Van 9 tot 22 mei 2016 zullen de sociale verkiezingen voor de oprichting of vernieuwing van de ondernemingsraden (OR) en de comités voor preventie en bescherming op het werk (CPBW) plaatsvinden. Ze worden om de 4 jaar georganiseerd en bieden de gelegenheid om strijdbare kandidaten naar voor te schuiven.
Enkele cijfers
Bij de vorige sociale verkiezingen, in 2012, waren 6.738 bedrijven betrokken. Meer dan 125.000 werkers stelden zich kandidaat voor een mandaat in één van de 3.592 ondernemingsraden en 6.812 comités. Meer dan 44.500 kandidaten werden verkozen. Deze aantallen tonen de kracht en de stevige inplanting van de vakbonden in ons land. Ter vergelijking: bij de gemeenteraadsverkiezingen in datzelfde jaar kwamen maar half zoveel kandidaten op. Het aantal kiesgerechtigde werkers is bovendien opgeklommen van minder dan 1,1 miljoen in 1995 tot bijna 1,7 miljoen in 2012.
Hoge representativiteit
Bovengenoemde cijfers counteren de aanvallen van het patronaat en de politieke rechterzijde als zouden de vakbonden niet meer relevant zijn of niemand vertegenwoordigen. De syndicale kandidaten worden trouwens verkozen door hun onmiddellijke werkmakkers op basis van hun dagelijks belangeloos engagement. Ze moeten het stellen zonder groots opgezette reclamecampagnes in de media en op het bedrijf. Vakbondsafgevaardigden halen bovendien geen profijt uit hun positie. Op respect van de baas en promotie moeten ze meestal niet rekenen.
Hoewel er geen opkomstplicht is, nemen toch meer dan 70% van de stemgerechtigde werkers deel aan de sociale “hoogmis”, dit ondanks vaak moeilijke omstandigheden (flexibiliteit, ploegenarbeid, enz.). De vakbonden zijn de enige sociale kracht die het vermogen bezit om zoveel mensen te mobiliseren. Bij politieke verkiezingen in ons land, mét opkomstplicht, ligt het resultaat nauwelijks hoger.
Bijzonder aan sociale verkiezingen is dat er geen nationaliteitsvoorwaarde bestaat. Dit in tegenstelling tot bij politieke verkiezingen. Om de sociale verkiezingen nog representatiever te maken is het wel nodig dat de kandidaten op een democratische manier worden voorgedragen na intern debat in de vakbondsafdeling. Ondanks goede bedoelingen worden kandidaten te dikwijls aangeduid door de betrokken secretarissen.
Sociale verkiezingen uitbreiden naar KMO’s
In ons land worden geen sociale verkiezingen georganiseerd in ondernemingen met minder dan 50 werkers. Een democratische lacune. De vakbonden ijveren al vele jaren voor een rechtzetting op dit vlak.
Het is merkwaardig… onze regeringen voeren braafjes de Europese commando’s uit die zware besparingen op de kap van de werkende en uitkeringstrekkende bevolking tot gevolg hebben. Ze leggen echter niet dezelfde ijver aan de dag als het gaat over een Europese richtlijn van 2002 die erkent dat er in bedrijven vanaf 20 werkers een vakbondsafvaardiging moet worden geïnstalleerd. Er grepen hierover uitgebreide discussies plaats maar het Belgische patronaat won helaas het pleit.
Legitimiteit vakbonden staat buiten kijf
In vorige hoofdstukken werd reeds verwezen naar de vele kandidaten en de hoge participatiegraad bij sociale verkiezingen. Dat ondanks het feit dat er geen opkomstplicht bestaat.
De politieke rechterzijde trekt graag de legitimiteit van vakbonden en hun syndicale verkiezingen in vraag. De lijststem zou te zwaar doorwegen waardoor de vakbonden en niet de werkers bepalen wie er uiteindelijk verkozen is. Ook zou er te weinig aandacht worden besteed aan gendergelijkheid. Ook worden de sociale verkiezingen best uitgebreid naar de bouwsector. In ruil voor meer delegees en meer middelen voor de vakbondswerking op de werven is hier deze keer aan verzaakt. Dit was verkeerd. In de openbare diensten wensen we dit ook toegepast.
Eén en ander kan gemakkelijk worden weerlegd
Bij sociale verkiezingen is de betrokkenheid bij de leefwereld van de stemmers zeer groot. Door naamstemmen uit te brengen kan men kandidaten naar een hogere plaats halen. In de politieke wereld zijn het doorgaans dezelfde kopstukken die de lijsten trekken en die veelvuldig media-aandacht krijgen.
Wat de gendergelijkheid betreft : in 2012 waren er in het algemeen bijna 38% van de verkozenen in het CPBW vrouwen en 35% in de OR. Het is trouwens niet het beleid van de vakbonden dat tot genderongelijkheid leidt, wel integendeel. De politiek en de bedrijfsleiding dragen hier de volle verantwoordelijkheid.
En als onze politieke leiders het over legitimiteit hebben, kunnen ze beter een spiegeltje voorhouden. Zij bepalen immers het beleid en laten geen politieke bijsturing door de kiezers toe. Opvallende voorbeelden hiervan zijn o.m. het massale protest tegen de rigide besparingen, het BAM-tracé en de heropstart van de kernreactoren van Tihange 2 en Doel 3. De politici hebben telkens de wil van de kiezers doodleuk naast zich neergelegd.
Dergelijke arrogantie kunnen vakbondsleiders en –délégués zich hoegenaamd niet permitteren. Als ze hun basis flagrant negeren, worden zij onmiddellijk afgestraft. Bovendien is de voeling van syndicale afgevaardigden met hun collega’s veel diepgaander en directer dan deze van de eerste minister met zijn kiezers.
Ook de besluitvorming verloopt veel legitiemer in de syndicale wereld dan in de politieke. Politici nemen beslissingen zonder rekening te moeten houden met oppositie en niet-verkozenen (zie o.a. verhoging van de pensioenleeftijd, van de energiefactuur, enz.). Bij de vakbonden gaat het er veel democratischer aan toe. Zo wordt over ontwerp-eisenbundels of bijvoorbeeld de mogelijke invoering van andere arbeidsregimes door de werkersvertegenwoordigers met de werkers gedialogeerd en gediscussieerd. Na onderhandeling met de patroons wordt steeds teruggekoppeld naar de basis en dat zowel op bedrijfs-, sectoraal als interprofessioneel niveau.
De aanhoudende hetze tegen de vakbonden in de media, door politici, patroons en academici zal ook anno 2016 niet verhinderen dat de werkers in grote aantallen gaan stemmen tijdens de sociale verkiezingen. Zij beseffen maar al te goed hoe groot de impact is van een syndicale werking op de loon- en arbeidsvoorwaarden op de werkplaats. Inderdaad worden in bedrijven met een vakbondsvertegenwoordiging de werkers doorgaans beter betaald en gaat er meer aandacht naar o.m. veiligheid. Zo gebeuren er minder arbeidsongevallen.
Voor de arbeidersbeweging wordt het belangrijk om na de sociale verkiezingen zo veel mogelijk sterke en strijdbare bastions uit te bouwen. Die kunnen een mobiliserende invloed hebben op andere bedrijven en de krachtsverhoudingen tussen arbeid en kapitaal in het voordeel van arbeid ombuigen.
Strijdbare syndicalisten verenigt u!