"Ik blijf me als lid beschouwen van het ABVV van de werkers"( R. D'Orazio)
Vrijdag 3 april heeft het nationaal bestuur van de CMB unaniem beslist Roberto D'Orazio en vijf andere delegees van de Forges de Clabecq uit te sluiten bij toepassing van een ondemocratische spoedprocedure waartegen geen enkel beroep mogelijk is en waarbij ze zelf niet gehoord werden. Het CMB-bestuur heeft hier tegelijkertijd gehandeld als rechter en slachtoffer.
De onmiddellijke aanleiding van deze uitsluiting is het incident voor het CMB-congres, waar Legasse (secretaris CMB-Tubize) een aantal rake klappen gekregen had. Ook werden een Brusselse CMB-delegee en de algemeen secretaris van de CMB-Brabant gemolesteerd en Nollet werd bespuwd. Dit alles is het voorlopig eindpunt in een lang conflict tussen de delegees van de Forges de Clabecq en de leiding van hun centrale en van het interprofessionele ABVV.
Na het referendum van juli 1997 en het heropstarten van Duferco-Clabecq werd het zeer duidelijk dat de ABVV-militanten niet alleen geen kans meer hadden om tewerkgesteld te worden in het bedrijf, maar ook de facto werden uitgesloten uit de ABVV-structuren. "Eigenlijk werden we reeds uitgesloten als syndicale delegatie toen de Nationale ABVV-leiding met Nollet op kop de onderhandelingen uit onze handen nam en een protocol-akkoord tekende, waarbij geen enkele arbeider van de Forges betrokken was", analyseert Roberto D'Orazio. "Vanaf toen werden we formeel nog toegelaten als ABVV-lid, maar hadden we niets meer te zeggen".
Hun uitsluiting is ook het resultaat van een campagne van criminalisering van hun activiteiten (naar aanleiding van een aantal acties: het breken van vitrines van banken, de confrontatie met bulldozers en de rijkswacht, de blauwogen van Zenner, enz). Nollet had het na het CMB-congres op de Franstalige Tv-zenders over "een brigade van de Forges die nog niet was ontbonden".
De echte reden voor hun uitsluiting
In werkelijkheid is de reden voor hun uitsluiting en het conflict tussen hen en de CMB- en ABVV-leiding uitermate syndicaal en politiek. Het is niet het conflict tussen een "verdraagzaam, democratische syndicalisme dat eerbied heeft voor de mens" en de "gewelddadige, extreme vakbondspolitiek van D'Orazio". Het is een conflict tussen twee concepten van syndicalisme: een die zich neerlegt bij de sluitingen en afdankingen, enkel pleit voor sociale begeleiding en hoofdzakelijk berust op de "onderhandelingscapaciteiten" van de secretarissen, en een syndicale lijn die de interprofessionele strijd voor het behoud van alle jobs voorstaat, steunend op de democratische deelname van de werkers en op hun kracht.
De ABVV-leiding heeft nooit de Veelkleurige Mars voor Werk van 2 februari verteerd. Deze Mars was een klap in het gezicht van de strategie van de ABVV- en ACV-leiding. Het gebrek aan controle van de top over deze en andere delegees werd met grote onrust onthaald bij de PS- en SP-leiders en de burgerij.
Met de uitsluiting van D'Orazio willen Nollet en Jorissen (voorzitten CMB) bewijzen dat zij opnieuw de baas zijn in de vakbond. In September 1997 was de waarschuwing van de CMB-leiding aan het adres van de Beweging voor Vakbondsvernieuwing en de dreiging van uitsluiting van elk lid dat aan de vergaderingen deelnam ook geïnspireerd door dezelfde bezorgdheid. De uitsluiting van Stan Van Hulle (PVDA) en delegee van Renault kadert ook in dit project.
De bureaucratie in het ABVV, onder druk van haar meest rechtse vleugel en onder omstandigheden waarbij de interne en maatschappelijke krachtsverhoudingen veranderd zijn (einde strijd Renault, Clabecq, uitputting Witte beweging enz) heeft voorlopig het initiatief terug in handen. Maar buiten een interne heksenjacht slaagt de ABVV-top er niet in om ook maar de minste vooruitgang te boeken in de strijd voor jobs. De zoveelste poging om tot een akkoord te komen tussen regering, patronaat en vakbonden is weer in het water gevallen. Deze stroming binnen de vakbond heeft wel tijdelijk de overhand maar leidt met haar strategie de syndicale beweging van impasse naar impasse.
Voor een democratisch, participatief syndicalisme van maatschappelijke verandering
De onmiddellijke context van de uitsluiting (het uitdelen van rake klappen) speelt in het voordeel van de bureaucratie omdat door deze actie de delegees van de Forges de rechterzijde een stok hebben gegeven om hen te slaan. De aanleiding verdoezelt ook de echte reden voor hun uitsluiting en maakt het moeilijker om deze over te brengen naar andere militanten en delegees. Een volgehouden campagne van uitleg onder de delegees en militanten moet echter de ware reden voor hun uitsluiting aan de oppervlakte brengen.
Elke handeling van bewuste delegees, vooral diegenen die een syndicale linkerzijde wensen uit te bouwen en die de grote massa van militanten en leden willen overtuigen van hun alternatieve voorstellen, moet tot doel hebben het bewustzijn van de inzet van de interne strijd te verhogen, niet verlagen of onduidelijk maken. Vanuit dit oogpunt waren deze klappen dus verkeerd. Niemand onder ons kan zich echter in de plaats stellen van de kameraden van Clabecq en kan oordelen over hun gevoelens, hun uiterste graad van zenuwachtigheid en frustratie, in het bijzonder naar de leiding van het ABVV toe. Niemand van ons zal hen ook veroordelen vanuit dit oogpunt. Maar vanuit het standpunt van de perceptie van de inzet van de interne strijd tussen verschillende concepten van syndicalisme en socialisme zijn zo'n acties te bannen.
In de volgende weken komt het erop aan de ware reden voor de uitsluiting naar voor te schuiven, protestmoties te doen stemmen, de onmiddellijke reïntegratie te vragen en te eisen dat Roberto D'Orazio en de uitgesloten ABVV-militanten worden uitgenodigd op militantenkernen, -raden en besturen om zich rechtstreeks te kunnen verdedigen. Hun uitsluiting is in tegenstelling tot wat Nollet, Jorissen en anderen denken of hopen niet het einde van de zaak. Vanaf het moment dat grotere groepen delegees en militanten het straatje zonder einde inzien waarnaar de huidige syndicale politiek leidt, zullen er talrijke nieuwe Forges en D'Orazio's opstaan.