Vijftig jaar geleden, in maart 1953, werd publiek gemaakt dat Stalin was gestorven. Decennialang had de stalinistische propagandamachine de mythe van Stalin als de nieuwe Lenin gepromoot. Op www.marxist.com publiceerden we een reeks Engelstalige artikels onder de titel ‘Fifty years after the death of a tyrant’ (vijftig jaar na de dood van een tiran), om de ware aard van het stalinistische regime te tonen. In deze vertaling van een van die artikels grijpen we Stalin aan om de rol van individuen in de geschiedenis uit te leggen.
De verjaardag van Stalins dood was een ideale gelegenheid om een vloed aan anti-sovjet en antisocialistische propaganda los te laten. De vijanden van het socialisme zijn vastberaden de mensen ervan te overtuigen dat er geen verschil bestaat tussen Lenin en Stalin of tussen stalinisme en communisme.
Hoewel het ook om professoren gaat – met een reeks titels achter hun naam – zijn hun zogenaamd 'wetenschappelijke' studies ontdaan van enige wetenschappelijke inhoud. Dit is geen wetenschap, maar je reinste vorm van propaganda, verborgen achter een fictieve 'objectiviteit'.
Ze trachten historische processen te interpreteren als het resultaat van 'goede' of 'slechte' individuen. Zo zeggen ze dat Stalin (en ook Hitler) ‘ongeëvenaard wreed’ was. Dit is een puur subjectieve interpretatie van de geschiedenis. Het reduceert de geschiedenis tot een serie van onvoorspelbare toevallen, want het was een toeval dat Stalin precies toen geboren werd. Een dergelijke versie van de geschiedenis maakt een studie van oorzaak en gevolg onmogelijk. Meer nog, het verklaart niet wát een bepaalde historische figuur zo 'ongeëvenaard slecht' of 'ongeëvenaard goed' maakte.
Zulke verklaringen verklaren in werkelijkheid niets. Het verloop van de geschiedenis kan niet verklaard worden aan de hand van een aantal individuen, hoewel individuen natuurlijk een belangrijke rol kunnen spelen. Als Stalin ‘ongeëvenaard goed’ was geweest in plaats van ‘ongeëvenaard slecht’, zou het lot van de USSR er dan volledig anders hebben uit gezien? Op dit punt verlaten we het rijk van de geschiedenis en gaan we naar hagiografie, mysticisme en magie.
De strijd tussen Stalin en Trotski was geen gevecht tussen twee individuen. Het was een weerspiegeling van de bestaande krachtsverhoudingen tussen de klassen in Rusland, eens de revolutie geïsoleerd raakte in het onderontwikkelde land. Stalin vertegenwoordigde niet enkel zichzelf, hij was de politieke vertegenwoordiger van de bureaucratie, die op dat moment aan belang won. Aan de andere kant van de strijd was er de werkende klasse, die na jaren van oorlog en revolutie het vechten beu was en stilaan vergleed in apathie en onverschilligheid.
Het zijn deze krachtsverhoudingen tussen de klassen die het verloop bepaalden, niet de individuele persoonlijkheid van de deelnemers.
Dit betekent niet dat de persoonlijke kwaliteiten van de protagonisten in de klassenstrijd er niet toe doen. Het is ook geen kwestie van puur toeval. Elke klasse zoekt vertegenwoordigers naar haar evenbeeld. Stalin had vele eigenschappen van de mensen die hij vertegenwoordigde: zijn bekrompen, provincialistische mentaliteit, zijn drang om alles op administratieve wijze te regelen (inclusief uitwijzingen, arrestaties en executies), zijn algemene gebrek aan cultuur – al deze kenmerken zijn typerend voor de psyche van eender welke functionaris.
Revolutie en reactie
We kunnen verder gaan en zeggen dat elke historische periode karakters produceert naar haar evenbeeld. Daar bestaat een volledig rationele basis voor. Bepaalde objectieve situaties moedigen een bepaald soort personen aan om op de voorgrond te treden en ontmoedigen daarvoor anderen. Het is een soort historische versie van de natuurlijke selectie. Er is een oneindig aantal genetische mutaties bezig op elk moment. De meeste mutaties zijn ofwel schadelijk ofwel neutraal. Ze vinden geen geschikte omgeving en verdwijnen gauw. Soms blijkt een genetische modificatie echter nuttig te zijn, ze kan zichzelf dan voortplanten en floreren.
Een revolutionaire periode vraagt om helden en in deze omstandigheden vindt men altijd helden. Dit is helemaal niet vreemd. Onder de miljoenen mensen in de samenleving is er altijd een aanzienlijk aantal individuen met buitengewone talenten die nooit de kans kregen hun potentieel goed te benutten. In de prerevolutionaire legers van zowel het achttiende-eeuwse Frankrijk als het twintigste-eeuwse Rusland waren er enorm getalenteerde lagergeplaatste officieren en onderofficieren die onder leiding stonden van incompetente hogergeplaatste officieren. Zonder de revolutie zouden ze nooit de kans hebben gehad te tonen wat ze waard waren. Mannen als Carnot en Tukhachevsky kwamen op de voorgrond door de revolutie. Wat waar is voor de militaire tak, geldt eveneens voor de andere takken van het sociale en culturele leven.
Tijdens de neergang van de revolutie, wanneer er een einde komt aan de revolutionaire impuls van de massa, liggen de zaken volkomen anders. Perioden van reactie vragen niet om reuzen, maar om pygmeeën. Ze moedigen geen nieuwe en originele ideeën aan, net zomin als creatieve denkers, maar wel conformisten en bureaucraten. Hier is de middelmatigheid koning. Er zijn immers perioden in de geschiedenis waar middelmatigheid noodzakelijk is.
Napoleon Bonaparte, met zijn opzichtige pretentie, was geen genie. Hij was een bekwame militaire leider omdat hij een uitmuntende opleiding had gekregen in de revolutionaire legers. Hij was echter geen origineel denker als Carnot, van wie hij al zijn ideeën haalde. Hij erfde het leger dat door Carnot uit de grond gestampt was en gebruikte het goed. Bonaparte is niet het product van de revolutie zelf, maar wel van het verval van de revolutie. Uiteraard zou het onjuist zijn Napoleon als een onbeduidende figuur te bestempelen. De vlammen van de revolutie brandden nog sterk genoeg om hem van levensvuur te voorzien. De Franse bourgeoisie speelde nog een redelijk progressieve rol en zag zichzelf als de hoofddrager van alle vooruitgang in Europa. Op een verdraaide manier brachten de legers van Napoleon de vlam van de revolutie over naar andere landen.
Wat kunnen we echter zeggen van Bonapartes neefje, de man die zichzelf Napoleon III noemde? Deze creatuur kwam aan de macht nadat de revolutie in 1848 de kop was ingedrukt. Hier zien we de verpersoonlijking van middelmatigheid. De Franse bourgeoisie had haar progressieve rol uitgeput en bevond zich in een dodelijk gevecht met het jonge en revolutionaire Franse proletariaat. De twee klassen botsten op elkaar op de barricades en vochten tot er een stilstand optrad. Het resultaat was een patstelling, een impasse waarbij geen van beide klassen kon winnen. In zulke omstandigheden kan, zoals Marx uitlegt in zijn meesterwerk 'De achttiende Brumaire van Louis Bonaparte', de staat, als bende gewapende mannen, zichzelf boven de klassen tillen en een grote mate aan onafhankelijkheid verkrijgen. Dit is het fenomeen dat we bonapartisme noemen.
Er waren toentertijd veel mannen in Frankrijk die beter, intelligenter, vooruitziender en moediger waren dan Louis Bonaparte. Hij triomfeerde echter op hen allemaal. Hij droeg de naam Bonaparte, wat hem hielp de loyaliteit te verkrijgen van de boeren en het boerenleger, het klassieke gereedschap van het bonapartisme. Het feit dat onder de mantel van de keizer een meelijwekkende middelmatigheid school, was irrelevant. De contrarevolutie slaagde dankzij een bepaalde krachtsverhouding tussen de klassen en niet dankzij het genie van ‘Napoleon de Kleine’. Zoals Marx opmerkte, herhaalt de geschiedenis zich, eerst als een tragedie, dan als een klucht. Louis Bonaparte was de perfecte acteur voor dit bijzondere drama.
De Franse en Russische revolutie
De inwendige dynamiek van de Russische revolutie was gelijkaardig, hoewel de klasseninhoud volkomen verschillend was. Het is niet echt nodig eraan te herinneren dat de Russische revolutie een proletarische revolutie was. De Franse daarentegen was er een van de bourgeoisie. Het spreekt dus voor zich dat er naast gelijkenissen, ook belangrijke verschillen tussen de twee zijn. Een van de verschillen is dat de burgerlijke revolutie veel makkelijker kan triomferen dan de socialistische. De reden hiervoor is te vinden in de natuur van het kapitalisme als economisch systeem: het functioneert voornamelijk bijna automatisch via de marktmechanismen. Het vraagt niet om een specifiek bewuste interventie om voort te bestaan. Het socialisme daarentegen vraagt om een bewuste controle over de maatschappij door mannen en vrouwen. Een genationaliseerde geplande economie vraagt om een plan dat uitgetekend en gedragen dient te worden door een bewuste interventie van de massa zelf. Daarom is democratie de fundamentele voorwaarde voor het socialisme: socialisme is democratisch of anders is het niets.
Dit is ook zo voor de manier waarop het socialisme ontstond. De bourgeoisie had geen wetenschappelijke doctrine nodig om het feodalisme omver te werpen. Integendeel, ze moest zich baseren op illusies. Door het voor te stellen alsof ze het Koninkrijk Gods (Cromwell) of het Koninkrijk van de Rede (Robespierre) op aarde zou brengen, kon de bourgeoisie de armere massa's overtuigen om mee te vechten. Het feit dat de bourgeoisie ook daadwerkelijk in deze illusies geloofde, is nog een andere kwestie. Men moet steeds het onderscheid maken tussen wat mensen van zichzelf denken enerzijds en wat ze zijn anderzijds.
De socialistische revolutie veronderstelt een bewuste beweging van de werkende klasse om de controle over de maatschappij over te nemen. De werkende klasse bestaat echter uit verschillende lagen die op een verschillend tempo en op verschillende tijden de noodzakelijke conclusies trekken. De rol van de gevorderde garde is uitermate belangrijk. Bovendien is een organisatie van de gevorderde garde in een revolutionaire partij noodzakelijk. Om succesvol te zijn dient deze partij als basis een wetenschappelijke doctrine te hebben die duidelijk maakt wat nodig is om de doelen te bereiken.
In tegenstelling tot wat de lasterpraat van de vijanden van het Bolsjewisme zegt, heeft Lenin nooit de intentie gehad de klasse te vervangen door de partij. De gehele geschiedenis van de Russische revolutie bewijst dit. De taak van de partij was het overtuigen van een meerderheid van de werkende klasse en de arme boeren. Dit moest gebeuren door geduldig werk, agitatie, organisatie en informatieverstrekking. In de loop van 1917 slaagde de Bolsjewistische Partij hier volledig in. Slechts nadat ze een overtuigende meerderheid hadden bereikt binnen de sovjets (arbeiders en soldatenraden), namen ze in oktober de macht over (november in de moderne kalender).
De op- en neergang van de revolutie
Dit is niet de plaats om de revolutie te behandelen (we doen dit elders, zie het boek, Bolshevism, the Road to Revolution). Het volstaat te zeggen dat de revolutie in haar opgang de sympathie had van ieder die gezond was en leefde en vibreerde in de Russische samenleving. Hier was een uitgelezen gezelschap aan menselijk talent, nooit eerder gezien in de geschiedenis. Aan het hoofd van dit gigantische werk van sociale emancipatie stonden mannen en vrouwen die reuzen waren: Lenin en Trotski, de twee geniën van de revolutionaire beweging en eveneens ander getalenteerd volk: Rakovsky, Bukharin, Kamenev, Zinoviev, Radek en anderen.
Het is geen toeval dat al deze mensen werden vermoord tijdens de zuiveringen. Trotski noemde dit Stalins eenzijdige burgeroorlog tegen het Bolsjewisme. In de periode van de neergang was de werkende klasse moe en uitgehongerd, ze vervielen in een staat van apathie en teleurstelling. In deze sfeer werd een ander soort mensen aangemoedigd op de voorgrond te treden: opportunisten, carrièristen en sociale klimmers van allerlei soort. Mensen als Vyshinsky, de openbare aanklager in Stalins zuiveringsprocessen, die tegen de Bolsjewieken had gevochten tijdens de revolutie, veranderden van kamp en klommen op de wagen.
Terloops kunnen we vermelden dat er exact analoge situaties waren bij de Franse revolutie. Het klassieke voorbeeld is Joseph Fouche, de voormalige extreme Jacobijnse terrorist, die de knecht van het bonapartisme en de reactie van de Bourbons werd. Reeds eerder, in de Engelse revolutie, waren er soortgelijke situaties. Een ervan wordt vermeld in het populaire liedje 'The vicar of Bray'. Deze persoon heeft echt bestaan, hij veranderde regelmatig van religie al naargelang de religieuze overtuiging van de koning die op het moment aan de macht was.
Deze personen waren allemaal middelmatige tweederangsfiguren, mannen en vrouwen zonder vast geloof of principes die zich tot de Partij aangetrokken voelden, enkel en alleen omdat deze aan de macht was. Uit zulke menselijke as worden de krachten van de Thermidoriaanse reactie gevormd. Aan het hoofd van deze elementen stond een man wiens persoonlijke en politieke karakteristieken volkomen in overeenstemming waren met hun eigen aspiraties en noden.
Stalins specifieke persoonlijkheid en ingesteldheid hebben ongetwijfeld een rol gespeeld in het vormen van gebeurtenissen tijdens de neergang van de revolutie. Hij heeft echter niet de neergang of de bureaucratische reactie tegen de Oktoberrevolutie veroorzaakt. Deze ontspruiten uit de objectieve situatie, nationaal en internationaal. Hij heeft echter zeker de specifieke vorm beïnvloed waarin de processen zich ontvouwden.
Niet elke functionaris kon een Stalin zijn geweest, maar we vinden wat van Stalin terug in élke functionaris. De kaste van sovjetbeambten, die de werkende klasse in één richting duwden en de macht grepen in de periode van stilstand en uitputting van de revolutie, herkenden in Stalin hun eigen gezicht en ziel. De heldenverering van Stalin was in feite de bureaucratie die zichzelf aanbad.
Natuurlijk is dit een al te eenvoudige voorstelling van de feiten. Stalin had veel karaktertrekken die enkel eigen aan hem waren. Zijn sterke neiging tot geweld, zijn onbeschoftheid, zijn volledige gebrek aan menselijke of morele scrupules – aan de hand van deze kenmerken beschrijft men hem het liefst. Zelfs deze kenmerken kunnen bij nadere inspectie verklaard worden in historische en klassentermen. Hoewel we voor het verklaren van de oorsprong ervan moeten kijken naar de individuele psychologie (wat buiten het bereik van dit artikel ligt), behoort de manier waarop deze neigingen zich manifesteerden in de eerder beschreven gebeurtenissen [de eerste vier delen van de reeks artikels over Stalin, n.v.d.r.] niet tot het domein van de psychologie, maar tot de geschiedenis, de politiek en de sociologie.
Stalin en de bureaucratie
Er wordt verteld dat Stalins moeder, voor ze stierf, tegen haar zoon zei dat hij beter priester was geworden. We weten niet of ze dit werkelijk gezegd heeft en we zullen nooit weten wat voor priester Joseph Vissionarovich zou zijn geweest. Duidelijk is wel dat bovenvernoemde tendensen in zijn karakter zich niet op een zelfde manier zouden hebben gemanifesteerd. De slechte eigenschappen zouden in elk geval niet tot de dood van miljoenen mensen hebben geleid.
Stalin transformeerde van een middelmatige revolutionaire bureaucraat in een monster. Die overgang gebeurde niet plotseling en Stalin had het ook niet gepland of gewenst. Sterker nog, als hij reeds in het begin had geweten waartoe dit zou leiden, dan zou hij waarschijnlijk vol afschuw van koers gewijzigd zijn. Maar Stalin werd dankzij de opkomende bureaucratische kaste in de rol van dictator gehesen en zijn voordien louter latente neigingen groeiden uit tot een monsterlijke macht.
Welke kracht maakte deze transformatie mogelijk? De miljoenen sovjetambtenaren die streden voor hun 'plaats onder de zon', het wilde gedrang bij de verdeling van de macht, de geneugten des levens, de appartementen en datjsa’s (villa’s), de kleine (en minder kleine) luxe, de auto's met chauffeur, de bedienden, de medailles, het prestige en zelfs dingen als niet in de rij moeten staan – dat is pas de moeite waard om voor te vechten.
De Bolsjewieken vochten niet voor een comfortabeler leven. Als zij vochten voor een betere wereld, of een 'gelukkig leven', dan was dit niet voor henzelf als individu, maar voor de werkende klasse in haar geheel. In sterk contrast hiermee staat de slogan van elke opportunistische arbeidersleider: "Ik ben voor de emancipatie van de werkende klasse, één voor één, beginnende bij mezelf."
Vandaag zien we dit nog dagelijks: bepaalde functionarissen verkrijgen een positie die hen bepaalde privileges verschaft en een hoog inkomen, en zie ze vechten om vast te houden aan die positie! Als ze maar met zo’n vastberadenheid wilden vechten om de levensstandaard van de werkers, door wie ze verkozen zijn, te verdedigen. Fantastisch zou dat zijn!
Trotski vergeleek een arbeidersstaat ooit met een vakbond die de macht genomen heeft. Als de functionarissen van de vakbond zich boven het gewone lidmaatschap kunnen stellen en bepaalde privileges kunnen krijgen, hoeveel groter is dan niet het gevaar als dit in een arbeidersstaat gebeurt? Marx legde lang geleden uit hoe een staat steeds de neiging vertoont zichzelf boven de samenleving te plaatsen en zichzelf ervan te vervreemden. Er is geen wet die zegt dat dit niet zou gebeuren in een arbeidersstaat.
Wil dit zeggen dat dit onvermijdelijk is? Helemaal niet! Niet elke functionaris binnen een vakbond is corrupt. Als het onvermijdelijk was, zouden we reeds lang verzonken zijn in een stinkend moeras. Dit is niet het geval. Het is voor de werkende klasse in feite perfect mogelijk om haar leiders te controleren. Lenins programma, het partijprogramma van 1919, bevatte de grondregels om dit te doen. Het is de verpletterende onderontwikkeling van de Russische samenleving die Lenin ervan weerhield te slagen in zijn opzet.
Stalins karakter is niet meer dan een reflectie van deze algemene Aziatische onderontwikkeling, zij het in een gedestilleerde en extreme vorm. Het fanatisme waarmee hij de oude Bolsjewieken vervolgde en uitschakelde, weerspiegelde méér dan de drang naar persoonlijke wraak. Het weerspiegelde de woede waarmee de kleingeestige burgerlijke functionarissen ageerden tegen de storm en stress van de revolutie en het gaf hun vurige verlangen naar 'een gelukkig leven' voor henzelf en hun families weer.
Voor deze generatie carrièristen en sociale klimmers was alles wat geassocieerd kon worden met het Bolsjewistische verleden een herinnering aan de oude arbeidersprincipes van de democratie en het egalitarisme. Ze zagen dit als een obstakel dat hun weg naar 'het gelukkige leven' blokkeerde en waren vastberaden zich erdoor te slaan. Als dit inhield dat ze ook door menselijke lichamen en zenuwweefsel moesten slaan, dan was dat maar zo. Stalins harteloosheid was de perfecte uitdrukking van deze stemming.
De rol van het individu in de geschiedenis
Mannen en vrouwen maken hun eigen geschiedenis, zoals Marx lang geleden al stelde. Bij het maken van die geschiedenis zijn ze echter niet, zoals idealisten geloven, volledig vrij. Als Stalin niet bestaan had, dan had een ander figuur zijn positie wel ingenomen. Het verloop zou misschien verschillend zijn geweest, maar de uiteindelijke globale uitkomst zou dezelfde zijn. Eens de revolutie geïsoleerd werd in omstandigheden van extreme achteruitgang, was het proces van degeneratie onvermijdelijk.
Het is juist dat Stalins bijzondere karakter de bureaucratische contrarevolutie een bijzonder barbaars karakter gaf. Maar Stalin vond noch de bureaucratie noch de contrarevolutie uit. De bureaucratie en contrarevolutie creëerden hem. Eens geïnstalleerd in zijn positie van absolute macht, nam hij deel aan het proces en gaf hij het een bijzonder bloedig en meedogenloos karakter. De naam Stalin zal daarom voor eeuwig geassocieerd worden met onrechtvaardigheid. Toch zou het verkeerd zijn om al het gebeurde enkel en alleen te zien als het resultaat van de wreedheid van één enkel individu.
Er zijn perioden in de geschiedenis waar een bijzondere opeenvolging van omstandigheden optreedt als gevolg van eerdere ontwikkelingen en waar de uitkomst van gebeurtenissen bepaald kan worden door zelfs één enkele figuur. Dit was in Rusland het geval in oktober (november) 1917. De handelingen van de Bolsjewistische Partij waren doorslaggevend in het doorvoeren van de revolutie. Uiteindelijk kwam dat neer op het leiderschap van Lenin en Trotski.
Toen de revolutie echter wegebde, konden geen van beiden dit tegenhouden. Het is natuurlijk mogelijk te speculeren op bepaalde varianten. Als Lenin enkele jaren meer zou hebben geleefd, dan had dit misschien een belangrijk verschil gemaakt voor de Communistische Internationale. Als de Chinese revolutie van 1923-27 had getriomfeerd, zou het proces van bureaucratisering tegengehouden zijn en de werkende klasse aangemoedigd zijn. Anderzijds was zelfs Krupskaya van mening dat indien Lenin nog in leven was geweest in 1926, hij in een van Stalins gevangenissen had gezeten.
In de periode van de Linkse Oppositie was Trotski zich er terdege van bewust dat ze verslagen zouden worden, maar hij wilde een traditie en een banier lanceren voor de toekomst. Toen Kamenev en Zinoviev overliepen naar Stalin, dachten ze dat ze slim waren. “Wij hebben meer verstand dan Stalin,” zo redeneerden ze, “wanneer de omstandigheden veranderen, zullen we hem te slim af zijn”. Ze dachten dat ze gewoon tactisch op de achtergrond konden blijven en hier en daar wat toegevingen konden doen. Uiteindelijke leidden die 'tactische toegevingen' tot een politieke en letterlijke dood. Wie herinnert zich vandaag de ideeën van Kamenev of Zinoviev, of zelfs van Boekharin? Ze lieten niets achter. De marxisten-leninisten van de eenentwintigste eeuw daarentegen staan stevig op de standvastige ideologische fundamenten die werden achter gelaten door Lev Davidovich Trotski.
Fatalisme, scepticisme en revolutie
Individuen, of ze nu verschrikkelijk slecht of goed zijn, wijs of dom, moedig of laf, kunnen de fundamentele processen in de geschiedenis niet bepalen. Onder bepaalde voorwaarden kunnen ze wél mee bepalen hoe deze processen verlopen. Door in te spelen op gebeurtenissen kunnen ze de onderliggende tendensen vertragen of versnellen, maar ze niet substantieel veranderen. Zo een deterministische doctrine lijkt misschien te leiden tot fatalisme en passiviteit, maar dat is helemaal niet juist.
Ten tijde van de reformatie geloofden de volgelingen van Calvijn volledig in de predestinatieleer, maar dat weerhield hen er niet van om actieve revolutionairen te zijn. Eens ze besloten hadden dat ze vochten aan de zijde van het Goede tegen het Kwade, vochten ze met de grootste overtuiging om zo snel mogelijk de overwinning van het Koninkrijk Gods op aarde te bereiken. Men kan zich geen mensen voorstellen met een minder passieve levensvisie dan deze calvinisten!
Momenteel, in de periode van het seniele verval van het kapitalisme, zijn marxisten er meer dan ooit van overtuigd dat een overwinning van het socialisme historisch onvermijdelijk is. Bij een terugblik zal de overwinning van de kapitalistische contrarevolutie slechts een episode lijken. De val van de USSR is slechts een eerste bedrijf in een drama dat zich wereldwijd ontvouwt en zal uitmonden in de crisis en omverwerping van het kapitalisme.
De huidige organische crisis van het kapitalisme betekent de grootste dreiging voor de mensheid. Het is de plicht van alle bewuste werkers en jongeren om het proces te versnellen door de uitbouw van een krachtige antikapitalistische beweging op wereldschaal. Het succes van deze beweging zal grotendeels afhangen van de mate waarin ze een duidelijke marxistische politiek hanteert. Dit is slechts mogelijk indien de proletarische voorhoede de tradities van het leninisme en Bolsjewisme absorbeert en als model de Oktoberrevolutie neemt.
En het stalinisme? Als politieke stroming is het stalinisme zo goed als uitgestorven. Het handjevol oude dames dat Stalins portret draagt op het Rode Plein, bewijst dit. Het is achterhaald en gediscrediteerd. In zekere zin huizen sommige overblijfselen van het stalinisme echter nog steeds binnen de arbeidersbeweging. Niet als coherente en georganiseerde stroming, maar als een bepaalde stemming in bepaalde lagen.
De psychologische basis van het stalinisme (en van alle bureaucratische neigingen in de arbeidersbeweging) is een gebrek aan vertrouwen in de werkende klasse en in haar revolutionair en socialistisch potentieel.
Met de val van de Sovjetunie is er een golf van afvalligheid en desertie geweest binnen de rangen van de marxistische beweging. Mensen die zich gisteren nog communist noemden, spreken nu minachtend over het socialisme en de werkende klasse. Deze lagen, die uit gewoonte en inertie nog steeds posities bekleden in de vakbonden en arbeiderspartijen, zijn verbitterde, uitgebluste, oude mensen. Bij gebrek aan een degelijke marxistische vorming hebben ze geen perspectieven. Hun enige doel in het leven is zichzelf te verantwoorden door de werkende klasse alles te verwijten. Ze proberen de nieuwe generatie te vergiftigen met hun verrot scepticisme. Pessimisme komt eerst in het credo van deze cynici. Ze vertolken de rol van een zeer zware staart die de beweging tracht terug te slepen en te verhinderen dat ze verder gaat.
Deze laag vertegenwoordigt niet de toekomst, maar het verleden. Ze toont niet het gezicht van de werkende klasse, wel haar achterste. Ze zal opzij geschoven worden door de ontwikkeling van de klassenstrijd. De nieuwe generatie, die reeds in beweging is geschoten, zal de oude spinnenwebben wegvegen en de waarheid proberen te begrijpen. Immers, in Trotski's woorden: de locomotief van de geschiedenis is de waarheid, geen leugens.
De banier van Oktober werd door het slijk en bloed gehaald door de stalinistische contrarevolutie. Het is de taak van de nieuwe generatie ze te reinigen van alle toegevoegd vuil en ze hoog op te hijsen. De échte tradities van Oktober vormen de enige weg vooruit voor de werkende klasse van vandaag. De lafhartigen en bangeriken die ons vandaag proberen te vertellen dat de werkende klasse niet langer bereid is om te vechten voor haar emancipatie, beantwoorden we met de woorden van Galileo:
Eppur si muove! – Maar toch beweegt ze!
Klik voor Deel 1: Inleiding, Deel 2: Stalin: de beul van Lenins partij, Deel 3: Stalin en de Tweede Wereldoorlog, Deel 4: Stalin en de intellectuelen van de reeks artikels over Stalin (in het Engels)