“Bologna, wasda?” vraagt het strooibriefje van het Comité ter bevrijding van het Bologna juk zich af. In het kort staat de verklaring van Bologna voor de ultieme ‘vermarkting’ van de unifs in Europa.
In 1999 ondertekend door alle ministers van Onderwijs in de Europese Unie, beoogt de verklaring een betere afstemming van het hoger onderwijs op de behoeften van de markt, versta de noden van de patronale organisaties. Dit moet gebeuren tegen 2010. De maatregelen van de Bologna-verklaring moeten de Europese Universiteiten “competitief” maken voor de concurrentie op de internationale markt van de dienstenindustrie. En het woord is gevallen: onderwijs is vandaag een dienstenindustrie onderhevig aan dezelfde wetten, regelgevingen en criteria als een staalfabriek of een McDonalds-tent.
Even overlopen waarover het gaat. De verklaring aapt het Angelsaksisch model na en voert drie niveaus in: de Bachelors, de Masters en de Phd (wat overeenkomt met het doctoraatsniveau). Voor de Bachelors is een basisopleiding voorzien van drie jaar. Vertaald naar onze universiteiten komt dit neer op een licentie van drie jaar in plaats van vier, wat zal leiden tot een devaluatie van de licentiaten en de ingenieursdiploma’s. De Masters van een à twee jaar zijn niet automatisch gewaarborgd en enkel de “happy and rich few” zullen hier toegang tot hebben. Een Masteropleiding zal overeenkomen met een Postgraduate opleiding. Ook worden nu hogere inschrijvingsgelden mogelijk om het elitaire karakter van de universiteit te versterken (dat zou volgens deze perverse redenering ook de aantrekkingskracht van de instelling versterken). Dit leidt tot de verdere afbouw van de democratisering van het onderwijs. De universiteiten zullen onderling meer moeten concurreren op vlak van het aantal studenten, prestige en geld. De opleiding moet vooral relevant worden voor de arbeidsmarkt. De studie-inhoud zal dus meer en meer gestuurd worden door de enge en onmiddellijke winstgedreven noden van de bedrijven. Men gaat de weg op van de vorming van onwetende specialisten die zo rendabel mogelijk moeten zijn voor hun werkgever.
Wij vinden dat het onderwijs moet bijdragen tot de grootst mogelijke ontplooiing van de menselijke vaardigheden en tot de vorming van kritische en onafhankelijk denkende jongeren. Dit wordt onmogelijk indien multinationals en patronale organisaties de inhoud van de cursussen bepalen. Er blijft dan geen plaats meer over voor maatschappijkritische cursussen of onafhankelijk onderzoek. Zou Karl Marx het dan toch bij het rechte eind hebben wanneer hij opmerkte dat “de ideeën van de heersende klasse in elke periode de overheersende ideeën zijn, d.w.z. dat de klasse die de heersende materiële kracht is in de maatschappij tegelijkertijd de heersende intellectuele kracht is.” (uit de Duitse Ideologie, 1845).
Het neoliberalisme, de hedendaagse vorm van kapitalistische overheersing, wil overal en tot in de laatste hoek van de samenleving binnendringen. Alles moet onderworpen worden aan de winstlogica. Wat nog in openbare handen is moet worden verkocht (= geprivatiseerd). Maar deze plannen stuiten op verzet. Onlangs bezetten boze studenten het VUB-rectoraat. Op 7 maart betoogden studenten voor het Europarlement in Brussel. Dit studentenprotest valt samen met acties bij de openbare diensten die ook verwikkeld zijn in een langdurige strijd tegen de privatisering van belangrijke overheidsbedrijven zoals de Post, Belgacom, NMBS enz. Om het studentenprotest op een hoger niveau te tillen zouden ze hun acties moeten verbinden met deze van de openbare diensten. Beide groepen stellen de privatiseringslogica in vraag. In tegenstelling tot de arbeiders en bedienden van de openbare diensten hebbende studenten geen economische macht om hun eisen kracht bij te zetten. De eenheid en de veralgemening van de strijd tegen de privatisering van alle betrokken groepen is dus een must.
Ook op Europees niveau moeten de studentenacties gecoördineerd worden. Dringend tijd dus voor de aanzet van een Europese strijd tegen de uitverkoop van het onderwijs. Maar het onderwijs kan men niet grondig veranderen zonder de maatschappij te veranderen. Zowel de inhoud als de structuur van het onderwijs is gegoten in de vorm van de kapitalistische eigendomsverhoudingen (het privé-bezit van de bedrijven, banken, financiële instellingen, grondstoffen, kennis en technologie). Alle democratiseringspogingen en gedeeltelijke successen van de jaren ’70 ten spijt blijft het kapitalisme het onderwijs overheersen. Kinderen uit arbeidersgezinnen blijven nog altijd een bedreigde soort op de universiteiten. Uit deze overtuiging willen we de strijd voor een democratisch, wetenschappelijk en rationeel onderwijs verbinden met de strijd voor de radicale omvorming van de eigendomsverhoudingen.