De crisis had in België hard toegeslagen. In 1974, maar vooral in 1980-81 schreeuwde het patronaat steeds harder dat de werkende bevolking moest inleveren. Politieke instabiliteit was het gevolg. De ene regering na de andere kwam ten val. Tussen 3 april 1979 en 17 december kwamen niet minder dan 5 regeringen vroegtijdig aan hun einde. In alle omringende landen was het al inleveren troef. De vakbonden hadden dat bij ons in de jaren ’70 nog grotendeels kunnen tegenhouden, vanaf 1981 was het echter prijs. Voor het eerst sedert lang trad een homogeen rechtse regering aan.
De rechtse (christelijk-liberale) regering Martens-Gol-Declerck (bekend als Martens 5) opende prompt het gevecht tegen het meest militante deel van de Belgische arbeidersbeweging: de Waalse staalarbeiders. Na een heroïsche staking van vele weken moesten de arbeiders van Cockeril-Sambre 8.000 ontslagen en een loonsverlaging slikken. Hierna werd de volledige werkende bevolking aangepakt, drie maal na elkaar werd de index opgeheven (de zogenaamde indexsprongen), werklozen, zieken, gepensioneerden werden geviseerd. Niets scheen de driestheid van deze asociale regering in de weg te kunnen staan. Het ABVV hield in 1982 drie 24-urenstakingen, zonder succes. Tot…
De begroting ’84
In haar begroting '84, uitgewerkt in de zomer van '83, bakte de regering het wel bijzonder bruin. Vooral de openbare diensten werden zwaar aangepakt. We citeren even uit ons blad Vonk van september '83 (geschreven eind augustus):
"De uitbetaling van de eindejaarspremie wordt uitgesteld. Er komt een aanwervingsstop, behalve voor vervanging van natuurlijke afvloeiingen; maar het nieuw aangeworven personeel mag slechts 4 dagen op 5 werken (verplichte deeltijdse arbeid dus). De druppel die de emmer doet overlopen is wel dat de in het geldelijk statuut wettelijk voorziene tweejaarlijkse verhogingen verdwijnen in '84 en '85! De meeste van deze maatregelen vormen een regelrechte aanval op het statuut van de openbare diensten. Wie hier niet op reageert zet zijn volledig statuut, pensioen inbegrepen, op de helling."
We hebben geen enkele illusie dat deze tekst, gezien de geringe verspreiding van ons blad, meer dan een beperkte invloed heeft gehad, maar het toont in ieder geval dat we de atmosfeer juist inschatten. Wat volgde was niet mis te verstaan.
Staking!
Nadat op 8 september een algemene informatievergadering was doorgegaan, leggen de spoormannen van Charleroi het werk neer vanaf 9u30 op vrijdag 9 september. Een staking van het spoor had een signaalfunctie voor de Belgische arbeidersbeweging en had hoe dan ook als gevolg dat een hele reeks pendelarbeiders hun werk niet konden bereiken. Eén na éen volgden anderen: al direct spoormannen uit de rest van Wallonië, Brussel en zelfs Vlaanderen (Oostende en Merelbeke). Tegen 13 september was de spoorstaking algemeen over het ganse land en waren ook post en RTT (nu Belgacom) gevolgd. Donderdag 15 september was de staking vrijwel algemeen in de openbare diensten. Overal werden betogingen gehouden: Brussel, Charleroi, Mons, Doornik, Ath, La Louvière, Antwerpen, Gent, Brugge, Mechelen, Landen enzovoort.
Onmiddellijk werd duidelijk dat het daarbij niet zou blijven. Overal, of het nu al dan niet werd goedgekeurd door de officiële vakbondsinstanties of algemene vergaderingen, werd het ordewoord: staking tot de finish. Op vrijdag nam de staking zelfs nog uitbreiding (bv. ASLK, Gemeentekrediet, Nationale Bank, Bankcommissie enzovoort). Dezelfde dag startte de nationale leiding van de vakbonden onderhandelingen met de regering.
Grote eenheid
Overal viel op dat alle traditionele scheidingslijnen tussen de werknemers wegvielen. Algemene stakersvergaderingen verenigden christelijke, socialistische en liberale vakbondsleden. Een goed voorbeeld was de RMT-Oostende (boten van Oostende naar Dover). Door de aard van het bedrijf, met afvaarten op ongeveer op elk moment van de dag en nacht werd daar een 24-urenpiket opgesteld aan de ingang. Het werd een verzamelplaats van zowat alle stakers, ook uit andere sectoren. Elke morgen kwamen er honderden stakers bijeen om te beslissen over het verdere verloop. In Wallonië gingen vanaf maandag 19 september ook privé-bedrijven in staking: Caterpilar, Glaverbel, ACEC enzovoort. Het ABVV kondigde een uitgebreid nationaal comité aan voor vrijdag 23 september. De bedoeling van de aanvragers uit de privésector was duidelijk om de staking te vervoegen.
De rol van de vakbondsleiding
Zoals gezegd was de staking spontaan ontstaan en werd ze ook voor een groot deel vanuit de basis gedragen. De vindingrijkheid van de piketten was werkelijk schitterend. Maar toch is bij dergelijke bewegingen de rol van de nationale leiding doorslaggevend. Zij moet de onderhandelingen met de regering voeren (een regering die trouwens, dat werd met de dag duidelijker, moest vechten voor haar voortbestaan). Op zondag 18 september mondden die onderhandelingen uit in een eerste ontwerpakkoord, waarvan de leiding toezegde het voor te leggen aan haar basis, maar niet te verdedigen. Om even de stemming weer te geven in die tijden vermelden we dat in de woedende besluittekst, waarmee het CVCC (de meest militante van de twee christelijke bonden, die o.a. het spoor omvat) dat voorstel afkeurde. De ACW-ministers in de regering werden aan de kaak gesteld, er werd opgeroepen om bij de volgende verkiezingen niet meer de CVP (nu CD&V) te steunen, de overkoepelende ACV-vakbond werd opgeroepen de staking uit te breiden naar de privé-sector, terwijl gesteld werd dat "als deze regering ermee doorgaat de zwaarste lasten op de rug van de arbeiders te leggen, dat zij dan ophoepelt". Toch slaagde de vakbondsleiding erin een praktisch identiek akkoord vijf dagen later goedgekeurd te krijgen. Hoe kon dat gebeuren?
De afloop
Het keerpunt van de staking kwam op donderdag 22 en vrijdag 23 september. Men heeft wat verbeelding nodig om zich de toestand in die dagen te kunnen voorstellen. Het land was meer en meer in verwarring. De berichtgeving in de media was een aanfluiting van eerlijke journalistiek. Elke werkhervatting van de kleinste centrale in het meest onooglijke boerengat werd dik in de verf gezet. Alles werd in het werk gesteld om de indruk te geven dat de staking aan het afbrokkelen was. Internet bestond nog niet. Vele stakers luisterden naar de Franse radio om toch nog een schijn van objectieve berichtgeving te krijgen. De geruchtenstroom veranderde van uur tot uur. Er was echter ook positief nieuws voor de stakers. De Waals interregionale van het ABVV (algemeen, dus ook privé-sector) stelde een algemene 48-urenstaking voor op 26 en 27 september (de maandag en dinsdag van de volgende week). In die atmosfeer kwam de regering met een nieuw voorstel, dat zoals gezegd een tweelingbroertje was van het vorige voorakkoord. Het bestond erin de meeste besparingsmaatregelen – of toch de zwaarste, zoals de afschaffing van de tweejaarlijkse verhogingen – weg te laten en het gezochte geld te ‘vinden’ door een verschuiving van de uitbetaling van de lonen van het begin naar het einde van de maand. Op 22 september was het bestuur van de liberale vakbond het eerste dat het voorakkoord goedkeurde (met 75 procent). Dat was nog geen zware slag, want iedereen wist dat die vakbond de meest rechtse was en vooral qua aantal geen gewicht in de schaal legde. Een zwaardere slag was al dat op dezelfde dag het CCOD (de minst militante christelijke vakbond) het akkoord goedkeurde met 61 stemmen tegen 14. Alle ogen waren nu gericht op het CVCC, de christelijke vakbond die o.a. de spoormannen en het RMT-personeel omvatte. Op vrijdag 23 september besliste het CVCC met 75 stemmen tegen 21, bij vier onthoudingen, het voorakkoord te aanvaarden en de staking te beëindigen om 22u. Nog was de zaak echter niet beslist. De morgen na de afkondiging van het voorakkoord kwamen de arbeiders, dikwijls samen met partner en kinderen, mee betogen. Zij wilden tonen dat ze de staking voort wilden zetten en dat ze het voorakkoord verwierpen. In Antwerpen, waar de CCOD-leiding de beweging reeds vanaf de eerste dag probeerde te boycotten, stemde een strijdbare ACOD-vergadering voor de onvoorwaardelijke voortzetting van de staking. In Brussel werd twee dagen na het voorakkoord door de socialistische arbeiders (de christelijke arbeiders liepen mee) massaal betoogd voor de voortzetting van de actie. In Luik en Charleroi werd unaniem voor de voortzetting van de staking gestemd. Ook in Gent werd het voorakkoord verworpen.
Het einde
Op de zelfde vrijdag 23 september komt het uitgebreid nationaal comité van het ABVV bijeen. Op dat moment was het duidelijk dat, na het afhaken van de christelijke vakbondsleiding, enkel een uitbreiding naar de privé de staking kon redden. Geen van de beide voorstellen (een 24-urenstaking of een 48-urenstaking) haalt echter de vereiste twee derde meerderheid. Op te merken valt dat de centrales der openbare diensten niet aan de stemming deelnamen, hoewel zij het recht daartoe hadden. De spoormannen vallen de zaal binnen, zingen de Internationale en eisen het ontslag van de leiding.
Na deze nieuwe wending zag ook de ACOD zich verplicht de staking af te blazen (hoewel ze op sommige plaatsen nog enkele dagen doorging). Het akkoord met de regering, dat voor de staking wellicht zou aanzien zijn als een eerbaar compromis, werd algemeen als een nederlaag beschouwd. Bovenal was de rechtse regering niet gevallen. Ze zou in de jaren die kwamen doorgaan met haar inleveringspolitiek.
Poupehan
Het was duidelijk dat in 1983 de christelijke vakbond de zwakke schakel was geweest van de stakingsbeweging. Niet hun basismilitanten, wel de leiding die vanaf het begin poogde de beweging af te remmen en uiteindelijk te stoppen. Veel later, in 1991 bracht journalist Hugo Deridder uit dat ACV leider Houthuys samen met Martens, de bankier Detremmerie en de toekomstige gouverneur van de Nationale bank Verplaetse gedurende de hele periode 1982-1987 geheime besprekingen hebben gehouden in het Waalse dorpje Poupehan. Daar zouden de soberheidspoltiek, de index-sprongen, de devaluatie in het grootste geheim voorbereid zijn. Maar de ACV-leiding is niet de enige die schuld treft. Ook al stond de ABVV-leiding meer open voor de druk van de basis, zij wist evenmin hoe de beweging verder te zetten. Verder dan de eis van de herziening van de begroting van ’84 kwam ze niet. Als een beweging een dergelijke omvang krijgt is dat hopeloos onvoldoende.
1986
De jaren na ’83 werd de besparingspolitiek duchtig verder gezet. En jawel er kwam nog protest, meerdere algemene stakingen, maar slecht voor bereid en zonder echt succes. Al vlug werden ze bestempeld als stakingen “om stoom af te blazen” door de militante delegees die de vakbondsleidingen verantwoordelijk stelden voor het gebrek aan resultaten. Het was echter ook duidelijk dat er tijd nodig was om de wonden van de nederlaag van september ’83 te helen. In 1986 was het zover. Interessant was dat de aanzet werd gegeven door de jongeren. De regering wilde jongeren hard aanpakken, onder meer met een verlenging van de legerdienst, verdubbeling van de wachttijd, uitbreiding van de wachttijd tot jongeren die hun eerste job verliezen, afschaffing van subsidies voor jeugdhuizen en jongerenverenigingen, verplichte gemeenschapsdienst tijdens de wachttijd, verlaging van de werkloosheidsuitkering, … Op 26 januari werd daartegen gestaakt geprotesteerd door een betoging van 1000 scholieren in Oostende. Het was de start van een grote beweging, die culmineerde in een nationale scholierenstaking op 5 maart toen in 20 steden maar liefst 20.000 jongeren op straat kwamen en daarbij steun kregen van delen van de arbeidersbeweging. Vonk heeft hier een beslissende rol in gespeeld vanaf de eerste betoging in Oostende tot en met de oprichting van het nationale scholierencomité en de campagne ‘Op de bres tegen Martens 6’. Het eindigde bovendien met een overwinning want geschrokken trok de regering het merendeel van de maatregelen in. De arbeidersbeweging had het signaal vlug begrepen. Deze regering kon verslagen worden. Net als in ’83 gingen de spoorwegarbeiders in Charleroi spontaan in staking en trokken zo de arbeidersbeweging van heel het land mee. Zo mogelijk was de rol van de vakbondsleiding nog schandelijker dan toen. Zij weigerden de staking te veralgemenen door het ordewoord van een algemene staking te geven. Eerst een grote betoging zei ABVV-voorzitter Vanden Broucke begin mei; als we daar 100.000 man op de been kunnen brengen dan wil ik denken aan een algemene staking. De stakers luisterden niet en de stakingsbeweging groeide aan, zowel in de openbare diensten als in de privé. Op 30 mei kwam de grote betoging er dan. Niet 100.000, maar meer dan 200.000 betogers verzamelden in Brussel. Vanden Broucke hield een toespraak, maar weigerde het ordewoord van algemene staking te geven, ondanks spreekkoren van de betogers. Hij werd met eieren bekogeld. Zo eindigde ook deze grote beweging in verwarring en verbittering. Maar natuurlijk was het establishment geschrokken. Eén van de gevolgen was dat het jaar nadien de socialisten terug in de regering kwamen. Maar dat betekende zeker niet het einde van de inleveringen.
De internationale context
In het algemeen worden de jaren ’80 nu beschouwd als een periode waarin de arbeidersbeweging internationaal aan slagkracht verloor, als de jaren van Reagan en Thatcher. Maar bij het begin van dat decennium was dat helemaal niet duidelijk. De linkerzijde heeft enorme kansen gehad. De overwinning van François Mitterand in de Franse presidentsverkiezingen van 1981 is het meest sprekende voorbeeld. De vlug daarop volgende parlementsverkiezingen leverden een verpletterende meerderheid op voor de socialistische en de communistische partij, die een regering vormden met Mauroy als premier. Het programma waarop Mitterand werd verkozen was behoorlijk radicaal. Het omvatte verkorting van de arbeidstijd, loonsverhogingen, uitbreiding van de sociale zekerheid, en invoering van huurtoelagen. Het vermeldde ook de nationalisatie van sleutelsectoren van de economie, met inbegrip van 36 banken en twee financiële groepen (Suez en Paribas). De eerste twee jaar werd dit programma ook gedeeltelijk uitgevoerd. De kapitalisten reageerden hierop met een massale kapitaalvlucht en het stoppen van alle investeringen. In praktijk waren het de Duitse bedrijven die profiteerden van de toegenomen koopkracht van de Franse bevolking. Moet een “socialistische” of “communistische” regering daar verwonderd over zijn? Natuurlijk zullen de kapitalisten hun belangen met hand en tand verdedigen. Het enige juiste antwoord daarop was geweest al degenen te onteigenen die de economie van het land boycotten. Mitterand trok in 1983 precies de omgekeerde conclusie. Een bocht van 180 graden werd ingezet om alle hervormingen terug te schroeven en de bedrijven met geschenken te verleiden (wat natuurlijk mislukte). De ontgoocheling was groot. In 1984 trad een nieuwe regering aan onder Fabius, maar zonder de communisten. Frankrijk was niet het enige land waar in de jaren ‘80 –na tientallen jaren rechtse meerderheid- de linkerzijde enorme kansen kreeg. In Griekenland kende PASOK, een nieuw gevormde socialistische partij in 1981 een verpletterende verkiezingsoverwinning. Papandreou werd eerste minister. Gedurende het ganse decennium voerde hij vergaande sociale hervormingen door. Griekenland evolueerde van een achterlijk, dictatoriaal geleid land naar een moderner land. Maar Griekenland bleef binnen de grenzen van het kapitalisme. In 1989 slaagde de rechterzijde er uiteindelijk in Papandreou af te zetten op beschuldiging van corruptie (waarvoor hij later werd vrijgesproken) en een nipte verkiezingsoverwinning te behalen. Het was het einde van de linkse illusies van een decennium. Want ondertussen hadden Reagan in de Verenigde Staten en Thatcher in Groot Brittannië getoond dat zij als vertegenwoordiger van de kapitalisten wel bereid waren het gevecht tot het einde te voeren. Dat deden ze door de georganiseerde arbeidersbeweging met open vizier aan te vallen. Toen PATCO, de vakbond van de verkeersleiders (en ironisch genoeg een van de weinige vakbonden die Reagan financieel gesteund hadden tijdens zijn kiescampagne) in staking ging antwoordde Reagan enorm driest. Verkeersleiders uit de luchtmacht werden ingezet om de staking te breken en uiteindelijk werden alle stakers ontslagen. De vakbond werd gewoon vernietigd. Patcoising werd een werkwoord, waarmee aangeduid werd hoe de macht van de vakbonden in de VS werd gebroken. De Amerikaanse vakbonden zijn de slagen uit die tijd nog altijd niet te boven gekomen. Het meedogenloos gevecht van Thatcher met de mijnwerkersvakbond in Groot Brittannië in 1984/85 is voldoende gekend denken wij. Dat Thatcher de overwinning behaalde dankte zij niet alleen aan haar eigen vastberadenheid, maar ook aan de lankmoedigheid van de leiders van de overkoepelende vakbond TUC, die weigerden de mijnwerkers ter hulp te schieten met een algemene staking. Heel de jaren ’80 zijn een welsprekend bewijs dat je niet ontkomt aan klassenstrijd, of die nu wordt ingezet door de kapitalisten of door de arbeidersbeweging, of die ontstaat door stakingen of door verkiezingen. En alleen degenen die bereid zijn de klassenstrijd tot het einde te voeren zijn in staat om ze te winnen.