van de voorbije decennia (malaria, zika, ebola…). De voorbije tien jaar werden er maar liefst 900 nieuwe ziekten ontdekt. Er wordt geschat dat 75% van de infectieziekten die de voorbije 30 jaar opdoken, zijn overgedragen door pathogenen afkomstig van dieren. Deze pathogenen kunnen onschadelijk zijn voor bepaalde soorten, maar ontwikkelen zich tot acute ziekten eens ze in andere dieren of mensen terecht komen. Alles wijst erop dat ook het coronavirus afkomstig is van wilde dieren zoals vleermuizen of schubdieren.

De versnelling van deze microbenoverdracht heeft alles te maken met de menselijke invasie van wilde levensgebieden. In de voorbije 40 jaar is een derde van de Zuidoost Aziatische bossen gekapt. Maar ook grondwaterverontreiniging, klimaatverandering en jacht op grote schaal verzwakken ecosystemen. Er wordt op zeldzame dierensoorten gejaagd (schubdieren zijn met uitsterven bedreigd). In die mate dat er vandaag één miljoen planten-en dierensoorten zijn bedreigd. Andere soorten die zich snel kunnen aanpassen zoals knaagdieren en vleermuizen migreren noodgedwongen naar menselijke nederzettingen op zoek naar voedsel. Dit alles stimuleert de overdracht van nieuwe ziektes.

Vrije microbenmarkt

Dit gebeurt op totaal ongecontroleerde manier, zoals dat onder het kapitalisme gaat. Bij het kappen en het indringen van ongekende bossen, wordt er niet gedacht aan de gevolgen. De winst primeert. Hetzelfde geldt op wildmarkten en slachthuizen. Verscheidene dierensoorten die elkaar nooit van dichtbij hebben gezien, worden onder erbarmelijke omstandigheden samengebracht om op onhygiënische wijze geslacht te worden. Achterhaalde infrastructuur en methoden worden op een moderne schaal gebruikt.

De industriële vleesproductie doet het niet veel beter. Duizenden dieren worden opgehokt, volgestopt met het goedkoopste voer en volgespoten met allerlei antibiotica, groeihormonen en andere rotzooi. Het blijft ook mogelijk dat het coronavirus afkomstig is uit de vleesindustrie. De provincie Hubei, waarvan Wuhan de hoofdstad is, is de zesde grootste gevogeltestapel van China. Er worden jaarlijks 500 miljoen kippen geslacht. Gezien de behandeling van deze dieren, kunnen we stellen dat de regio sowieso een tikkende tijdbom voor ziektes is. Ook in België heeft de vleesindustrie ziektes verspreid. Denk maar aan de dioxinecrisis van 1999, toen giftige chloorrestanten in dierenvoeder belandden en op onzichtbare wijze duizenden kankerdoden heeft veroorzaakt.

Mens en natuur

Door de voortschrijdende klimaatverandering en steeds meer voortkomende natuurrampen wordt het duidelijk dat de natuurlijke vernietiging steeds grotere gevolgen heeft op de samenleving. En vooral op de werkenden en armen, want de rijken kunnen zich de beste gezondheidszorgen, bunkers en jachten veroorloven om onder de gevolgen uit te komen. Het beste waar het kapitalisme toe in staat is, is aan oppervlakkige symptoombestrijding doen. Maar ook dat kent grenzen, die we spoedig zullen ontdekken. Eens alle problemen samenkomen, biedt een pijnstiller geen soelaas meer.

Naast massale investeringen in hygiënische procedés, infrastructuur en andere preventiemaatregelen (zoals mondmasker stocks!), moet het probleem ook fundamenteel aangepakt worden. De relatie van de mens met de natuur moet volledig herzien worden.

Om het totaalplaatje aan te pakken, en de gigantische kosten daarvoor te dragen, is er in het kapitalisme geen ruimte. Alleen al de wereldeconomie CO2-neutraal maken zou 4,3 biljoen dollar kosten. Het systeem kan zulke aantasting van de winsten niet aan. Investeringen, de economische motor van het systeem, zouden terugvallen en de wankele kapitalistische draaimolen doen stilvallen.

De marxistische kijk

In een klassensamenleving worden de fundamentele beslissingen gemaakt door een kleine minderheid kapitalisten en hun politieke vertegenwoordigers. De meerderheid heeft onder het kapitalisme geen enkele controle over hoe ons leven verloopt, laat staan hoe de maatschappij evolueert. Het is dan ook moeilijk in te denken dat de mens integraal deel uitmaakt van de natuur. En toch is het zo.

Marx en Engels spraken over het “metabolisme” tussen mens en natuur, dat tot stand komt door arbeid of het bewerken van de natuur om er iets mee te kunnen doen. Dit metabolisme werd vanaf het ontstaan van de eerste klassensamenlevingen verstoord. De samenleving werd georganiseerd om voor alles de belangen van de heersende klasse te dienen en ging roofbouw op de natuur plegen. Denk maar aan de ontbossing van het Middellandse Zeegebied onder het Romeinse Rijk.

Dit brengt een steeds grotere “metabolische barst” teweeg, waarvan we vandaag de gevolgen voor onze ogen zien ontwikkelen. Door de enorme opstoot aan grotere industriële en technologische capaciteit onder het kapitalisme, werd dit proces ten top gedreven. Marx en Engels erkenden dit al tijdens hun leven, aan het begin van de Industriële Revolutie:

“[De kapitalistische productiewijze] vernietigt de stofwisseling tussen mens en aarde, dat wil zeggen de terugkeer tot de grond van de door de mensen in de vorm van voedsel en kleding verbruikte bestanddelen van de grond; hiermee vernietigt de kapitalistische productie dus de eeuwige, natuurlijke voorwaarde van duurzame vruchtbaarheid van de grond. Daarmee vernietigt zij tevens de fysieke gezondheid van de arbeider uit de stad en het geestelijke leven van de arbeider op het platteland.” (Het Kapitaal, hoofdstuk13)

Geen pessimistische kijk

Als marxisten, delen we het pessimisme niet dat in veel ecologische stromingen terug te vinden is. Menselijke inmenging hoeft niet per definitie nefast te zijn voor de natuur. Toch niet wanneer dat op een rationele, gecontroleerde en op de geplande wijze gebeurt, met speciale aandacht voor de lange termijn. Om de menselijke impact op die manier te ‘monitoren’, mag de samenleving niet meer beheerst door de nauwe belangen van de kapitalistische minderheid.

Door haar omgeving te transformeren door middel van arbeid, heeft de mens de mogelijkheid om verder te gaan dat het ‘beheren’ van tekorten en natuurlijke grenzen. De natuur in haar ‘wilde’ staat is onverbiddelijk en maakt leven moeilijk. Door onze arbeid, is de mens in staat om de wilde, onherbergzame en soms zelfs onleefbare omgeving om te vormen tot een gebied waar leven kan floreren. Een socialistische revolutie kan de omstandigheden creëren om deze menselijke eigenschappen te ontwikkelen door de wereld te bevrijden van de kapitalistische uitbuiting van mens en dier.

Malthusiansime

Marxisten verzetten zich ook tegen de malthusiaanse visies die tijdens de coronacrisis weer populairder worden onder de heersende klasse. Dergelijke visies gaan er steeds van uit dat overbevolking het fundamentele probleem is, en niet het kapitalisme. In coronatijden spreken sommige politici als Boris Johnson en een resem ‘experten’ zich dan ook uit over de ‘positieve’ gevolgen: het zou ons ‘ontlasten’ van onproductieve groepen zoals ouderen en zieken… Dat zou de kapitalisten die steeds op zoek zijn naar kostenbesparing, alvast goed uitkomen.

Ook in België wordt er een verdoken malthusiaans beleid gevoerd. Op de vraag of er coronaslachtoffers in woonzorgcentra vermeden hadden kunnen worden, antwoordde de woordvoerder van de katholieke zorgvereniging Curando:

"Ja, ik denk het wel. (...) Dit komt hard aan, maar er zijn in onze maatschappij keuzes gemaakt die niet ethisch uitgediscussieerd zijn. Er werd gezegd dat als we keuzes zouden moeten maken, dat de ouderen gekozen worden."

Toch ontbreekt het niet aan voeding of andere levensnoodzakelijke middelen. Met de huidige landbouwproductie kunnen 13 miljard mensen gevoed worden. Misschien nog een duidelijker voorbeeld: de huidige mondiale schaarste aan mondmaskers zou zo verholpen kunnen worden indien de productie in de textielfabrieken daarnaar ingericht wordt. Zelfs Razer, een computer- en games-producent uit Singapore, kondigde aan enkele van hun werkplaatsen om te bouwen tot een volledig geautomatiseerde productielijn voor gezichtsmaskers.

Eco-malthusianisme is niet de oplossing

Omwille van de quarantainemaatregelen ligt de productie in steeds meer landen stil. Dit zorgt voor een tijdelijke daling van de CO2-uitstoot. Zonder naar het bredere plaatje te kijken, spraken sommige afdelingen van Extinction Rebellion zich hierover positief uit, bijvoorbeeld in Engeland: “Earth is Healing. Corona is the cure. Humans are the disease.”

Het is een illusie om te denken dat de huidige situatie op het vlak van CO2-uitstoot zich zal verderzetten. In tegendeel, de nakende recessie zal alle (bedenkelijke) klimaatakkoorden doen schrappen. Het verminderen van de CO2-uitstoot zal meer dan ooit van elk prioriteitenlijstje vallen, te midden van ecologische en sociale ellende.

Ook deze misplaatste hoera-kreet vanwege Extinction Rebellion is een uitdrukking van de malthusiaanse gedachte. Indirect wordt hier van uitgegaan dat we zullen moeten kiezen tussen het welbevinden van (te veel) mensen of dat van de natuur.

Dergelijk verachtelijk pessimisme helpt de strijd tegen het systeem die de menselijke en ecologische ellende veroorzaakt geen stap vooruit. Het is een ‘kopie’ van de pessimistische visie van de heersende klasse die niet in staat is de grote problemen van onze tijd op te lossen.

Het opheffen van de tegenstelling tussen stad en platteland

Voortbouwend op de experimenten en bekommernissen van de utopische socialisten van hun tijd, werkten de grondleggers van het marxisme een volledig ander perspectief uit. Uit het overgangsprogramma dat werd opgenomen in het Communistisch Manifest (1848):

“9. Vereniging van landbouw- en industriebedrijf, aansturen op de geleidelijke opheffing van het onderscheid tussen stad en platteland. Bevolking gelijk te verdelen over het territorium, en landbouw en manufactuur samenbrengen.”

Deze tegenstelling kwam samen met de ontwikkeling van de klassensamenleving tot stand. Als gevolg van efficiëntere en meer geschoolde arbeid, worden in steden goederen en diensten geproduceerd die meer waarde hebben. Dit brengt ongelijke ruilrelaties met zich mee, waarbij de arbeidsintensieve landelijke productie het onderspit delft. Uit deze tweespalt groeide ook de roofbouw op de natuur. De dominante stedelijke economie verloor de directe afhankelijkheid en daarmee het bewustzijn over het nodige hernieuwingsproces van de natuur. Op die manier werden natuurlijke rijkdommen steeds meer ‘gratis’ grondstoffen die voor het grijpen lagen. De enige optie om deze historische tweespalt op te heffen, is om agrarische en industriële productie binnen de steden te organiseren.

Friedrich Engels kwam hier meermaals op terug:

“De opheffing van de tegenstelling tussen stad en land is niet alleen mogelijk, het is tot een directe noodzakelijkheid van de industriële productie zelf geworden. Zoals het ook een noodzakelijkheid voor de landbouwproductie en voor de volksgezondheid is geworden. Alleen door de samensmelting van stad en platteland kan aan de huidige lucht-, water- en bodemvergiftiging een einde worden gemaakt, slechts dan kan voor de in de steden wegkwijnende massa’s bereikt worden dat hun afvalstoffen voor de groei van planten in plaats van voor het verwekken van ziekten zullen dienen.” (Anti-Dühring, 1877)

Onder het kapitalisme is het grondbezit opgedeeld in privé-percelen en ligt de onontgonnen natuur voor het grijpen van de agro-multinationals. Ook de andere voorzieningen voor de overwegend stedelijke bevolking, worden gecontroleerd door grote bedrijven. Die zijn op zoek naar winst en niet naar de kosten die gepaard gaan met een transformatie naar duurzaamheid. Toch is er voldoende technische kennis en organisatorische knowhow aanwezig om vandaag te beginnen aan een duurzame reorganisatie van de gehele samenleving.

Ecocities

Sinds de jaren ’70 bundelen geografen, ingenieurs en biologen in allerlei onderzoeksinstituten de krachten om modellen uit te werken die de tegenstelling tussen stad en platteland kunnen opheffen. Ze beschrijven deze ‘ecocities’ als “een stad waar mensen in harmonie leven met de natuur en daarvoor gradueel hun ecologische voetafdruk moeten aanpassen.” Het gaat hier niet enkel om het toepassen van de nieuwe energie- en recyclagetechnieken, maar ook over de ruimtelijke organisatie van steden. Dit kan gedaan worden via indrukwekkende, alomvattende modellering gaande van energieverbruik, over de benodigde capaciteit en toegang tot openbaar vervoer, tot lichtinval en luchtstroming in de woning. Op basis van de reeds bestaande kennis, kunnen steden tot aangename plaatsen ontwikkeld worden waar ruimte is voor mens en natuur. Ook sociale benodigdheden moeten hoog op de lijst staan, gaande van ziekenzorg tot crèches en wijkkeukens om de huiselijke arbeid af te bouwen.

De afgelopen decennia kon er hier en daar al geëxperimenteerd worden met de bouw van zulke gebouwen of wijken. Het gaat echter steeds over prestigeprojecten in de Golfstaten of vastgoedspeculatie in steden als Hamburg. Hoe kan het ook anders op de private immobiliënmarkt die beheerst wordt door vastgoedmagnaten? Deze intensieve bundeling van de nieuwe kennis met de duurzaamste technologie past in geen duizend jaar in het budget van een individuele werknemer.

Verticale landbouw

Ook landbouw en steden hoeven geen contradictie te zijn. Zo tonen voorstanders met ‘verticale landbouw’. Dat is voedselproductie op braakliggende grond, in kelders, op daken of aan wanden van stedelijke gebouwen, dus zonder extra grondoppervlakte te gebruiken. Watergebruik van gezinnen wordt gerecycleerd om de landbouw in serres te bevoorraden. Ook pesticiden blijken niet nodig te zijn door het inzetten van insecten en door op intelligente wijze verschillende plantensoorten te combineren. Ook in kelders kan er aan landbouw worden gedaan, en niet alleen om paddenstoelen te groeien. Op basis van experimenten en modellering blijkt dat er op die manier driekwart van het nodige fruit en groeten voor een stad geproduceerd kan worden. Voor alle duidelijkheid: het gaat hier niet over de idee dat iedereen individueel een moestuintje moet beginnen. Deze verticale landbouw moet op professionele wijze en op grote schaal aangepakt worden. Maar ook hier geldt dat de kostelijke innovaties niet passen in de winstzoektocht van de kapitaalkrachtigen.

Om dergelijke innovaties en totaalvisies te implementeren, moet de samenleving bevrijd worden van de grenzen die het private bezit opwerpt. Enkel door het onteigenen van de grote banken en bedrijven, en het publiek maken van al deze rijkdom, kunnen alle steden tot volledige ‘ecocities’ worden omgebouwd. Dan zullen ze ophouden met steden te zijn in de nauwe zin: chaotische ophopingen van mensen en infrastructuur. In die zin ligt de opheffing van de tegenstelling tussen stad en platteland volledig binnen ons bereik.

Tijdschrift Vonk

layout Vonk 326 1 page 001

Activiteiten

Onze boeken

Onze boeken