De biografie is met voorsprong het populairste genre in de literatuur. Het hoeft niet altijd over machtige politici, spraakmakende schrijvers of beroemde kunstenaars te gaan. Dat de levensloop van een West-Friese huisvrouw en een Rotterdamse naaister veel interessanter en meeslepender kan zijn tonen de Nederlandse historici Bart Lankester en Janine Jager moeiteloos aan.
Het Nederlandse platteland in de 19e eeuw
Trien werd in 1891 geboren in een arm boerengezin. Met de steun van een onderwijzer en de plaatselijke dominee doorliep ze probleemloos de lagere school. Ze ontwikkelde reeds vroeg een liefde voor taal en poëzie. Via haar man kwam ze in contact met het socialistische gedachtengoed. De foto van Domela Nieuwenhuis, de anarchistische dominee, hing prominent in haar woonkamer. Toen ze tijdens een politieke vergadering in mei 1921 in contact kwam met Henk Sneevliet, de leider van de Revolutionair Socialistische Arbeiderspartij (RSAP), stond haar besluit vast “Ze zou met hart en ziel strijden voor de bevrijding van de werkende klasse, de eerlijke verdeling van het bezit en de gelijkheid van man en vrouw”. Zij richt binnen de RSAP een vrouwenbond op, wordt redactiesecretaris van het tijdschrift en geeft spreekbeurten doorheen het gehele land. Ze grijpt de kansen die de beweging haar biedt met beide handen aan en wordt door zelfstudie en cursussen een kaderlid en vertrouwelinge van Sneevliet. Ze is een begenadigd spreekster, “vrouwen, vooral voor ons is het belangrijk dat we buiten onze kleine huishouding treden en zien dat de strijd buiten ons nodig heeft”. Ze voegt ook de daad bij het woord: gedurende 30 jaar is ze verantwoordelijk voor een bureau voor geboorteregeling waar ze praktische hulp biedt. Na de inval van de Duitsers gaat de RSAP ondergronds, ze worden in 1942 verraden. Henk Sneevliet wordt met 7 medestanders terechtgesteld en Trien komt in Ravensbrück terecht. Daarover vertelt ze: “één van de stalinistische medegevangenen siste mij toe: ‘goed dat Sneevliet al dood is, dan hoeven wij hem en de andere Trotskisten niet meer kapot te maken als we hier uit raken”….
Ze overleeft het kamp en blijft tot op hoge leeftijd nog politiek en maatschappelijk actief. Trien slaagde erin om boven zichzelf uit te stijgen. Zij moest zich niet beperken tot een academisch exposé om haar woorden kracht bij te zetten. Zij droeg praktische voorbeelden aan, uit haar eigen leven: in de letterlijke zin van het woord maakte zij het persoonlijke politiek.
Een Nederlandse in Leningrad
De auteur, Janine Jager, baseerde haar boek op de honderden pagina’s aantekeningen die Wilhelmina haar gehele leven bijhield en de correspondentie met haar familie en vrienden. We krijgen een gedetailleerd en beklijvend tijdsbeeld van Rusland in de 20e eeuw, vermengd met de lotgevallen van een opmerkelijke vrouw.
Wilhelmina groeide op in een Rotterdams arbeidersgezin met socialistische sympathieën. In 1920 wordt ze verliefd op een Russische zeeman, Timofej, die door de blokkade van zijn schip vastzat. Nederland had de nieuwe Sovjetstaat niet erkend, ze trouwen in 1925 en vertrekken clandestien naar de USSR. Wilhelmina was reeds lid van de CPN (communistische partij Nederland) geworden in Rotterdam en sluit zich nu aan bij de Russische partij. Na twee jaar houdt ze het voor bekeken: ze wil terug naar haar geboorteland. Omdat ze onrechtmatig vertrokken was weigert Nederland haar een inreisvisum. Ze zit vast en besluit er maar het beste van te maken. Ze krijgt hulp van de Sovjetstaat: ze kan een spoedcursus middelbaar onderwijs volgen en ze leert vlot Russisch. Ze doet vrijwilligerswerk voor het Oosters instituut en ontfermt zich over de Indonesische collectie. Ze is erg leergierig en schoolt zich onvermoeibaar bij. Ze vervreemdt van Timofej, ze scheiden en ze hertrouwt met de etnoloog Andrej Danilin, met wie ze twee kinderen krijgt. Ondertussen zijn we in 1936 beland, de tijd van de grote showprocessen. Wilhelmina beschrijft meesterlijk de beklemmende sfeer, de angst, de achterdocht, de verdachtmakingen. Ze overleven de Grote Terreur zonder veel kleerscheuren en Wilhelmina gaat terug aan het werk. De volgende catastrofe laat niet lang op zich wachten: het oprukkende Duitse leger belegert Leningrad gedurende 900 dagen maar slaagt er niet in de stad in te nemen. Dit wel ten koste van onmenselijke opofferingen: 1 miljoen van de 3 miljoen inwoners overleven het niet! Onder hen ook haar echtgenoot, Andrej.
Na de oorlog krijgt ze een job in het Museum voor Antropologie en Etnografie, het oudste instituut van Rusland. Ze moet een studie die de Amsterdamse burgemeester Nicolaas Witsen,300 jaar geleden gemaakt had over het Rusland van toen, vertalen naar het Russisch. Het wordt haar levenswerk: drie uitgebreide boekdelen.
Ze zou haar familie nog graag eens bezoeken, haar vader schrijft zelfs een persoonlijke brief naar Stalin maar het duurt nog tot 1965 voor ze toelating krijgt. Het blijft bij twee bezoeken, ze voelt zich nu meer thuis in Rusland, haar kinderen en kleinkinderen wonen er en wat het belangrijkste is: ze mag als gepensioneerde blijven werken in het Museum. Dat doet ze met onverdroten ijver tot ze in 1982 overlijdt. Het Rotterdamse ateliermeisje is een bekende wetenschapster geworden!
--------------------------------------------------------------------------------------------------------
“Kom vrouwen, aangepakt!” Bart Lankester - 2017 Van Gennep Fonds; “Een Nederlandse in Leningrad” Janine Jager – 2012 Uitgeverij Pegasus, Amsterdam.