Eigenlijk zijn de Nederlandse sociaal-democraten van de PVDA er in deze verkiezingen heel goedkoop van af gekomen. Na tot voor kort mee het gezicht te zijn geweest van het paars sociaal-uitverkoopbeleid, zijn ze er wonderwel in geslaagd een aanzienlijk deel van de kamerzetels te heroveren. Het christen-democratische CDA mag dan wel iets groter blijven, maar daar zal je hen niet over horen klagen. Reeds tijdens de aanloop naar de verkiezingen werd te pas en te onpas benadrukt hoe, in de ogen van de PVDA-top, deze de voorkeur genoot als eventuele coalitiepartner.
Het rechtse intermezzo
Toch waren het enkele benauwende maandjes voor onze ‘sociale hervormers’. Na door rechtspopulist Fortuyn te zijn verketterd en niet in staat om een geloofwaardig antwoord te bieden, leken voor de PVDA de vette jaren voorbij. De vorige parlementsverkiezingen werden, naast de plotse opkomst van een populistisch rechtse partij, ook gekenmerkt door het electoraal instorten van de sociaal-democratie. Aan haar linkerflank stond dan weer de radicalere SP te dringen om zo snel en zo veel mogelijk te groeien, zowel in ledenaantal als aan invloed. Niet echt verwonderlijk lukte dat ook. Van de PVDA ging al jaren maar heel weinig sociaals uit, laat staan socialistisch. Hoewel de SP de last van een extreem-links (maoïstisch) verleden met zich meedraagt, was het in staat zich bij een steeds breder publiek te profileren als een van de weinige oprechte stemmen in het parlement.
Het grote gevaar voor de linkerzijde kwam, net als nu, van het CDA. Na een periode van interne spanningen en strijd aan de top, slaagde deze er vorig jaar in om electoraal sterk terug te komen. Verder was de Fortuyn-manie voor deze christelijke heren en dames een godsgeschenk. Niet enkel slaagde dit kaal heerschap er in om de ‘linkse’ PVDA te laten opdraaien voor het rechtse beleid van paars, het schiep ook een enorm potentieel aan stemmenwinst voor het CDA. Naast het traditionele ‘conservatief en christelijk’, kon het zich nu ook profileren als een stabiel en betrouwbaar alternatief voor het LPF. Verder speelde deze keer het religieus sektarisme, zo kenmerkend voor conservatief Nederland, in haar voordeel. Met Balkenende bezat het CDA, voor het eerst sinds haar eenmaking, een gereformeerd voorzitter en was het zodoende in staat om redelijk wat stemmen af te snoepen van het nog conservatievere CU (Christen-Unie, het lieverdje van de EO).
Terug van weggeweest
Na zichzelf eerst te hebben afgestraft door de hoofdrol te spelen in twee rechtsgeoriënteerde regeringen, bleek de PVDA toch in staat om als een feniks uit haar as te herrijzen. Herprofilering, verjongen, het strakke kontje van voorzitter Bos? Over dat laatste willen we nog ruimdenkend blijven, maar beweren dat er fundamenteel iets zou zijn veranderd binnen de partij is een onwaarheid verkondigen. Wat verklaart dan wel de plotse terugkomst?
Als je de burgerlijke pers mag geloven dan zou de ‘gewoontestem’ er voor een belangrijk deel achter zitten. Misschien, maar het is dan toch vreemd dat diezelfde pers weet te melden dat het stemgedrag er veel bewuster op is geworden. Niet op zijn minst door de LPF-intriges van de laatste maanden. Daarnaast kan niet ontkend worden dat linkse thema’s goed scoorden. Hoewel de SP geen zetelwinst maakte, groeide ze opnieuw procentueel en ook wat betreft de verdere verspreiding van haar gedachtegoed. Een gedachtegoed dat niet meer veraf staat van wat de sociaal-democraten zelf decennia geleden nog verkondigden.
Misschien dat de klassieke links-rechts tegenstellingen toch niet verdwenen zijn. Ondanks dat in het programma van de PVDA niets van betekenis werd veranderd, draaide een belangrijk deel van haar verkiezingscampagne rond een ogenschijnlijke verlinksing. Amper een half jaartje rechts kabinet is voor velen voldoende geweest om te beseffen dat daar niet de oplossing ligt. Daarom waarschijnlijk dat de Fortuyn-invloeden, die ook even binnen de PVDA merkbaar waren, zijn afgezwakt tot af en toe een opportunistisch accent.
Toch had de PVDA nog te kampen met een tweede probleem. Na jaren het premierschap te hebben ingevuld, geen oppositiestem uit eigen rangen te hebben geduld en te zijn vervreemd van haar achterban, is ze meer en meer het toonbeeld geworden van de zogenaamde regentenpartij. Om haar vorige nederlaag te boven te komen heeft ze ditmaal gekropen. Geen verwijt was te zwaar: Wouter Bos en de zijnen bleven maar lachen en incasseren. Voor het eerst sinds lang zag men de sociaal-democraten op straat campagne voeren, mensen aanklampen en zelfs publieke onvrede slikken. Wat een verschil met de vorige periode!
Luidt dit een nieuwe periode in voor rood?
De PVDA mag dan wel op de linkse stem hebben geaasd, dit wil nog niet zeggen dat haar beleid dit gedachtegoed weerspiegelt. Zolang ze trouw blijft aan de marktlogica zal ze niet meer kunnen verwezenlijken dan het rechtzetten van wat sociaal onrecht. En zelfs daarvoor heeft ze vaak niet eens de moed. Haar electoraal herstel mag opmerkelijk zijn, het is nog steeds het CDA dat de grootste blijft. In het nieuwe kabinet zal het dus waarschijnlijk rond deze twee partijen draaien, met Balkenende op kop. Het dilemma van de PVDA is dat van de gehele sociaal-democratie: niet in staat zich te ontdoen van kapitalistische vooroordelen is ze gedoemd keer op keer haar kiezers te ontgoochelen. Deze plotse terugkomst kan door ditzelfde electoraat weer even plots ongedaan worden gemaakt.
Even leek het er op dat de roep naar een rechtvaardig en socialer beleid in het voordeel van de SP zou werken. Opnieuw gebeurde echter wat we al zo vaak in ons blad/website beschreven: indien de verschillen tussen meerdere reformistische partijen beginnen te vervagen, bestaat bij velen de reflex om op die partij te stemmen die de meeste kans maakt op regeringsdeelname. Dit is wat werkelijk wordt bedoeld met die zuigkracht van de PVDA. Indien de SP hier geen lessen uit leert zou ze wel eens dezelfde weg op kunnen gaan als GroenLinks. Realpolitik mag op korte termijn misschien real-istisch lijken, in de praktijk vlakt het enkel de radicalere uitsteeksels af tot de verschillen tussen de linkse partijen nog amper zichtbaar zijn. GroenLinks betaalde hiervoor uiteindelijk de prijs met een verlies aan zetels.
Voor de SP lijkt het groeipotentieel van een half jaar geleden zijn plafond te hebben bereikt. Toch gaven de peilingen in eerste instantie te kennen dat ze opnieuw in de lift zaten. Het uiteindelijke resultaat was geen verdere klim maar een consolideren van de behaalde positie. Het verengen van de verkiezingsslag naar een strijd tussen enkel de twee grootste opponenten, CDA en PVDA, zal dit zeker in de hand hebben gewerkt. Toch zou het voor Wouter Bos veel moeilijker zijn geweest om SP-sympathisanten aan te trekken, indien de verschillen in stijl en programma wat meer uitgesproken gebleven zouden zijn.
De SP mag dan terecht radicaler zijn, de kans dat ze zelf ooit de drager wordt van een echt linkse regering is zeer onwaarschijnlijk. Tenzij ze in staat blijkt de rol van massapartij over te nemen, zal een belangrijk deel van het linkse electoraat illusies blijven koesteren in haar traditionele vertegenwoordiger, de PVDA. De groei van een uitgesproken linkse tegenstem is mooi, maar mag niet ten koste gaan van het socialistische karakter. Het enthousiasme en de dynamiek die de SP met haar radicalisme oproept, inspireert niet enkel haar eigen aanhang. Het zou een enorm verlies voor Nederland betekenen indien het socialisme aan de huidige partijgrenzen eindigt. De strijd gaat voort en mag niet op artificiële muren botsen.