'Nood aan Rood' is in het Antwerpse het thema van de kiescampagne om Erik De Bruyn in het Vlaamse parlement te krijgen. De succesvolle Roodshow in Deurne gaf het startschot. De eerste echte test was natuurlijk 1 mei. SP.a Rood was daar zeer actief aanwezig. We waren toen niet weg te denken. Mede dankzij de hulp van de stadsadministratie die de verkoop van Eriks boek verbood. Erik analyseert samen met ons de eerste fase van het gedane werk.

"Wat me nu begint op te vallen is dat de militanten er in beginnen te geloven", zegt Erik De Bruyn. "Ze voelen dat het mogelijk wordt." Wat wordt er dan mogelijk? "Nu dat we ons op het terrein hebben begeven, merken we dat de boodschap aanslaat. We winnen zelfs terrein op het Vlaams Belang en LDD op sommige plaatsen. Ook merken we dat mensen die voor de SP.a gingen stemmen eveneens in onze richting bewegen.. Anderen die 'met niet veel goesting' voor de partij gingen stemmen, zien hun hoop in een stem op SP.a Rood. Het wordt mogelijk door te breken in het Vlaams parlement. De moreel is daarom ook hoog bij de militanten die van het terrein terugkomen."

Wat is er nu zo verschillend aan de aanpak van SP.a Rood? "Wij vragen actieve deelname aan de mensen. Dit is echt een 'grassrootscampagne', een beweging aan de basis. Een stem voor ons is goed, maar die passieve steun is niet genoeg. Wij vragen dat elkeen die voor ons wil stemmen iemand anders overtuigt, een flyer uitdeelt, een affiche aan het venster hangt enzovoort. Een ander kenmerk is de sterke aanwezigheid van vakbondsmilitanten in het campagnewerk. Zij zien in SP.a Rood een spreekbuis van hun syndicale strijd, een politieke vertolking van hun eisen."

DSC04780Groeipijnen werden de start van de campagne niet gespaard. "Met het aanvoer van materiaal hebben we in het begin wat problemen gehad. De respons was echt groter dan verwacht." Een schaalvergroting van onze ambities en plannen heeft zich dan opgelegd.

Op ATV kruist hij de degen met het UNIZO en met het Vlaams Belang. Op syndicale debatten wordt hij dikwijls samen met een officiële vertegenwoordiger van de SP.a-top gepresenteerd.

Opvallend is ook dat Erik wordt uitgenodigd door verschillende bedrijfsdelegaties van het ABVV. Een tiental tot nu toe, vooral dan in de metaal, de chemie en in sommige openbare diensten. Geen enkele andere kandidaat is er tot nu toe in geslaagd die deur te openen. "Dat heeft veel te maken met het feit dat op een bepaald ogenblik delegees de stap naar SP.a Rood hebben gezet. Stoutmoedig hebben ze hun netwerken aangesproken in andere bedrijven. Het voorstel om mij op een militantenvergadering uit te nodigen viel (bijna altijd) in goede aarde. Vakbondsafgevaardigden hebben een grote troef in de mate dat ze opiniemakers kunnen zijn op de werkvloer."

"Gemakkelijk waren die discussies niet, hé!" "Vakbondsmensen hebben al veel mee gemaakt. Niet weinig zijn ontgoocheld in de politiek. In elk gesprek voelde je eerste terughoudendheid, twijfels en scepticisme. Ik kreeg veel inhoudelijke vragen voorgeschoteld. Hoe ik van plan was hun strijd te vertolken in het parlement, kwam ook op tafel. Vooral was er nieuwsgierigheid over mijn weerstandsvermogen aan de druk van de partijtop. Of ik niet snel gedwongen zou worden in het gareel te lopen. Echte sollicitatiegesprekken als het ware! Uiteindelijk waren die discussies zeer positief. Het heeft me de kans gegeven de militanten in de diepte de overtuigen."

"Onze vier hoofdeisen hebben ook minder uitleg nodig dan vroeger. Ze worden sneller aanvaard. 'Dat is wat er inderdaad op kort termijn moet gebeuren' reageren nogal wat mensen." Hoe maken we die eisen dan waar? "Door een kracht op te bouwen van onderuit. Met een of zelfs meerdere parlementsleden geraken we er niet. Het komt er dan op aan politieke krachtsverhoudingen op te bouwen via de sociale strijd buiten het parlement."


Eriks toespraak voor de militantenkern van ABVV Opel in het Bondsgebouw

De afgelopen maanden deed ik met mijn boek 'Rooddruk voor een nieuw socialisme' een ronde van Vlaanderen. Als je overal gaat spreken en ondervraagd wordt, krijg je soms rare vragen voorgeschoteld. Zo vroeg men mij enkele weken geleden in Kortrijk: "Gelooft u nog in een toekomst voor de industriële tewerkstelling in Vlaanderen?" Ik vind dat een straffe vraag. Men had me evengoed kunnen vragen: gelooft u dat in de toekomst in Vlaanderen het licht nog zal branden, of ziet het er hier binnen 50 jaar uit zoals in Burkina Faso? En dat heb ik dan ook geantwoord: de toekomst zal industrieel zijn, of anders zal ze lijken op Burkina Faso. Dan is voor mij en de meeste mensen de keuze snel gemaakt.

Ik weet wel dat sommigen dromen van een pure diensteneconomie. Van een soort computers die geld maken. Geld dat dan nog iets waard zou zijn, waar je iets mee kan kopen. Maar laten we realistisch zijn: de diensteneconomie in België en Europa floreert enkel op basis van de aanwezigheid van de industrie: informatica en telecommunicatie, boekhoudkantoren, onderhoud en herstelbedrijven, noem maar op. Dus de toekomst zal industrieel zijn of ze zal niet zijn. En dat brengt ons natuurlijk direct bij de toekomst van een van de grootste fabrieken van België: jullie fabriek Opel.

Zoals ik het die zondag ook al op ATV zei: voor mij is er maar één optie niet realistisch en dat is dat Opel dicht gaat. Alles, maar dat niet. Ik vrees dat die sluiting ons in een spiraal van desindustrialisatie kan brengen, vergelijkbaar met wat Wallonië meemaakte met de crisis in de kolen en het staal. Opel sluiten is voor mij dus een NO PASARAN.

Maar dan is de vraag natuurlijk: hoe vermijden we dat? Hoe bezorgen we Opel een toekomst? Een eerste principe dat ik daarbij hanteer is: de vakbond leidt de dans. Jullie zijn de ervaringsdeskundigen. Als jullie nu bijvoorbeeld allemaal straalverliefd zouden zijn op de Italiaanse schone die jullie momenteel het hof maakt, dan zou ik zeggen: ja, als die gasten dat zien zitten dan moeten ze dat doen. Dan zullen ze er reden toe hebben. Maar ik denk dat jullie gelijk hebben om het niet te doen. Fiat is niet een van de meest succesvolle autoconstructeurs van de laatste decennia. En op het sociale vlak heeft Fiat niet direct een reputatie om over naar huis te schrijven.

EDB_opABBVV_GM_militantenkern

Erik spreekt de militantenkern toe

Jullie strategie is gericht op een onafhankelijke, Europese Opel. Ik denk dat het correct is om daar alvast naar te streven. Het is een gezonde tak van het wereldconcern GM. Een Europese Opel echter, dat is natuurlijk wat anders dan wat op de affiches staat die ik hier en daar in het straatbeeld zie: "Opel in Vlaamse handen". Waar slaat dat nu op? Bekaert is ook in Vlaamse handen, en we zien wat er daar gebeurt: "Eigen fabrieken eerst dicht". Vlaamse handen zijn vaak patronale handen, het zijn graaihanden.

Dus als we zeggen: Opel in Europese handen, akkoord, maar dan moeten we eens nadenken over welke handen dat zouden kunnen zijn. Ik stel vast dat er objectief gezien een enorme toekomst ligt voor de auto-industrie in Europa en België. Ikzelf ben ook wetenschapper en milieuambtenaar en ik zeg u, het is inderdaad zo dat er iets ernstigs aan de hand is met het klimaat, dat de aarde opwarmt, dat we de uitstoot van broeikasgassen moeten verminderen. En dat betekent onder andere dat we ons op een andere manier zullen verplaatsen in de toekomst. En wees gerust, volgens mij zal dat nog altijd zijn met iets wat heel sterk op een auto lijkt, daar niet van. Alleen zullen de brandstoffen helemaal anders zijn. Waterstof, en elektrische wagens.

Er is dus een toekomst: als we de ecologische uitdaging ernstig nemen, betekent dit dat we tussen nu en pakweg 2020 of 2025 ons wagenpark totaal en radicaal moeten vervangen. Nu kun je zeggen: daar zijn we niet klaar voor, die technologie staat niet op punt enzovoort. Ja en neen. Die technologie was er al in de jaren '70 van de vorige eeuw. Dat is ondertussen dertig, bijna veertig jaar geleden kameraden. Maar de grote constructeurs hebben daar weinig tot niets mee gedaan. Financieel was het interessanter de benzine- en dieselmotortechnologie verder uit te melken. De omslag naar andere brandstoffen is immers duur en brengt risico's met zich mee. Ze vereist ook planning. Ze vereist het uitbouwen van nieuwe netwerken van brandstofverdeelpunten. Ook dat creëert jobs trouwens. Maar dat is typisch het soort opdrachten dat de private sector niet aankan.

Men zegt vaak dat de privé vernieuwend is, dynamisch. Vaak is het omgekeerde waar en is de privé conservatief uit eigenbelang, omdat alleen directe winsten worden nagestreefd. Laten we niet vergeten dat de grote technologische revoluties uit het verleden pas goed op gang kwamen toen de overheid er zich mee ging moeien: telegraaf en telefoon, spoorwegen en recent het internet. Internet is ontwikkeld door de Amerikaanse overheid, voor militaire doeleinden. Dat brengt me bij een ander aspect: technologie zet doorgaans pas grote stappen vooruit onder druk van de omstandigheden. Tijdens de oorlog werden plots plastic, ijskasten, elektronica en allerlei nieuwe technieken in de medische wetenschap uitgevonden, om de soldaten op het slagveld weer aaneen te naaien.

Ik wil natuurlijk geen oorlog, die zou verwoestend zijn. Maar eigenlijk zijn we al in oorlog. Een sociale oorlog, voor jobs en een ecologische oorlog, tegen de opwarming van de planeet. En die twee oorlogen maken dat het nu vooruit moet gaan. Die twee oorlogen maken dat er werk aan de winkel is voor Opel Antwerpen. Maar dan moet de overheid wel in de dans springen met middelen en geen klein beetje. Liefst dus op Europees niveau als het kan, op Belgisch niveau als het moet. Wat voor de banken kon, moet voor de auto-industrie zeker kunnen, en dan op een betere manier, zodat de gemeenschap er voordeel bij heeft. Ik roep dus op om een openbare holding op te richten, specifiek in de sector van de auto-industrie. Die openbare holding moet de financiële middelen bijeen brengen, maar ook de technologie, via het kopen van octrooien, het opzetten van nieuw onderzoek enzovoort, om de omslag naar de Europese auto-industrie van de toekomst in een versneld tempo mogelijk te maken. De overheid moet de regie voeren over de totale renovatie van de auto-industrie, want anders zal daar niks van in huis komen. De productiviteitsstijging in de auto-industrie (en in de andere industrietakken trouwens), zal moeten opgevangen worden door arbeidsduurvermindering zonder loonverlies. Het enige alternatief daarvoor is een massale slachting onder de industriële arbeidsplaatsen. Dat is de inzet van de strijd tussen 'wij' en 'zij'.

Het grootste probleem bij de oprichting van een auto-industrie in handen van de gemeenschap is van politieke, ideologische aard. Het oprichten van openbare bedrijven wordt door de private sector als een grote dreiging beschouwd. Men zal er daarom een karikatuur van proberen te maken. In maart zat ik samen met Jean-Marie Dedecker in Phara. En toen ik begon over openbaar initiatief begon Dedecker natuurlijk direct over Trabantjes. Maar Dedecker wil de auto-industrie liever laten creperen. Volgens hem zijn crisissen een loutering. Dat is natuurlijk mooi gezegd, maar het is niet plezant voor zij die in de auto-industrie hun boterham verdienen. De enige bekommernis van Dedecker is de staat zo weinig mogelijk laten uitgeven en de rijken zo weinig mogelijk belastingen laten betalen. Opel zal hem worst wezen. Brugpensioen bij herstructurering, daar is hij ook tegen. Dat is voor hem alleen maar een kostenpost.

Dedecker vergist zich trouwens schromelijk als hij een openbare autosector herleidt tot de productie van Trabantjes. Tot in de jaren '80 was Renault in handen van de Franse staat. Het heette de Régie Renault. Toegegeven, Renaults zijn geen Opels, maar er zaten daar toch altijd vernieuwende modellen tussen. Renault is niet bepaald het kneusje van de Europese auto-industrie en is dat nooit geweest.

We kunnen ook naar Azië kijken. Al die nieuwe concurrenten waarmee jullie de afgelopen decennia te maken kregen: Hyundai en KIA uit Korea, of Proton uit Maleisië, zijn allemaal gegroeid uit staatsfabrieken, of zijn in grote mate nog altijd staatsfabrieken. Zo hebben die landen zich geïndustrialiseerd. Natuurlijk willen wij geen staatsfabrieken zoals ginder - de arbeid is daar behoorlijk 'gemilitariseerd'! - wel bedrijven onder echte democratische controle van de gemeenschap en de werknemers. Met de vergelijking wil ik maar aantonen dat het idee van een auto-industrie, geleid door de overheid, lang niet zo marginaal is als altijd wordt voorgesteld. Het is trouwens niet omdat het in de boekskes van Marx staat dat we er eens over moeten nadenken, maar omdat het nodig is om onze jobs te redden. Trouwens, over de boekskes van Marx gesproken, wie ze vandaag leest zal vaststellen dat ze brandend actueel zijn, ondanks het feit dat ze 160 jaar oud zijn. Ik geloof nooit dat men hetzelfde zal zeggen over het boekske van Verhofstadt in het jaar 2169. Het jaar 2169, stel u voor...

Samengevat kameraden, ik geloof in een schitterende toekomst voor de auto-industrie in België en Europa. Jullie mogen jullie niet plat laten slaan, niet laten demoraliseren door het doemdenken daarover. Maar het politieke denken over jullie sector moet dringend veranderen. De taboes van rechts, de spelregels van Open VLD, CD&V, maar ook van Vlaams Belang en LDD, beheersen momenteel de Vlaamse politiek. Die spelregels brengen jullie jobs in gevaar, dus we moeten ze veranderen. Daarom hebben we geen rechtse, maar linkse, socialistische vertegenwoordigers nodig in onze parlementen. En dan bedoel ik échte socialistische vertegenwoordigers, die onder alle omstandigheden steeds aan de kant van de werkende bevolking staan. En daar kunnen jullie op 7 juni mee voor zorgen.

Bezoek zeker ook de website van NOOD aan ROOD

Zie ook Erik De Bruyn in debat op de Zevende Dag over links in Vlaanderen

Tijdschrift Vonk

layout Vonk 326 1 page 001

Activiteiten

Onze boeken

Onze boeken