Op 15 april 2007 behaalden de arbeiders en boeren van Ecuador hun grootste overwinning op de oligarchie van de traditionele partijen en het imperialisme. Tijdens de volksraadpleging die president Rafael Correa liet uitvoeren met de vraag of het volk voor of tegen de oprichting van een ‘grondwetgevende vergadering’ is, antwoordde een overweldigde meerderheid van de bevolking ‘SI’ (81,72 %). Slechts een kleine minderheid van aanhangers van het imperialisme en de oligarchie bleek niet akkoord met een nieuwe grondwet (12,43 %).
De campagne voor de volksraadpleging was een tweestrijd tussen enerzijds alle traditionele partijen en anderzijds de huidige president Correa, waarbij de traditionele partijen alle mogelijke middelen aanhaalden om de president in een slecht daglicht te stellen. Correa zou autoritair zijn, communist, van Ecuador een tweede Cuba maken, zoon van een drugssmokkelaar enzovoort. Verschillende grote bedrijven zetten hun werknemers onder druk om ‘nee’ te stemmen bij het referendum. Dit alles kon echter niet baten. De uitslag van het referendum toont de diepgewortelde afkeer van het volk voor de traditionele politieke partijen en het politieke systeem op zich.
Tien jaar sociale strijd
Deze afkeer van de bestaande politiek is zeker niet nieuw. De laatste president die zijn volledige termijn kon uitdoen, was Sixto Duran in 1996. Na hem kwam Abdala Bucaram (met als bijnaam ‘de gek’) aan de macht met een populistisch en demagogisch programma. Eens aan de macht voerde hij een doorgedreven neoliberale politiek aangegeven door het Internationaal Monetair Fonds (IMF). Na verschillende algemene stakingen en demonstraties ontvluchtte hij het land en vroeg politiek asiel in Panama.
Bij de volgende verkiezingen won Jamil Mahuad en hij volgde een bijna identiek neoliberaal programma. Ook hierop kwam er felle reactie met algemene stakingen en groot protest vanuit de sterke indianenbeweging CONAIE. Toen de regering in januari 2000 aankondigde dat de nationale munt (de Sucre) werd vervangen door de Amerikaanse dollar, brak een eerste revolutionaire periode aan waarbij er naast het parlement een parallel volksparlement werd opgericht. Dat nam zelfs gedurende enkele uren in de nacht van 20 op 21 januari de macht dankzij de steun van enkele jonge officieren. Hoewel de beweging terug binnen het burgerlijk parlementarisme werd gebracht, was ze een eerste uitdrukking van het verzet van het Ecuadoriaanse volk tegen het kapitalisme (en wat het voor hen teweegbrengt) en tegen het politieke systeem dat hen in de steek laat. President Mahuad vroeg asiel aan in de Verenigde Staten.
Bij de volgende verkiezingen (2002) koos het Ecuadoriaanse volk voor verandering. Zij hadden reeds ondervonden dat Zuid-Amerika het laboratorium van de neoliberale politiek van de Verenigde Staten is. Daarom kozen ze voor Lucio Gutierrez, een van de officieren die bij de revolte van 2000 de kant van het volksparlement koos en die zich in de kiescampagne ook spiegelde aan Hugo Chavez. Hij werd dus verkozen dankzij de steun van de arbeiders en de boeren, maar eens aan de macht volgde hij direct de politiek uitgestippeld door het IMF: bevriezing van de lonen tot in 2007, aankondiging van 120.000 ontslagen in de openbare sector, staakverbod in de openbare sector, privatiseringen, een stijging van de gasprijs met 375 procent enzovoort. Zijn regering zag zich dan ook geconfronteerd met een opstandig klimaat en talrijke stakingen. Uiteindelijk kwam hij in 2005 ten val nadat hij een pact had gesloten met de partijen van twee voormalige presidenten, Bucaram en Noboa. Zij vroegen in ruil voor hun steun de opschorting van de processen tegen deze corrupte ex-presidenten. Voor het volk was dit de druppel. Na weken van mobilisaties en repressie, compleet met staat van beleg, moest ook Gutierrez het hazenpad kiezen. Daarop vormde vice-president Palacio een interim-regering, met als minister van financiën Rafael Correa.
Gedurende deze ganse periode en ondanks de verschillende tegenslagen heeft het volk nooit opgegeven en steeds getracht door mobilisatie en directe actie fundamentele veranderingen af te dwingen. Zij zijn erin geslaagd vier verschillende regeringen te laten vallen in minder dan tien jaar. Dit toont de kracht en de vastberadenheid van het Ecuadoriaanse volk en de massabeweging van arbeiders en boeren. Het probleem is niet dat het volk niet zou weten wat het wil. Zij zijn elke keer door de traditionele politiek verraden!
Hetzelfde gebeurde bij de interim-regering van Palacio in een poging om vrijhandelsakkoorden te ondertekenen met de Verenigde Staten. In maart 2006 werd zelfs opnieuw de staat van beleg afgekondigd na verschillende nationale betogingen, algemene stakingen en wegblokkades. Uiteindelijk kon de regering de vrijhandelsakkoorden niet ondertekenen wegens het verzet. Voordien al had Rafael Correa ontslag genomen uit de regering van Palacio aangezien deze – onder druk van de Wereldbank en de oligarchie –economische afspraken met Venezuela plots terugdraaide. Dit principiële standpunt van Correa en zijn pogingen om Ecuador los te wrikken uit de greep van het imperialisme deden zijn populariteit enorm groeien. Als resultaat daarvan werd hij bij de verkiezingen in november 2006 tot nieuwe president verkozen.
De ‘grondwetgevende vergadering’
Correa werd verkozen met een duidelijk programma: geen ondertekening van de vrijhandelsakkoorden, einde van het contract voor de militaire basis van de VS in Manta en een volksraadpleging voor een ‘grondwetgevende vergadering’. Hierin zag het Ecuadoriaanse volk de mogelijkheid om een einde te maken aan de oligarchie van de traditionele politiek, een kliek van 200 families die sinds jaar en dag de politiek uitmaken. De tweede ronde van de presidentsverkiezingen werd een keuze voor het volk tussen het oude en het nieuwe. Het nieuwe met Correa (43 jaar, professor Economie, persoonlijke vriend van Hugo Chavez en Evo Morales, uitgesproken antineoliberaal, anti-imperialist, Ecuador voor alle Ecuadorianen) en het oude met Alvaro Noboa (de rijkste man van Ecuador, bananenmagnaat, voorstander van het neoliberalisme, het kapitalisme en het imperialisme van de Verenigde Staten). Correa won met 58 procent.
De eerste maanden van de regeerperiode van Correa werden al direct gekenmerkt door de strijd van het parlement om de volksraadpleging tegen te houden. Aangezien Correa geen partij had gevormd voor de parlementsverkiezingen, zijn het nog steeds grotendeels de oude politici die deze instelling bevolken. Het volk liet echter steeds haar steun voor Correa blijken via betogingen aan het parlement. Op een bepaald moment ging het parlement zelfs zover dat 57 van de 100 vertegenwoordigers probeerden leden van het kiestribunaal af te zetten om zo de volksraadpleging te stoppen. Als resultaat werden deze parlementsleden echter zelf uit hun functie ontzet wegens het opzettelijk tegenhouden van een verkiezingsproces. Dit alles ging gepaard met grote mobilisaties, waartoe ook Correa had opgeroepen.
Uiteindelijk kwam het referendum er toch en met een duidelijke uitgesproken mandaat van het volk: meer dan 81 procent stemde voor een grondwetgevende vergadering. Dit is een uitgesproken mandaat, niet enkel voor het herschrijven van de grondwet, maar sterker nog voor een radicale verandering van het systeem en van het dagdagelijkse leven. De ogen van de mensen zijn immers al lang gericht op de Bolivariaanse Revolutie in Venezuela. Ook Correa haalde dit reeds aan tijdens zijn verkiezingen: “Dit is niet het tijdperk van de veranderingen, maar wel de verandering van een tijdperk.”
Direct na het referendum (dat ook aan de president een nog duidelijker mandaat gaf) kondigde Correa aan dat Ecuador de nog resterende schuld bij het Internationaal Monetair Fonds onmiddellijk zou afbetalen en dat nadien alle banden met deze instelling zouden worden verbroken. Ook de verantwoordelijke van de Wereldbank in Ecuador werd naar huis gestuurd. Al tijdens de verkiezingen haalde Correa scherp uit naar de kapitalisten in Ecuador, die binnen het huidige systeem bijna volledig vrijgesteld zijn van belastingen en hun geld in het buitenland beleggen. “Ik schaam me, als Ecuadoriaan,” zei hij, “dat mijn land economisch moet rechtgehouden worden door het geld dat door honderdduizenden arme emigranten naar hun families in Ecuador wordt gezonden, terwijl de superrijken hun geld in het buitenland beleggen.” Het is deze obscene concentratie van rijkdom en macht in de handen van een kleine groep, samen met het feit dat 70 procent onder de armoedegrens leeft, die de sociale situatie zo explosief maakt. Op een totale bevolking van 13 miljoen leven bijna 2 miljoen ‘economische vluchtelingen’ in het buitenland. Ook hiervoor verwacht men veel van de grondwetgevende vergadering.
Twee belangrijke factoren die tot nu voor de overwinningen van Correa en het volk gezorgd hebben zijn enerzijds de participatieve democratie die het volk zichzelf heeft toebedeeld. Als een waakhond houdt het volk de wacht bij het parlement en verplicht de president om zijn beloftes waar te maken. Anderzijds weigert Correa de politieke spelletjes van de traditionele partijen mee te spelen en gaat de confrontatie niet uit de weg.
Ervaringen uit Venezuela
Hoewel Correa zich nu openlijk uitspreekt voor het ‘socialisme van de 21ste eeuw’, is zijn programma zeker (nog) geen socialistisch programma van onteigening en herverdeling van grond en rijkdom van de 200 families. Maar net als in Venezuela is zelfs een programma met progressieve hervormingen ondersteund door massabetogingen en door de vakbonden een directe bedreiging voor de oligarchie van de traditionele partijen, de grootgrondbezitters, bananenmagnaten, banken en industriëlen die het land domineren ten voordele van zichzelf en het Amerikaanse imperialisme. In Venezuela organiseerde het imperialisme een militaire opstand tegen Chavez. Als Correa trouw aan zijn idealen blijft, zullen deze machten ongetwijfeld hetzelfde proberen.
Met de ervaringen van Venezuela in het achterhoofd is het belangrijk in te zien dat het volk enkel op haar eigen kracht, organisatie en mobilisatie kan rekenen om de revolutionaire verandering door te voeren en te verdedigen. De grondwetgevende vergadering kan een instrument zijn, maar zal zeker niet alle problemen oplossen. Gedurende tien jaar heeft het Ecuadoriaanse volk verschillende regeringen aan de macht gebracht en nadien verdreven in een poging om de leefomstandigheden te verbeteren. Alleen door zelf de fundamentele hefbomen van de economie in handen te nemen kunnen zij dit bereiken.
In de volgende maanden en jaren zal de klassenstrijd in Ecuador nog sterker gevoerd worden. Alleen een sterke revolutionaire beweging, participatieve democratie en een sterke leiding kunnen deze klassenstrijd voltooien.