In november 1918 vond de Duitse Revolutie plaats, waarbij arbeiders- en soldatenraden gevormd werden en de Duitse keizer werd afgezet. Op 10 november werd hij uitgezet naar Nederland, waar hij in een luxe landgoed in Doorn de rest van zijn tijd kon uitzetten. Minder bekend is dat er in Nederland zelf ook het een en ander gebeurde. Als er wel aan wordt herinnerd, wordt er gesproken over 'Troelstra's vergissing '. SDAP-leider Pieter Jelles Troelstra dacht namelijk dat de Duitse Revolutie zou overwaaien naar Nederland.
Nederland had als 'neutraal' land een andere rol in de Eerste Wereldoorlog. De heersende klasse probeerde altijd buiten een van de grote machtsblokken te blijven, om met iedereen te handelen en tegelijk de koloniale uitbuiting in Indonesië, Suriname en de Antillen voort te zetten. Zij koos geen partij, maar gebruikte de situatie om te profiteren van de tekorten in andere landen en superwinsten te realiseren. De banken en (de voorlopers van) Shell, Unilever, Philips en Akzo Nobel deden goede zaken. Het aantal miljonairs verdriedubbelde in de oorlogsjaren, terwijl de werkende klasse te lijden had onder voedselschaarste en prijsstijgingen.
Er werden tussen de 200.000 en 300.000 dienstplichtigen gemobiliseerd. Hun werd wijsgemaakt dat de oorlog maximaal een jaar zou duren. Het Nederlandse leger was niet voorbereid op een jarenlange oorlog. De soldaten verbleven in tentenkampen op modderige plaatsen, met gebrekkig voedsel en slechte behandeling door meerderen. Na enkele relletjes in 1915 werd de situatie iets verbeterd en werden er ook verlofregelingen ingevoerd. Toch verslechterde de situatie en demoraliseerde het leger over de jaren. In 1916 was er een nieuwe golf van soldatenprotesten. In 1918 was het leger geheel onbetrouwbaar geworden als repressieapparaat.
De grootste arbeiderspartij SDAP, ging net als andere 'socialistische' partijen, een verbond aan van collaboratie met de kapitalistische klasse tijdens de oorlog. Dit betekende dat de SDAP en vakbond NVV zoveel mogelijk stakingen en protesten probeerden te voorkomen, om de 'godsvrede' te bewaren. Deels uitte onvrede zich via de SDP (voorloper Communistische Partij Holland) en anarchistische groepen, maar soms ook zonder organisatie. In 1917 vond het Aardappeloproer plaats in Amsterdam, waar arbeidersvrouwen voedsel plunderden voor hun families. In 1918 vonden er nieuwe voedselrellen plaats en waren belangrijke stakingen in de Hembrug Munitiefabriek en in de Rotterdamse haven. De ledentallen van alle vakbonden stegen en zelfs de christelijke en katholieke bonden presenteerden zich als zeer strijdbaar, om te voorkomen dat hun leden zouden overlopen naar de socialistische bonden.
Toen er 25 oktober een soldatenopstand plaatsvond op kazerne De Harskamp in Gelderland, tegen slechte omstandigheden en het intrekken van verloven, leidde dit bij een deel van de heersende klasse tot angst. Het was dezelfde periode dat er in Kiel een muiterij plaatsvond die de Duitse Revolutie in gang zette. SDAP-leider Troelstra wilde rekening houden met een scenario van revolutie, om te zorgen dat de macht overgedragen zou worden naar de SDAP, in plaats van de SDP. Hij was echter een minderheid binnen de SDAP, want de meerderheid van de leiding wilde niet eens nadenken over een revolutie. Dat betekent niet dat Troelstra een revolutionair marxist was. Hij verzette zich juist tegen de marxistische SDP en bracht eerder zelfs zijn eigen zoon symbolisch naar de kazerne om de 'godsvrede' te dienen.
Op 9 november, de dag dat Berlijn in handen van de revolutionaire arbeiders- en soldatenraden kwam, vreesde de liberale burgerij in Rotterdam en Den Haag voor een verspreiding van de revolutie naar Nederland. De Rotterdamse Burgemeester Zimmerman en enkele grote bazen in de haven, gingen in gesprek met de SDAP en vakbond NVV, om de voorwaarden te bespreken voor een 'vreedzame machtsoverdracht'. Zij gingen akkoord ermee dat de SDAP de macht zou verkrijgen en waren bereid grote concessies te doen, zolang de macht maar niet in handen kwam van de 'Amsterdamse Communisten'.
In deze onrustige omstandigheden wilde Troelstra de optie voor een machtsoverdracht open houden. Als compromis met de rechtervleugel van de SDAP, kwamen ze op 10 november met een nieuw programma, dat in feite ondanks strijdbare taal enkel een minimumprogramma was, met zaken zoals algemeen stemrecht (want enkel mannen konden nog stemmen), een achturendag, algemene verzekeringen bij werkloosheid en ziekte, demobilisatie van het leger. Intussen was de Duitse keizer Wilhelm II in Nederland aangekomen voor politiek asiel, dat hij verkreeg met een luxeverblijf op een landgoed in Doorn.
11 november 1918 was het einde van de Eerste Wereldoorlog, waar de Duitse Revolutie toe had geleid. Omdat het Nederlandse leger zo onbetrouwbaar was geworden als gevolg van de onvrede die er onder de dienstplichtigen leefde, besloot de regering om direct de demobilisatie in te zetten! Troelstra was in Rotterdam bij een SDAP-vergadering en verklaarde nu dat de revolutie naar Nederland zou overwaaien. Hij vroeg de leider van de Bond van Nederlandse Dienstplichtigen, om soldatenraden op te zetten, als alternatief voor de revolutionaire soldatenorganisaties die gecontroleerd werden door de SDP en anarchisten. De stemming onder de voorhoede van de arbeiders en soldaten was vergevorderd, maar de grote massa was nog niet zo ver. Het einde van de oorlog en de directe demobilisatie betekenden een ademruimte en men wilde eerst afwachten of het einde van de oorlog eindelijk tot betere omstandigheden zou leiden.
12 november had Troelstra nog steeds het revolutieperspectief, welke hij nu in het parlement verkondigde. In een vlammende toespraak gaf hij de regering 5 dagen om de macht over te dragen, met het argument dat als dit niet gereguleerd naar de SDAP zou gebeuren, het alternatief anarchie zou zijn. Oftewel, beter naar de SDAP (welke geen echte breuk met het kapitalisme meer wilde) dan naar de SDP en anarchisten. Echter, er was verder totaal geen organisatie om deze machtsoverdracht in gang te zetten. De regering en conservatieve heersende klasse gebruikten deze 5 dagen om de contrarevolutie op te trommelen.
Betrouwbare legeronderdelen werden georganiseerd rond een Bond van Regeringsgetrouwen, die strategische punten onder controle namen. Inlichtingendienst GSIII (voorloper van de AIVD) kwam voor het eerst grootschalig binnenlands in actie. Gemeenten richten paramilitaire Burgerwachten in. Landelijk wordt de Bijzonder Vrijwillige Landstorm opgericht. Beide rekruteren voornamelijk uit conservatieve katholieke en protestantse lagen van de bevolking. De regering verspreidt plakkaten waarin de bevolking gevraagd wordt 'niet het Russische voorbeeld te volgen'. Er worden ook acties ondernomen tegen revolutionaire legeronderdelen. Zo wordt op 13 november de marinevloot bij Den Helder ontwapend, omdat er geruchten rondgingen dat matrozen wilden muiten om vervolgens naar revolutionaire steden als Rotterdam en Amsterdam te varen.
In Amsterdam was er de 13e een massademonstratie van 3000 arbeiders en 500 soldaten, voor de vrijlating van een revolutionaire soldaat. SDP-leiders David Wijnkoop en Henriëtte Roland-Holst liepen voorop. Toen ze langs de Cavaleriekazerne liepen, begon de Cavalerie op hen te schieten, nadat een provocateur een valse handgranaat gegooid had. Het gevolg, 4 doden en 18 gewonden. Intussen waren er in het hele land SDAP-bijeenkomsten, waar de leden in een revolutionaire stemming waren, maar de leiding in feite niets deed.
Hiermee was het hoogtepunt bereikt. De volgende dag waren er geen revolutionaire massamobilisaties meer. De SDAP begon zich nu openlijk af te zetten van het hele idee van revolutie en maakte de demonstratie in Amsterdam belachelijk. Het SDAP-congres van 16-17 november rekende af met het idee van revolutie. SDAP wilde alles enkel nog veranderen via parlementaire hervormingen.
De contrarevolutie mobiliseerde door. Op 17 november was er een massademonstratie van duizenden katholieken tegen het 'revolutiegevaar'. Echter, de grootste demonstratie was die op 18 november in Den Haag, de zogenaamde 'Oranjefurie'. Duizenden orangisten waren gemobiliseerd om koningin Wilhelmina en prinses Juliana een warm welkom te heten. Op het Malieveld vond er een georkestreerd evenement plaats, waarbij soldaten de paarden van de koets loskoppelden om deze zelf voort te trekken. Dit zou het bewijs zijn dat soldaten geen revolutie wilden, maar orde en monarchie. In feite was dit alles in scène gezet.
Hier zien we welke rol de monarchie in Nederland heeft. Een symbool dat zogenaamd boven alle klassen en partijen zou staan, een symbool van orde. In de toekomst kunnen we er zeker van zijn dat de Koning(in) opnieuw gebruikt zal worden 'om het land te verenigen' in een periode van verhoogde klassenstrijd en instabiliteit.
Op 20 november kwam koningin Wilhelmina met een belofte voor 'hervormingen die bij de polsslag van de tijd pasten'. Het katholieke kabinet Ruys de Berenbrouck zette deze in: het broodrantsoen werd verhoogd (vanuit de vrijgekomen militaire voorraden); er kwam algemeen stemrecht voor vrouwen; er kwamen sociale verzekeringen voor ziekte en invaliditeit; de pensioenen werden verhoogd, samen met verlaging van de leeftijd van 70 naar 65. In 1919 kon een economische opgang de gedemobiliseerde soldaten absorberen en stonden de werkgevers onder druk om de lonen flink te laten stijgen (in 1920 waren lonen het dubbele van 1918). Minister Aalberse kwam met de Arbeidswet, die de werkweek terugbracht naar maximaal 45 uur en de werkdag naar maximaal 8 uur.
Niet 'christelijke humaniteit' was de oorzaak hiervan, maar exact de klassenstrijd. Het waren de grote gebeurtenissen van de Russische Revolutie, de Duitse Revolutie en de strijdbare stakingen, voedselrellen en soldatenopstanden in Nederland die de heersende klasse heeft aangezet tot deze concessies. Op dezelfde manier betekent een slappe, compromissenzoekende leiding van de arbeidersbeweging die acties ontmoedigt (wat in Nederland decennia de norm was) voor een continue en geleidelijke afbraak van verworvenheden.
Een andere ontwikkeling was de groei van de Communistische Partij Holland als Nederlandse sectie van de Communistische Internationale. In minder dan 2 jaar verdubbelde de partij van 1000 naar 2000 leden. Op 21 juli 1919 wist ze een staking teweeg te brengen in de havens van Amsterdam en Rotterdam, tegen wapentransporten naar de contrarevolutionaire Witte Legers in Rusland.
De Rode Week was geen revolutie, maar de Duitse Revolutie zorgde dat er elementen van revolutie aanwezig waren in Nederland. Het was niet enkel Troelstra, maar ook een deel van de heersende klasse die bang waren voor verspreiding van de revolutie naar Nederland. De liberalen wilden een overdracht naar de sociaaldemocratie, zoals in Duitsland, terwijl de conservatieven de contrarevolutionaire hulptroepen mobiliseerden. Indien de Duitse Revolutie volledig geslaagd zou zijn, zou de situatie in Nederland zich echter ook anders ontwikkeld hebben.
Onder druk van klassenstrijd in binnenland en buitenland gaf de Nederlandse burgerij concessies aan de werkende klasse. Alles wordt gewonnen door actieve strijd. Dat is de belangrijkste inspiratie voor de Nederlandse arbeidersbeweging in 2018. Daarom herdenken we de Rode Week.