Het buurtcomité ’t Schijntje komt op voor de belangen van de wijk rond het Schijn in Deurne Noord (Antwerpen). Het comité wil de levenskwaliteit bevorderen van de bewoners. Al tien jaar staan de vrijwilligers in om lokale problemen met beide handen aan te pakken. Ze kennen de buurt en de lokale noden, maar echte inspraak en beleid van onderuit lijkt vaak een verre droom.
De campagne Handen af van Venezuela illustreert hoe de wijkcomités van Venezuela de ruggengraat vormen van een echte democratie. De basisbeweging vertaalt er de lokale noden via de wijkcomités in een politiek programma waarin iedereen participeert. “De beweging van zelforganisatie van Venezuela staat dan ook in schril contrast met de formele ‘democratie’ van het Noorden”, stelt Erik De Bruyn, initiatiefnemer van de avond. In het kader van Vila Cabral (het initiatief van 11.11.11 om sociale activiteiten in Deurne van oktober tot november aan elkaar te koppelen) organiseren beide comités een ontmoeting over de ontwikkelingshulp van Zuid naar Noord. Op 2 november is de zaal wijkcentrum Catba te Deurne goed gevuld met een dertigtal mensen. Ze komen luisteren naar hoe hun Venezolaanse collega’s te werk gaan. Erik Demeester getuigt over de andere politiek.
Venezuela, een klein land in Latijns-Amerika, kenmerkt zich door een enorme rijkdom aan olie (nummer 3 export naar de VSA). In het verleden leefde 80 procent onder de armoedegrens. Een massale volksbeweging organiseert zichzelf, verzet zich en komt er aan de macht. Chavez, hun stem en symbool, president sinds 1998, heeft de privatisering van de oliesector afgewend en gebruikt de winsten ervan voor de financiering van sociale, medische en educatieve projecten (misiones). Bewoners van Venezuela hadden vroeger enkel een arts gezien op de TV, nu komt de dokter regelmatig langs om preventief of curatief te werken. Miljoenen mensen genieten er nu van laagdrempelige gezondheidszorg en gratis onderwijs. Zo doet 50 procent van de bevolking mee aan één of ander onderwijsproject.
In het Noorden zijn er natuurlijk ook tal van sociale projecten maar in Venezuela gebeurt het van onderuit waardoor de problemen echt aangepakt kunnen worden. Als ‘cliënt’ van de hulpverlening ontvang je hulp maar moet je ook deelnemen aan de hulp. De Venezolaanse hulp creëert geen afhankelijkheid, geen consumenten maar vertrekt vanuit zelforganisatie of met andere woorden echte ‘empowerment’. Een van de vele concrete voorbeelden betreft de bestrijding van het analfabetisme. Voor de revolutie bestonden er natuurlijk ook sociale programma’s. In de tien jaar voor dat Chavez aan de macht kwam, werden 73.000 mensen gealfabetiseerd. Nu werd in een paar jaar tijd door zelforganisatie 1,2 miljoen mensen lezen en schrijven aangeleerd.
Om correct te zijn moeten we in Venezuela eigenlijk spreken over ‘gemeenschapsraden’ (consejos comunales), niet ‘wijkcomités’. In april 2006 werden deze ‘gemeenschapsraden’ opgericht om de participatieve democratie meer structureel te organiseren en de oude corrupte staatsinstellingen te vervangen. De vertegenwoordiging in de wijken wordt georganiseerd op basis van 200 à 400 families in de steden of 20 op het platteland. De gemeenschapsraden verkiezen woordvoerders die samen met de Algemene Vergadering van de raad de noden in de wijken bepalen. De woordvoerders zijn er permanent afzetbaar. Elke gemeenschapsraad krijgt een budget van 15.300 dollar per jaar (maximum) om te besteden, want de “mensen zelf zijn de specialisten van de noden”. De geldstromen worden door de algemene vergadering gecontroleerd en de vertegenwoordiger moet zijn beleid voorleggen en verantwoorden aan de algemene vergadering. De gemeenschapsraden berusten op dezelfde principes waarvoor de gehele Bolivariaanse revolutie staat met name zelforganisatie en bewustwording van onderuit: “Gewone mensen moeten de macht hebben.”
Het buurtcomité stelt zich dan ook de vraag: “Hoe beginnen we daar aan?! We staan zeer kort bij de mensen en geven de noden door aan de districtsraad maar er gebeurt vaak te weinig mee.” Nu berust het werk op sociaal engagement van enkelen die blijven vechten voor de goede zaak. Ook andere leden van het buurtcomité beamen dit: “Mensen klagen en zagen en er verandert toch niets”, zo luidt het bij de burger.
Erik Demeester stelt dat in vergelijking met Venezuela een buurtcomité 100 of 200 actieve leden zou moeten tellen. Mensen moeten bewust worden dat een betere wereld echt mogelijk is. Er is vooral nood aan een wettelijk kader dat de zelforganisatie organiseert. Dit veronderstelt dus niet enkel bewustwording maar ook bevoegdheden en tijd (geen advies maar beslissingsrecht). Zo zou de organisatie “tijd van de arbeid” kunnen krijgen om sociaal werk te verrichten. “We zijn zo gewoon dat we niet meer voor onszelf opkomen. Iemand anders zal het wel voor ons doen.” Dit was vroeger ook het geval in Venezuela. Tegenkanting en hindernissen zijn er steeds bij veranderingsprocessen maar de essentie is dat mensen het zelf doen aan de basis.
Van deze succesvolle sociale experimenten (en de Bolivariaanse Revolutie) te Venezuela horen we hier te weinig. De media voert een politiek van minimale en negatieve berichtgeving. De campagne Handen af van Venezuela ontstond om die reden. Solidariteit met de beweging en informeren van de mensen is dan ook ontzettend belangrijk. Het buurtcomité besluit de avond met volgende tussenkomst: “Venezuela is een situatie waarvan wij dromen. We hebben nog een hele weg te gaan!”