Op een congres in december 1945 werd de Revolutionair Communistische Partij (RCP) opgericht, de Nederlandse sectie van de Vierde Internationale. In dit artikel kijken we naar de ervaringen en lessen van de RCP.
In 1938 richtten Leon Trotski en zijn medestanders de Vierde Internationale op, een internationale organisatie van revolutionair-socialistische groepen en partijen die de nalatenschap van de Oktoberrevolutie en de beginperiode van de Communistische Internationale wilden redden. Ze streden voor een revolutionaire breuk met het kapitalisme, terwijl ze in de arbeidersbeweging ook actief waren in de dagelijkse strijd voor verbetering van leefomstandigheden. Terwijl ze de Sovjet-Unie verdedigden tegen iedere contrarevolutionaire dreiging van binnen- en buitenaf, waren ze tegen de totalitaire bureaucratie rond Stalin. De Vierde Internationale was zodanig een revolutionair alternatief voor de Tweede (sociaal-democratische) en Derde (stalinistische) Internationales.
De sectie in Nederland kwam voort uit de beweging rond de bekende socialistische revolutionair Henk Sneevliet, die zelf in 1937 met Trotski gebroken had. Het door Sneevliet opgerichte MLL-Front streed tijdens de Tweede Wereldoorlog tegen de bezetter op klassenbasis: dat betekent dat ze niet samenwerkte met burgerlijke Oranje-gezinde verzetsorganisaties, maar actief de arbeidersklasse organiseerde in de bedrijven, zich tegen de repressieve acties van de nazi's verzette en onderdak bood aan Joden en socialistische onderduikers. Het Front was tegen de nazi’s, maar gaf geen steun aan de Geallieerden. Het internationalisme van de organisatie betekende dat ze tegen de herovering van Indonesië was en dat ze zelfs onder Duitse soldaten in Nederland propaganda verspreidde.
In 1942 werden de belangrijkste leiders van het MLL-Front gearresteerd, onder wie Henk Sneevliet. Op 13 april werden deze martelaren van de arbeidersklasse geëxecuteerd. Het betekende het uiteenvallen van het MLL-Front in twee groepen, die doorgingen met ondergronds werk. Een van die groepen, het Comité van Revolutionaire Marxisten (CRM), verklaarde zich in 1943 de Nederlandse groep van de Vierde Internationale. Na de bevrijding in 1945 nam ze contact op met de internationale leiding in Parijs om aansluiting te zoeken.
Het CRM zag potentieel voor de oprichting van een politieke partij in de nieuwe politieke omstandigheden. Op 23 en 24 december 1945 vond dan ook het oprichtingscongres plaats van de Revolutionair Communistische Partij. Bij haar oprichting had de partij 126 leden. In een jaar tijd zou dit groeien naar 200. De partij had afdelingen in Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht, Dordrecht, Eindhoven, Groningen, Delft en Zutphen.
De RCP had, net als de leiding van de Vierde Internationale, het perspectief van een revolutionaire golf aan het einde van de Tweede Wereldoorlog, waarin de secties van de Vierde snel konden groeien. De revolutionaire golf was er zeker in Europa, alleen werd deze in Oost-Europa gecoöpteerd door het Rode Leger, dat regeringen naar het evenbeeld van Moskou installeerde. In West-Europa wisten de sociaaldemocratie en Communistische Partijen (CP’s) deze richting een nieuwe burgerlijke democratie te kanaliseren. In Italië, Frankrijk en België kwamen er CP’s in de burgerlijke regeringen terecht. In Nederland was dit laatste niet het geval, maar waren er ook zeker elementen van de revolutionaire golf aanwezig: de Communistische Partij Nederland (CPN) werd in 1946 de grootste partij bij de gemeenteraadsverkiezingen in Amsterdam en haalde bij de TK-verkiezingen dat jaar 10%.
Het CPN-blad De Waarheid was aanvankelijk de grootste krant van Nederland. In september was er een algemene staking tegen troepenzendingen naar Indonesië, wat toonde dat er zeker strijdlust was.
Werk van de RCP
Dit alles betekende dat er een bepaalde ruimte was voor de RCP om de beste revolutionaire elementen voor zich te winnen onder de arbeiders en de jeugd. Het weekblad De Tribune speelde een belangrijke rol in de verspreiding van haar ideeën en had tijdens de piek ruim 1800 abonnees. Ze wist hier en daar leden van de CPN voor zich te winnen, waaronder ex-gemeenteraadsleden.
De RCP deed werk in de vakbeweging, onder andere in de tijdens de Oorlog opgerichte Eenheidsvakcentrale (EVC). In Rotterdam en Den Haag wist ze enkele bestuursfuncties te krijgen. Na verloop van tijd kwamen de RCP-bestuurders echter in botsing met de CPN-bureaucratie die de EVC domineerde en werden ze geroyeerd.
Een belangrijk werkgebied van de RCP was de solidariteitsstrijd met de Indonesische bevolking, voor onafhankelijkheid en tegen de koloniale oorlog. Zoals gezegd kwam de RCP als enige onvoorwaardelijk op voor Indonesische onafhankelijkheid. In februari 1946 deelden ze al stencils uit in de Amsterdamse haven tegen het voorbereiden van schepen voor wapen- en troepenzendingen naar Indonesië. Op 28 maart deden ze een oproep aan EVC-Zeelieden om geen troepen of oorlogstuig te verschepen. Deze oproep bleef onbeantwoord, maar leidde tot verdeeldheid en druk binnen de EVC, waardoor deze later onder druk meer actie ondernam tegen de koloniale oorlog.
De RCP had te weinig middelen om mee te doen met de TK-verkiezingen van 1946. Uiteindelijk riep ze op tot een kritische stem op de CPN. De RCP deed wel mee met de TK-verkiezingen van 1948, in de kieskringen Amsterdam en Rotterdam. Ze voerde o.a. propaganda tegen de loonbevriezingen en voor vrijheid voor Indonesië. Haar standpunt was dat er een arbeidersregering van PvdA en CPN moest komen, op basis van een socialistisch programma. Ze wist 0,3% te behalen, wat aantoont dat er een bepaalde voorhoede was die ze aansprak, maar niet snel een massapartij kon worden. Deelname aan Gemeenteraadsverkiezingen in een aantal steden in 1949 en de Provinciale Statenverkiezingen van Noord- en Zuid-Holland in 1950 bevestigden deze trend.
Onjuiste perspectieven
Het hoofdprobleem was dat de leiding van de RCP, rond Sal Santen (de schoonzoon van Sneevliet), net als de leiding van de Vierde Internationale, een verkeerd perspectief had. Leon Trotski werd in 1940 vermoord door een stalinistische agent. Het door hem uitgewerkte perspectief van de Tweede Wereldoorlog was dat het stalinisme in een grote crisis terecht zou komen als gevolg van de problemen met het pact met Hitler, en dat de Vierde Internationale snel tot een Internationale met massale aanhang kon groeien in de revolutionaire golf die de Tweede Wereldoorlog zou volgen.
Zoals elk perspectief was dit een voorwaardelijke prognose, die Trotski zeker bijgesteld zou hebben als hij niet vermoord was. Verre van verzwakt, was het stalinisme juist versterkt door de overwinning op Hitler en de bevrijding van Oost-Europa door het Rode Leger; dit werd nog verder versterkt door de Chinese revolutie van 1949, waar het boerenleger van Mao Zedong het maatschappijmodel van Moskou overnam.
De sociaaldemocratie en stalinisten hadden in West-Europa met hun klassencollaboratie gezorgd voor een contrarevolutie, in democratische vorm. Amerikaans kapitaal en Marshall-hulp zorgden voor een economische stabilisering en een nieuwe periode van algemene economische opgang (de ‘wederopbouw’). In deze omstandigheden waren de sociaaldemocratie en stalinisten niet verzwakt,
maar juist versterkt. Het werd in de geavanceerde kapitalistische landen mogelijk om meer concessies aan de arbeidersklasse te doen.
In Nederland nam de Partij van de Arbeid deel aan coalitieregeringen met de Katholieke Volkspartij, waar ze onder leiding van Willem Drees in staat was voor geleidelijke hervormingen te zorgen, zoals de invoering van een staatspensioen. Ter linkerzijde daarvan stond de CPN, die de politieke lijn van Moskou volgde. Onder druk van haar basis leidde deze soms stakingen via haar vakbeweging EVC, maar streefde ze tegelijk naar regeringsdeelname. In een situatie van een algemene opwaartse economische trend maakte dit de ruimte voor de RCP kleiner.
Het was de taak van de leiding van de Vierde om de gewijzigde internationale situatie te analyseren en zich voor te bereiden op een periode van een relatief laagtij in de klassenstrijd, die uiteindelijk tot eind jaren ’60 zou duren. Tot die tijd was het nodig om de kaders te trainen en de organisatie in stand te houden via geduldig werk in de werkterreinen waar ze actief was.
In werkelijkheid had de leiding een onjuist perspectief van spoedige crisis van het kapitalisme en snelle groei van de Vierde Internationale. Verder werden er allerlei fouten gemaakt rond de analyses van de ontwikkelingen in Joegoslavië, China, etc.
De enige sectie die zich in meerderheid hiertegen keerde en een correct perspectief hanteerde was de Britse organisatie. De leiding van de Vierde kon de theoretische argumenten echter niet beantwoorden en ging over tot bureaucratisch-organisatorische maatregelen tegen de leiding van de sectie. Dit was de doodsteek. Zonder democratisch proces was het onmogelijk voor een Internationale zonder massa-aanhang om de juiste analyses te maken en zich voor te bereiden op de nieuwe situatie.
Liquidatie RCP
De Vierde Internationale kwam op haar Derde Wereldcongres in augustus 1951 met de stelling dat er spoedig een Derde Wereldoorlog zou plaatsvinden, die het karakter zou hebben van “oorlog-revolutie die de eindstrijd zal zijn tussen contrarevolutie en revolutie op wereldschaal.” Ter voorbereiding op deze grote clash zouden de organisaties van de Vierde Internationale moesten “onderduiken” in de stalinistische en sociaal-democratische massaorganisaties, afhankelijk van welke het grootste was, omdat hier op korte termijn de radicalisering van de arbeidersmassa zou plaatsvinden.
Deze radicalisering kwam er echter niet op korte termijn. Een Derde Wereldoorlog is er ook niet gekomen, doordat zowel de VS als USSR geen belang hadden bij wederzijdse nucleaire vernietiging. Het perspectief was fout en had verkeerde politieke gevolgen.
Op 15 en 16 maart werd op een buitengewoon congres besloten om de RCP op te heffen. Haar leden traden als individuen toe tot de PvdA. Het blad De Tribune hield op te bestaan, wat betekende dat er geen eigen publicatie was. Er was samenwerking rond het blad Perspectief met een kleine groep links-reformisten en pacifisten, maar het gezamenlijke initiatief “Sociaal-Democratisch Centrum” werd in 1959 door de PvdA-leiding ontbonden.
Een oriëntatie richting de PvdA- en CPN-arbeiders was correct geweest, maar had samen moeten gaan met het behouden van een eigen blad en nadruk op het vormen van kaders, op basis van correcte perspectieven. Dan had men later veel kunnen winnen met de crisis binnen de CPN (eind jaren ’50) en het ontstaan van een linkervleugel vanaf midden jaren ’60 in de PvdA.
Niettemin kunnen we veel leren van de RCP (zowel van de successen als de fouten) en gebruiken we deze lessen om een revolutionair-communistische organisatie op te bouwen in het heden.