“La grève est un phénomène de guerre” (Georges Sorel)
Staking is een daad van burgerlijke ongehoorzaamheid. De werknemer is het niet eens met de werkgever en legt als protest het werk neer. In tegenstelling daarmee heeft de collectieve actie die hierop volgt niet noodzakelijk een pacifistisch karakter, met alle gevolgen van dien. Zo werden 'de zes van Continental' op 15 februari in Frankrijk (Amiens) veroordeeld door de strafrechter (zie http://www.anarkismo.net/article/15560) omdat zij in 2009 – naar aanleiding van een collectief conflict in hun onderneming – de onderprefectuur van Compiègne hadden aangevallen en het meubilair hadden beschadigd.
En in België...
In 1921 werd de staking uit het strafrecht gehaald. In alle geschiedenisboeken zal men dan ook terugvinden dat de werknemers vanaf dat moment over een stakings-recht beschikken. Dat is maar correct in zoverre de staking gelijk wordt gesteld met het neerleggen van het werk. Collateral damage kan nog worden gesanctioneerd.
In 1989 voerden Luikse stadsambtenaren actie tegen het soberheidsplan van het Waalse gewest en tegen de niet-uitbetaling van hun lonen. Tijdens een van de manifestaties werd een zetel van het Gemeentekrediet en de kantoren van de plaatselijke PSC (nu CdH) bestormd. Een gedeelte van de inboedel werd vernield en tijdens schermutselingen met de ordediensten vielen verschillende gewonden. De leiders (allen communisten) werden vervolgd. Voor de correctionele rechtbank pleitten zij dat dit een politiek proces was en dat alleen het Hof van Assisen bevoegd kon zijn. De rechtbank negeerde echter dit argument en veroordeelde de actievoerders tot straffen met uitstel. Als verzachtende omstandigheid werd rekening gehouden met het feit dat het sociaal klimaat zeer gespannen was en dat de werknemers in het ongewisse werden gelaten omtrent hun toekomst.
Een gelijkaardig scenario speelde zich af in 2002. Toen stonden Roberto d’Orazio en een aantal van zijn kompanen terecht voor een waslijst van beschuldigingen. Hierbij werd zelfs artikel 66 Strafwetboek uit de mottenballen gehaald. Dit is een artikel dat na de rellen van 1886 werd ingevoerd om agitatoren te straffen. Maar ook in dit proces-Clabecq werd rekening gehouden met de maatschappelijke context van de ongeregeldheden en waren de straffen mild.
Een nieuwe trend: de 'gijzeling'
In navolging van Frankrijk doet er zich een nieuwe trend voor: de gijzeling van directieleden. Het waarom hiervan is vrij eenvoudig. De actievoerders weten dat een poortblokkade of een bedrijfsbezetting kan gebroken worden wanneer de werkgever naar de rechter stapt. Conclusie: men voert de druk op door de directieleden te verhinderen om ’s avonds naar huis te gaan. Deze actievorm is vooral onder de aandacht gekomen naar aanleiding van het gebruik ervan bij Sigma Coatings in 2003 en heeft navolging gekregen. Wanneer er aan het werk en dus het levensonderhoud van werknemers en hun gezinnen geraakt wordt en de gewone drukkingsmiddelen onvoldoende blijken om tot een oplossing te komen, dan is het niet verwonderlijk dat zij hun toevlucht tot radicalere en minder wettelijke vormen van verzet moeten nemen.
In de nadagen van de Sigma-actie is in De Juristenkrant echter een artikel gepubliceerd onder de titel 'Sociale gijzeling blijft gijzeling'. Daarin verdedigden de auteurs de stelling dat de syndicalisten zich schuldig hadden gemaakt aan de overtreding van artikel 347bis Strafwetboek (gijzeling) en dat werkgevers die daar niet tegen optreden zelf zouden kunnen vervolgd worden wegens schuldig verzuim (artikel 422bis Sw.). Zoveel juristen, zoveel meningen,…. Indien het probleem zich ooit zou stellen, zullen er wel advocaten te vinden zijn die het tegenovergestelde beweren. Een ding is echter zeker. Wie dergelijke technieken toepast, moet een strafrechtelijke vervolging incalculeren. Waarom is dit dan tot op de dag van vandaag nog niet het geval geweest? Een analyse van de voorbije acties leert dat vooral Franstalige politici niet snel geneigd zijn om politie en gerecht in te schakelen. Het is echter niet ondenkbaar dat, wanneer dergelijke feiten zouden plaatshebben in het Vlaamse landsgedeelte, wel wordt ingegrepen.
Een andere belangrijke factor is de publieke opinie. Bij Opel worden honderden auto’s geblokkeerd. Deze zijn eigendom van de werkgever en de bezettersmaken zich schuldig aan schending van het eigendomsrecht (artikel 544 Burgerlijk Wetboek) - je kan immers alleen 'personen' gijzelen. In principe zou Opel nu naar de rechter kunnen stappen en vragen dat de oorlogsbuit wordt vrijgegeven. De werkgever gaat deze stap (waarschijnlijk) niet zetten om te vermijden dat het conflict helemaal escaleert. Maar zelfs indien een uitdrijvingsbevel wordt afgeleverd, staat niemand te trappelen om de politie opdracht te geven om in te grijpen. De werknemers genieten immers veel sympathie en wie daartegen ingaat pleegt politieke zelfmoord.
Tot slot speelt de macht van het getal. Wanneer syndicalisten worden vervolgd, is een massale mobilisatie belangrijk. Bij het proces van de zes van Continental stonden 1500 militanten voor (en in) het gerechtsgebouw. De actievoerders werden weliswaar veroordeeld, maar de rechtbank hield rekening met de “speciale” omstandigheden van het conflict en was clement. Zouden de magistraten zonder de aanwezigheid van de rode vlaggen evenveel begrip hebben getoond?