De beweging van de truckers in Frankrijk heeft een kettingreactie op gang gebracht. Hun protest sprong over naar zowel andere landen als andere sectoren. In Wallonië speelt de arbeidersbeweging een voortrekkersrol. Dit is een logisch gevolg van het toegenomen aantal sociale conflicten en het heropflakkeren van de arbeidersstrijd.
De vorige olieschokken waren altijd de aanleiding (niet de oorzaak) tot een recessie. Of dit ook vandaag het geval zal zijn, valt niet te voorspellen. Het antwoord van het patronaat staat anderzijds wel al vast. Op de vorige recessies volgde steevast een ‘neoliberaal’ offensief. En ook nu eist het patronaat op basis van de hoge olieprijzen onder meer een verdere verlaging van de ‘loonlasten’.
De overlevingsstrijd van de truckers
110 miljard frank. Dat is volgens de KBC Bank de extra kostprijs van de dure olie voor de Belgische economie. De sectoren die het zwaarst werden getroffen door de oliefactuur, schoten daarom in actie. De truckers slaagden erin belangrijke economische regio’s zoals de hoofdstad en de Antwerpse haven lam te leggen. Het VBO raamt de schade van de wegblokkades op 20 miljard frank. De burgerlijke pers spreekt schande van de ‘gijzeling’ van België uit ‘plat eigenbelang’ van de vrachtwagenchauffeurs. En we worden gewaarschuwd dat de eisen van de chauffeurs een trend zullen zetten waarbij iedereen bij de overheid kan komen bedelen voor centen.
Het speerpunt van de acties lag vooral bij kleine zelfstandige truckers en bedrijfjes, die algauw de steun kregen van de reactionaire patroonsorganisaties van truckers. Het waren zij die rond de tafel gingen zitten met de regering. Ze vormen een allesbehalve sympathiek en uitgesproken reactionair patronaat. Nog maar enkele weken voordien stelden ze voor om 1.000 Poolse chauffeurs aan te werven “omdat zij hier geen geschikte kandidaten meer vonden”. Wat ze bedoelen met “geschikte kandidaten” blijkt uit een interview met een trucker in Humo van 3 oktober. Wie als trucker weigert te frauderen en te knoeien met de tachograaf en de CAO’s wil toegepast zien, kan fluiten naar werk. Maar datzelfde superliberale patronaat is niet te beroerd om te eisen dat de staat tussenkomt als de olieprijzen te hoog zijn. Dan geldt ineens de vrije markt die zij anders zo aanbidden niet meer. De enigen die uiteraard op onze sympathie kunnen rekenen zijn de zelfstandige chauffeurs die door de hoge olieprijzen op een onmiddellijk failliet afstevenden. Opvallend was ook het gematigd optreden van het staatsapparaat in een situatie waarin het land werd lamgelegd. Toen de arbeiders uit deze sector hetzelfde probeerden, was de repressie veel harder. Dat toont nog maar eens het klassenkarakter van het staats- en repressieapparaat. Maar er is een groot verschil tussen de werkelijke belangen en de manier waarop de bevolking de situatie aanvoelt. De truckers die de bevolking op TV ziet bij de blokkades zijn natuurlijk geen patroons, maar arbeiders.
Ondanks het ongemak kon de actie van de vrachtwagenchauffeurs rekenen op de sympathie van een groot deel van de bevolking. De hoge olieprijzen doen zich nu eenmaal in ieders portemonnee voelen. Bovendien heerst er al lang ongenoegen over ‘de politiek’ en de economische mallemolen. Veel arbeiders herkennen zich ook in het actiewapen van de transporteurs, met name blokkades van industrieterreinen. De werkgeversfederaties zitten duidelijk verveeld met de vaststelling dat hun achterban nu dezelfde tactiek toepast. Want daardoor krijgen dergelijke acties meer legitimiteit, terwijl het patronaat de laatste jaren het stakingsrecht juist tracht aan te vallen via rechtszaken in kortgeding en dwangsommen. Nu lopen zulke zaken eveneens, maar tussen werkgevers onderling.
Olie en het heropflakkeren van de arbeidersstrijd
In Luik en Charleroi namen arbeiders al snel de fakkel van de truckers over. Met hun spontane stakingen klaagden ze niet alleen de dure olieprijzen aan, maar verklaarden ze ook de oorlog aan heel het liberale beleid en mikten daarbij evenzeer op hun eigen leiding in de PS. “Het wordt de hoogste tijd dat de socialisten in de regering het ideologische verschil met het liberalisme opnieuw benadrukken. Ook daarvoor gaan wij terug de straat op’’, zei FGTB-voorzitter Destrée. Een van hun eisen is het heropnemen van de olieprijs in de index. Met het Globaal Plan gooide de vorige rooms-rode regering inderdaad de olie uit de index in naam van de bevolkingsgezondheid. In andere woorden, de koopkracht wordt vandaag niet meer aangepast aan de hoge olieprijzen, voor velen nochtans een aanzienlijk deel van het gezinsbudget.
‘Loonlast’ en concurrentiepositie
Anderzijds zit de index in de loonnorm. Die stelt dat de lonen in België niet sneller mogen stijgen dan het gemiddelde van de drie omringende landen. Dit om de competitiviteit te bewaren. De Centrale Raad voor het Bedrijfsleven berekende zopas dat de lonen daarom maximaal met 6,4 % mogen stijgen. Wanneer het patronaat in de komende interprofessionele onderhandelingen de eisen voor hogere lonen op basis van de toegenomen oliefactuur zou inwilligen, blijft er nauwelijks nog een marge over voor verdere loonstijgingen op basis van de economische groei van de laatste jaren. Bovendien zullen de patroons het argument van de hogere olieprijzen gebruiken om de loonkost juist te drukken. Op dat moment zal de regering zich verplicht voelen om tussenbeide te komen. De kans is groot dat ze om een oplopend conflict tussen arbeid en kapitaal te vermijden opnieuw haar welbeproefd recept bovenhaalt: verlaging van de ‘loonlasten’, anders gezegd: een hap uit de indirecte lonen van de arbeiders. De burgerlijke pers stelt dit nu al dikwijls voor als de enig mogelijke oplossing.
Acties
Toch is dit geen onvermijdelijk gegeven. De regering wordt de laatste tijd gedurig aangemaand om rekening te houden met haar begroting. De tijd van grote cadeaus, zo nodig om de geloofwaardigheid van de staat op te krikken, loopt stilaan op zijn einde. Bij de aanstaande onderhandelingen kan bijgevolg maar één klasse als overwinnaar tevoorschijn komen. Onder druk van hun basis kondigden het ABVV en het ACV verdere acties aan op 3 oktober. 25.000 arbeiders marcheerden door de straten van Brussel. Deze betoging werd mee in gang gezet door de olieprotesten. De vakbonden zouden van de huidige mobilisaties gebruik moeten maken om acties aan te kondigen en krachtsverhoudingen op te bouwen. Zo’n massale beweging zou de leiding van SP en PS bijna dwingen om een radicalere positie in te nemen, zeker na de jarenlange electorale afkalving. Na de stakingen bij Belgacom, Biac en de Post voelde PS-voorzitter Elio di Rupo zich opnieuw verplicht om de acties van 3 oktober te steunen.
De eisen van socialisten moeten dan ook zijn:
* Heropname van de olieprijs in de index gekoppeld aan de afschaffing van de loonnorm.
* Afschaffing van de luxetaks op stookolie. Het gaat hier niet om luxe maar om een basisproduct. De overheid kan de daling van haar inkomsten recupereren door verhoging van de belasting voor petroleumgiganten.
* Volledige vergoeding door de patroon van het woon-werkverkeer.
* Gratis openbaar vervoer, vergezeld van grootscheepse investeringen in nieuwe infrastructuur.
* Dit alles als eerste stap naar nationalisatie van de transport- en energiesector, onder controle van de arbeiders.