De lokroep van het communisme
Aragon raakt steeds meer in de ban van het communisme, hij wordt verliefd op de Russische Elsa Triolet, de schoonzus van Vladimir Majakovski, en zij overtuigt hem om lid te worden van de Franse KP. Hij kiest dan ook consequent voor het volledige engagement: eerst en vooral is hij partijmilitant, daarna dichter en schrijver. Hij gaat in 1933 werken voor L’Humanité en richt in 1937 het linkse dagblad “Ce Soir” op. Tijdens de Duitse bezetting gaat hij samen met Elsa bij het verzet en duikt onder.
Uit die tijd stamt het magistrale gedicht “De rode affiche”, waarin hij de buitenlanders, actief bij het Franse verzet, eert. Ernst Van Altena vertaalde de beginregels aldus:
“Neen, jullie vroegen niet om glorie of om tranen
niet om koralen of ’t gebed voor hen die gaan
je nam gewoon de wapens en viel de vijand aan!”
Aragon werd na de tweede wereldoorlog een van de meest vooraanstaande communistische intellectuelen van Frankrijk. Hij was een devote aanbidder van de Sovjet-Unie – hij schreef zelfs een lofzang op Stalin! – en verdedigde zijn politiek door dik en dun. Pas eind jaren 1960 vielen de schellen hem van de ogen en begon hij kritiek te spuien. Hij bleef wel loyaal en had tot aan zijn dood nog een lidkaart van de Franse KP.
Il n’y a pas d’amour heureux
Aragon schrijft zeer toegankelijke, ritmische poëzie, die zich uitstekend leent om op muziek te zetten. De grote Franse chansonniers Jean Ferrat, Leo Ferré, Juliette Greco en Georges Brassens namen er tientallen op. De liedjes: “Aimer à perdre la raison”, “L’Affiche rouge”, “Est-ce ainsi que les hommes vivent?”, “Que serais-je sans toi ?” behoren tot het collectief geheugen van de Fransen. Het meest bekende en meest gecoverde is wel “Il n’y a pas d’amour heureux”, de versie van Nina Simone is adembenemend! Op het eerste zicht spreekt Aragon bitter en cynisch over de liefde, maar om dat te kunnen, moet je wel héél graag gezien hebben! In een vertaling van Ernst Van Altena luidt het slotvers:
“Wat kost een schamel lied niet aan verdriet en strijd
Een deuntje voor gitaar aan snikken en ontberen:
Gelukkig is de liefde nooit!”
De liefde kiest zelf de vorm waarin ze verschijnt
Na de dood van Elsa in 1970 beleeft Aragon openlijk zijn homoseksuele gevoelens. Doorheen zijn werk, vooral in zijn gedichten, waren die veelvuldig aan bod gekomen, maar steeds op een besmuikte manier. Hij bezoekt openbare ontmoetingsplaatsen en lanceert zich in het gay-uitgangsleven. Georges Marchais, de toenmalige secretaris-generaal van de KP moet tussenkomen om de gechoqueerde “kameraden” te bedaren: “Maar laat hem toch doen wat hij wil!”, klinkt het dan. Zijn laatste geliefde en gezel tot zijn dood, de dichter Jean Ristat zegt het zo: “Aragon wou geen statement maken, wou niet zeggen: ik ben zo of ik ben niet zo! Hij leefde hoe hij wou, hij was zelf pure poëzie”.
De afbeelding in dit artikel is vrij te gebruiken onder de voorwaarden van een creative commons by-sa 2.0 licentie.
Het origineel kan uw hier vinden.