Een algemene staking?
‘Het dagelijkse leven in Venezuela verkeert de laatste weken in de greep van een nationale staking. De meerderheid van de Venezolaanse bevolking eist het ontslag van president Chavez wegens corruptie en economisch wanbeheer.’ Dit is althans de visie waarvan een groot deel van de westerse media ons probeert te overtuigen. In werkelijkheid heeft de zogenaamde ‘nationale burgerstaking’ meer het aanzien van een patronale lock-out. Op 2 december vorig jaar riep de Venezolaanse oppositie op tot een staking in alle economische sectoren met als doel president Chavez uit het zadel te lichten, door middel van ontslag ofwel door een staatsgreep.
Van een algemene staking is echter nooit sprake geweest. Een ooggetuige van onze internationale website (www.marxist.com) doet zijn verhaal: “Toen ik aankwam in Caracas op 11 december, werkte de luchthaven normaal, alsook het openbaar vervoer (bussen, de metro van Caracas, ), shopping centra, restaurants en cafés. De basisindustrieën (ijzer, staal, aluminium), die staatsbezit zijn, werkten op volle capaciteit omdat de arbeiders en hun vakbonden besloten hadden zich tegen de staking te verzetten.”
In tegenstelling tot de stakingen in april 2002 (die voorafgingen aan de mislukte staatsgreep) zijn nog weinig arbeiders bereid het perfide spel van de oppositie mee te spelen. Arbeiders van 52 verschillende vakbonden in de meest belangrijke bedrijven (zoals Ford, General Motors, GoodYear en anderen) weigerden het werk neer te leggen. Sommige fabrieken bleven open maar in anderen stonden arbeiders voor gesloten deuren. Niettemin eisten ze hun lonen, aangezien ze naar hun werk gekomen waren en in de meeste gevallen werden ze betaald!
Het enige deel van de economie dat ernstig geraakt werd door de lockout is de olie-industrie. Hier organiseerden een klein groepje managers, directeurs, opzichters en technici een sabotage van de productie. Dit bracht bijna de hele industrie tot stilstand. Ook sloegen enkele kapiteins en bemanningen van olietankers aan het muiten en verhinderden normale leveringen. Begin januari probeerde de oppositie de staking uit te breiden naar de banksector en de scholen. Beide pogingen mislukten echter. De meeste banken bleven open en een coalitie van ouders, onderwijzers en studenten zag toe op de opening van vele scholen, soms tegen de wil van de directeurs.
Een veelkoppig monster
De Venezolaanse oppositie is een – op het eerste gezicht – vreemdsoortige coalitie van kapitalisten, gediscrediteerde politici, corrupte vakbondsleiders, ‘executives’ van de genationaliseerde oliemaatschappij (PDVSA), mediamagnaten en grote delen van de middenklasse. Wat hebben deze ver uiteenliggende sociale groeperingen gemeenschappelijk? Allemaal ondervonden ze voordeel uit het corrupte tweepartijenstelsel en bijhorend patronagesysteem dat werkzaam was tot 1998, het jaar dat Chavez de presidentsverkiezingen won. Hun feestelijk banket op de rug van de Venezolaanse massa’s loopt merkbaar ten einde als gevolg van de maatregelen die president Chavez nam ten voordele van de arbeiders, de kleine boeren en de vele armen in de steden.
De olie-industrie vormt de centrale as van de Venezolaanse economie. Deze sector vertegenwoordigt één derde van het Venezolaanse BNP en tachtig procent van de inkomsten uit export. In 2002 werd een wet gestemd die het publieke karakter van deze sector herbevestigde. Deze beslissing was de echte aanleiding voor de patronale lockout. De oliemanagers zien door de wet immers hun droom van een geprivatiseerde oliesector verdampen. Nochtans bestond er de afgelopen jaren weinig reden tot klagen. De oliesector is overwoekerd door corruptie. Doorheen een labyrint van outsourcing, investering in verouderde raffinaderijen in het buitenland enzovoort blijven heel wat potentiële staatsgelden (geschat op verschillende tientallen miljarden dollar) aan de handen van oliemanagers plakken. Wanneer vijfentwintig jaar geleden nog zeventig procent van de olie-inkomsten naar de staat vloeiden is dit vandaag nog slechts twintig procent. Het hoeft geen betoog dat deze praktijken de haat onder de bevolking enkel aanwakkeren.
2002 was een moeilijk jaar voor Venezuela. De munteenheid devalueerde met vijftig procent in de eerste zes maanden, de inflatie schoot door het dak naar vijfendertig procent of meer en de werkloosheid steeg van dertien procent in 2001 naar zeventien procent in 2002. Deze economische problemen waren het gevolg van dalende olieprijzen. Een scherpe daling in de overheidsinkomsten en bijgevolg ook haar uitgaven sleepte het land in een recessie. De politieke instabiliteit gecreëerd door de mislukte staatsgreep van april 2002 verscherpte de crisis. Enorme kapitaalvlucht destabiliseerde de munt waardoor de centrale bank er niet in slaagde een devaluatie van de bolivar te vermijden.
De devaluatie van de Venezolaanse munt had een veel grotere economische impact op de middenklasse dan onder de armen. De koopkracht van de middenklasse, waarvan het loon vast bepaald wordt aan het begin van elk jaar, daalde drastisch. Dure consumptieartikelen, die meestal geprijsd zijn in US dollars, liggen nu buiten bereik. De armen, waarvan het grootste deel werkzaam is in de informele sector, hoeven echter niet op een jaarlijkse salarisverhoging te wachten. Door de prijzen van hun goederen en diensten aan te passen kunnen zij veel flexibeler op een devaluatie reageren. Uiteindelijk blijft solidariteit hun voornaamste wapen. Gemeenschappen en families staan elkaar bij voor het verstrekken van gratis publieke diensten zoals gezondheidszorg en onderwijs. Uitgebreide sociale netwerken ontbreken bij de middenklasse die meestal beroep doet op private gezondheidszorg en onderwijs. Als gevolg van inflatie kunnen enkel de kapitaalkrachtigen nog beroep doen op deze diensten.
De rol van de media
Economische achteruitgang dreef de middenklasse in de handen van de oppositie. De nationale media speelden een belangrijke rol in dit proces. Alle private televisiestations en nationale dagbladen zijn in handen van de oppositie. Dagelijks wordt een niet aflatende stroom anti-Chavez propaganda de wereld ingestuurd in de vorm van nieuws, popmuziek en zelfs soaps. Anti Chavez betogingen worden uitvergroot weergegeven van 5 uur ‘s morgens tot middernacht, de vele pro Chavez betogingen grotendeels genegeerd. De oppositie stuurt duidelijk aan op een Chileens scenario anno 1973. Sommige media roepen zelfs openlijk op tot staatsgreep. De aanhangers van de oppositie lijken wel bezweken onder hun eigen propaganda. Ze schijnen oprecht te geloven dat Venezuela gebukt gaat onder een ‘Castro-communistische dictatuur’. Geleid door de media en opiniepeilingen zijn grote delen van de middenklasse ervan overtuigd dat ze in de meerderheid zijn, en dat het dus gerechtvaardigd is om het ontslag van de president te eisen. Dit is echter buiten de sloppenwijken en arme landelijke gebieden gerekend, wiens bewoners in werkelijkheid de meerderheid van de bevolking vormen.
Exit lockout
Alle propaganda ten spijt slagen de beukende golven van de reactie er niet in Chavez aan het wankelen te brengen. Het enige resultaat tot op heden is de immense schade aan de Venezolaanse economie. De verdeelde en leiderloze oppositie had nooit verwacht dat de staking langer dan kerstmis 2002 zou moeten duren. Chavez blijft echter populair en lijkt vastbesloten om terug te vechten. Grote delen van het leger blijven achter de voormalige legerofficier staan. Dit leger wordt nu ingezet om de patronale lockout te breken. Soldaten bewaken olie-installaties, havens en pijpleidingen. Op andere plaatsen moeten troepen het achterhouden van voedsel verhinderen en banken en scholen openhouden.
Toch moet het falen van de lockout in hoofdzaak toegeschreven worden aan de zelforganisatie van de Venezolaanse armen. In het zog van de mislukte staatsgreep steeg het aantal Bolivariaanse cirkels van 8000 naar 12000. Deze comités, genoemd naar de negentiende eeuwse burgerlijke revolutionair én anti-imperialist Simon Bolivar, zijn een directe uitdrukking van politieke en sociale strijd. De Bolivariaanse cirkels vervullen taken onder alle lagen van de bevolking en in alle segmenten van de maatschappij: in het onderwijs, in de politieke administratie, de politieke vorming... Daarnaast bestaan er talloze volksparlementen en landcomités die zijn opgezet in het kader van het stedelijke landhervormingsprogramma van Chavez. Comités tot tweehonderd families helpen met het opmeten van land, bepalen het gemeenschappelijk bezit, overleggen met de overheid over diensten zoals water en elektriciteit en creëren een gemeenschappelijke identiteit. De democratisering van landbezit en de democratisering van het lokaal bestuur gaan dus hand in hand net zoals bij de initiatieven van participatieve planning in Brazilië.
De weg voorwaarts
Een spervuur van leugens en sabotage schijnt de Venezolaanse strijd voorlopig niets in de weg kunnen leggen. De revolutionaire krachten zijn intact gebleven en tonen geen tekenen van vermoeidheid of desillusie. Belangrijke discussies vinden vandaag plaats in de vakbeweging en in de volkswijken: de controle over de massamedia, het bezetten van fabrieken in private handen, het gemeenschappelijk management van de scholen, de collectivisering van de banken,... Doorheen hun eigen ervaring leren de arbeiders, studenten, de armen en boeren de belangrijke conclusie dat een revolutionair proces versterkt en verdiept moet worden indien het wil overleven.
Een belangrijke taak rust nu op de schouders van de Venezolaanse antikapitalisten. Hun taak is het uitbouwen van een revolutionaire organisatie met een duidelijk socialistisch programma en met een internationaal perspectief. Enkel de coördinatie van de lokale en regionale initiatieven op nationaal, en belangrijker nog, op inter’nationaal’ vlak kan het succes van de Latijns-Amerikaanse revolutie verzekeren.