Pagina 8 van 107. De fascistische machtsgreep
Tot aan het jaar 1929 hadden de fascistische groupuscules geen echte basis in de samenleving. Sedert het einde van de oorlog hadden er altijd verschillende van dergelijke groepjes bestaan, opgericht door ontevreden officieren van het leger en andere reactionaire elementen. Hitler’s fascistische organisatie was slechts één van de vele: de Viking bond, Oberland liga, Thule gemeenschap, de Pan Germaanse liga en zo verder.
Hitler’s groep werd gesticht in1929 en koos het volgende jaar de naam Nationaalsocialistische arbeiderspartij, afgekort Nazi. In de eerste kwetsbare jaren van zijn bestaan probeerden ze vooral misnoegde reactionairen uit het leger aan te trekken. Ze trokken aanvankelijk een aantal ontevreden dwazen, marginalen en reactionairen aan en hun invloed was zeer beperkt. Fusie met andere fascistische groepen was de enige manier waarop ze hun invloed konden vergroten.
De putsch in Munchen
In 1923 had Hitler zijn krachten gebundeld met een aantal anti-republikeinse nationalistische groepen en Freikorpsen in Beieren, die samen de Deutscher Kampfbund vormden. Hitler was één van de drie leiders. Ze werden geïnspireerd door de overwinning van Mussolini en droomden ervan om zijn mars op Rome te kopiëren. Op 8 november, zonder echte steun vanuit de legertop, probeerden Hitler, Röhm en Ludendorf een putsch, die onmiddellijk faalde. Men dreef de fascisten gemakkelijk uiteen en Hitler werd gearresteerd. Dit fiasco was een verschrikkelijke slag voor de Nazi’s. Een fascistische leider klaagde tegenover zijn aanhangers: “Ik heb duizend dollar geleend aan de partij. Wat heb ik nu aan een schuldverklaring en een hypotheek op het meubilair van ons kantoor?” Ze konden nog nauwelijks nieuwe leden aantrekken en geld vinden werd nog moeilijker. Er traden splitsingen op bij de fascisten.
Toen Hitler vervroegd werd vrijgelaten uit de gevangenis van Landsberg was hij verbijsterd door het nieuws dat de socialisten hun score in de algemene verkiezingen beduidend hadden verhoogd (tot acht miljoen). De Nazi’s waren opgekomen samen met andere fascistische groepen onder de naam Nationaalsocialistische Duitse vrijheidsbeweging. Haar stemmenaantal viel terug van twee miljoen in mei 1924 tot minder dan een miljoen in december.
Het nazisme ging sterk achteruit. Voor de burgerij was het niet het geschikte ogenblik om de fascisten voluit te steunen, maar ze leverden ze toch de nodige fondsen om ze in leven te houden. In de algemene verkiezingen van 1929 haalden de Nazi’s slechts 2,6% van de uitgebrachte stemmen.
Big Business kiest voor Hitler
In 1930 was de toestand economisch en politiek volledig veranderd. Nu steunde de Duitse burgerij met volle gewicht de fascisten. Fritz Thyssen, hoofd van het staalconcern, gaf in zijn boek met de titel “Ik betaalde Hitler” toe dat hij persoonlijk een miljoen mark aan Hitler overhandigde. Hij zette zich ook in om delen van de burgerij voor de Nazi’s te winnen. “Ik zorgde voor de toenadering tussen de groep industriëlen van Rijland-Westfalen en Hitler… als gevolg daarvan vloeiden grote bedragen van de zware industrie naar de kassen van de Nationaalsocialistische partij. Thyssen schatte het op meer dan twee miljoen mark elk jaar. Volgens de historicus William Shirer “Waren de staal- en koolnijverheid de voornaamste sponsors die Hitler in de periode 1930-33 de nodige fondsen verschaften om de laatste hindernissen te nemen naar de machtsovername.”
Tot dan had de Nazipartij geen ernstige bedreiging geleken voor de arbeidersbeweging of voor de republiek. Maar in twee jaar tijd groeide ze van de zwakste partij in de Reichstag tot de op één na grootste.
Voor de heersende klasse waren repressieve, brutale maatregelen om hun belangen te verdedigen niets nieuws. Zij zijn bereid om hun macht en rijkdom meedogenloos te verdedigen. Maar de steun aan het fascisme betekende een beslissende ommekeer, een kwalitatieve verandering in de houding van de burgerij. Fascisme is een bijzondere vorm van reactie, verbonden aan de doodsstrijd van het kapitalisme. Trotski noemde fascisme ooit “de uitgefilterde essentie van het imperialisme”.
Onder “normale” omstandigheden is de burgerlijke democratie voor het kapitalisme de beste en goedkoopste wijze van regeren. De kapitalisten beschouwen de gewapende groepen van de staat, die het privébezit moeten beschermen –in de vorm van het leger en andere repressieapparaten- als een noodzakelijk maar duur kwaad. Als ze niet in toom worden gehouden door een regering gebaseerd op een parlement, kunnen de staatsbureaucratie en de militaire kaste buitensporig groeien en een groot deel van de meerwaarde opslorpen. Burgerlijke democratie biedt ook een veiligheidsklep voor het ongenoegen van de massa’s. Om Marx te parafraseren mogen de massa’s alles zeggen wat ze willen als ze de monopolies maar laten beslissen. Als de crisis toeslaat wordt het kapitalisme echter gedwongen om de lonen tot onder het bestaansminimum te verlagen en de arbeiders tot een toestand van semi-slavernij te brengen. Democratische rechten die de arbeiders veroverd hebben –vrije meningsuiting, het recht om zich te organiseren, stakingsrecht, stemrecht- staan hun streven om door de verlaging van de levensstandaard hun winsten veilig te stellen in de weg. Dan willen de kapitalisten grotere staatsrepressie en zelfs het instellen van Bonapartistische regimes (militaire- en politiedictaturen). Maar zelfs het Bonapartisme is niet in staat om de organisaties van de arbeiders volledig te vernietigen. Voor deze opdracht is een speciale vorm van reactie nodig: het fascisme.
In Duitsland had het proletariaat van de burgerij grote concessies afgedwongen in de revolutie van 1918. Landarbeiders in Oost-Duitsland hadden voor het eerst het recht verworven om zich te organiseren. Nu waarschuwde Stinnes, een van de grootste industriebazen: “de grote zakenwereld en al degenen die de industrie beheren zullen op een dag hun invloed en hun macht heroveren!” Vroeger waren ze tot toegevingen gedwongen en moesten zij afwachten tot de tijden veranderden. Nu keken ze in de richting van het fascisme om hun winsten te herstellen over de lijken van het Duitse proletariaat.
Een beweging van de middenklasse
In tegenstelling tot andere vormen van reactie is het fascisme een massabeweging. Het is een massabeweging van mensen uit de geruïneerde middenklasse, die als een menselijke stormram gebruikt wordt tegen de organisaties van de arbeiders. De crisis van het kapitalisme vernietigt de kleinburgerij en drijft hen tot razernij. In Duitsland groeide de werkloosheid tot vier miljoen in1932, vijf miljoen in 1933 en meer dan zes miljoen het jaar nadien. Inflatie had voordien al delen van de middenklasse aan de bedelstaf gebracht. In die jaren steeg het aantal zelfmoorden schrikwekkend. Het inkomen van vele zelfstandige vaklieden werd lager dan dat van een geschoolde arbeider. Een professor werd minder betaald dan een gewone werkman. Tal van mensen uit de middenklasse werden dakloos. Na 1923 bezat 97% van de Duitse bevolking niets van spaargeld, wat leidde tot een enorme stijging van de ongelijkheid.
In de jaren van economische opgang was er een enorme concentratie van kapitaal gebeurd, waardoor kleine werkplaatsen, handelszaken en bedrijven vlug werden opgeslorpt. Toen de crisis toesloeg in 1929 konden de georganiseerde arbeiders tenminste nog terugvallen op de beperkte bescherming van de arbeidscontracten, afgedwongen door de vakbonden en op werklozensteun. Maar de Duitse kleinburgerij –de bankroete handelaars, de zelfstandige stielmannen, de kleine renteniers- waren in een staat van complete wanhoop. Ze hadden alles verloren, velen belandden op straat. In het verleden werden delen van de geruïneerde middenklasse in de arbeidersklasse opgenomen. Maar nu, met de massale werkloosheid vervielen ze in armoede. Het gevolg van deze toestanden was, in de woorden van Trotski “wanhoop bij de kleinburgerij die snakt naar verandering, klaar is om in mirakels te geloven, bereid is tot gewelddadige methoden en steeds vijandiger wordt tegenover het proletariaat, dat de verwachtingen beschaamd heeft.”
De fascisten speelden in op de frustratie en de wanhoop van de geruïneerde boeren, de werkloze jeugd, de eigenaars van de kleine bedrijven verwoest door de monopolies en het lompenproletariaat –de handelaars van de zwarte markt, hoeren, gangsters en criminelen. Met antikapitalistische demagogie verenigden zij deze hopeloze massa’s, verleidden hen met een heilsboodschap en zorgden dat ze volledig geloofden in de omverwerping van het systeem. Door zijn intermediaire sociale positie en zijn heterogene samenstelling is de middenklasse echter niet in staat om een onafhankelijke rol te spelen. Ze wordt altijd gedwongen ofwel de burgerij ofwel het proletariaat te steunen. In de periode net na de oorlog keek de meerderheid van hen uit naar de arbeidersorganisaties om verandering te brengen. Hun falen dreef hen terug in de armen van de burgerij.
Maar de meerderheid van de kleinburgerij was ontgoocheld in de traditionele burgerlijke partijen die het status quo verdedigen. Daarom moest de heersende klasse nieuwe middelen zoeken om de kleinburgerij te bedriegen. Ze financierde de fascisten, hielp hen met de uitbouw van hun organisaties en gebruikte hen om de problemen en de misnoegdheid van de kleinburgers uit te buiten.
De fascistische organisaties ontstonden als knokploegen die de arbeidersorganisaties aanvielen en gangstertroepen rekruteerden uit de riolen van de maatschappij. Deze groepen vormden de basis van Hitler’s stormtroepen, de SA en de SS. Dit menselijk uitschot, voornamelijk gerekruteerd uit het lompenproletariaat, kan slechts onder speciale omstandigheden tot een massakracht uitgroeien. Niet alleen moet er een diepe crisis zijn en een ontgoocheling in de arbeiderspartijen, maar dergelijke groepen moeten ook de financiële en politieke steun krijgen van de heersende klasse. “We hebben een führer nodig”, zuchtte de historicus Müller van den Bruck al in 1923. Tegen het einde van de twintiger jaren van vorige eeuw begonnen vele industriebazen te verlangen naar “een sterke man met een boodschap, die ons uit de ellende moet halen.”
Voor 1930 werden de stormtroepen voornamelijk gebruikt om vergaderingen van arbeiders op te breken. Maar later gingen zij ook de straat op om betogingen uiteen te drijven, arbeiders te provoceren en moorden te plegen. In het begin waren ze zeer zwak en indien de arbeidersbeweging haar volle macht had gebruikt had ze hen gemakkelijk kunnen onschadelijk maken. Zelfs Hitler zou later verklaren: “slechts één ding had onze beweging kunnen breken: als de tegenstander vanaf het begin had begrepen wat we van plan waren en vanaf de eerste dag brutaal de oorspronkelijke kernen van onze beweging had vernietigd.” Jammer genoeg richtten de arbeidersleiders zich naar de burgerlijke staat voor hulp “om de fascisten in toom te houden”!
In 1930 bereikte Duitsland een keerpunt; voor de massa’s sloeg frustratie om in wanhoop. Het gevoelen dat “so kann es nicht weitergehen” (zo kan het niet verder) was wijdverspreid. De SPD en de KPD, alhoewel ze in grote mate hun invloed hadden behouden, waren niet in staat de link te maken met de miljoenen kleinburgers die het vreselijk slecht hadden: ze boden hen geen hoop en geen enkele oplossing. De kleinburgerij keerde zich ook af van de voornaamste burgerlijke partijen en richtte zich tot Hitler die hen verlossing beloofde. Maar de Nazi’s waren totaal onbekwaam om aanhang te winnen bij de georganiseerde arbeidersbeweging. In 1931 haalden ze slechts 5% bij de verkiezingen voor de fabriekscomités en tegen maart 1933, ondanks zware inspanningen van hun kant, was dat geslonken tot 3%. Hitler sprak de hoge en de middenklassen aan en ook de amorfe massa’s die niet eens de moeite deden om te stemmen. De reusachtige verkiezingsoverwinning van de Nazi’s in september 1930 betekende een belangrijke verschuiving in de machtsverhoudingen.
Het resultaat van de SPD was gedaald met 6%, maar de uitslag van de communisten was aanzienlijk (40%) gestegen tot 4,5 miljoen. De Nationaal Socialistische Arbeiderspartij daarentegen zag haar stemmenaantal stijgen met 800% tot bijna 6,5 miljoen. Van de negende partij werden ze de tweede grootste partij in de Reichstag!
Stalinisme en “sociaal fascisme”
De Stalinisten verloren elke zin voor proportie en noemden deze verkiezingen een gigantische overwinning voor het communisme. Hermann Remmele, een belangrijke leider van de partij schreef: “de communistische partij is de enige winnaar in de verkiezingen van September.”
Verontrust door de snel verslechterende situatie deden Trotski en de Linkse Oppositie onmiddellijk een oproep naar de basis en de leiding van de KPD: vorm een eenheidsfront te met de sociaaldemocraten om de fascisten te stoppen. De Nazi’s vormden niet alleen een huiveringwekkende dreiging voor het Duitse proletariaat, maar ook voor Europa en Rusland. Een overwinning van de fascisten zou onvermijdelijk leiden tot oorlog met de Sovjetunie. De Stalinisten antwoordden als volgt:
“In zijn pamflet “Hoe zal het Nationaal Socialisme verslagen worden?” geeft Trotski altijd slechts één antwoord: “De Duitse communisten moeten een blok maken met de sociaaldemocratie…” Het aangaan van een dergelijk blok is de enige manier die Trotski ziet om de Duitse arbeidersklasse volledig te redden van het fascisme. Ofwel maakt de KPD een blok met de sociaaldemocraten zo niet is het Duitse proletariaat verloren voor een periode van tien tot twintig jaar. Dit is de theorie van een volledig geruïneerde fascist en contrarevolutionair. Deze theorie is de slechtste, de meest gevaarlijke en misdadige theorie die Trotski heeft geproduceerd in zijn laatste jaren van contrarevolutionaire propaganda. (Ernst Thalmann, september 1932)
Dit krankzinnige standpunt werd gesteund door de Stalinistische Komintern: “We zullen er niet in slagen om de burgerij, de klassenvijand van de arbeiders te bestrijden en te verlaan als onze voornaamste aanval niet gericht wordt op de sociaaldemocratie, de voornaamst steunpilaar van de burgerij.
Het “Rode referendum”
In augustus 1931 lanceerde de Nazipartij, in een poging om hun groeiende populariteit te gelde te maken, een referendum om de sociaaldemocratische regering van Pruisen uit het zadel te lichten. In eerste instantie reageerde de KPD correct door dit referendum te veroordelen. Maar dan, drie weken voor de stemming en in opdracht van Stalin’s Komintern, bundelden zij hun krachten met de fascisten om de belangrijkste vijand, de sociaaldemocraten te verslaan. Zij bestempelden het nu als een “rood referendum” en verwezen naar de fascisten en de leden van de SA als “kameraden van de arbeiders”!
Gelukkig behaalde het referendum geen meerderheid. Gezien de recente verkiezingssuccessen van de Nazi’s had een overwinning in het referendum betekend dat Hitler twee jaar vroeger aan de macht was gekomen.
De krankzinnige plannen van de Stalinisten waren mislukt- maar ze hadden niets geleerd. “Vandaag zijn de sociaaldemocraten de meest actieve factor in het vormen van fascisme in Duitsland” zei Thalmann. Het was een dwaze strategie die het proletariaat desoriënteerde en de overwinning van de fascisten eenvoudiger maakte.
Toen de Duitse communistische partij zich uiteindelijk toch uitsprak voor een eenheidsfront maakten ze er een lege slogan van. Ze drongen er op aan dat het een eenheidsfront moest zijn “vanuit de basis” en zonder de leiding van de SPD. Trotski noemde het terecht “een eenheidsfront van de KPD met zichzelf.”
Dit zelfde verhaal werd internationaal verspreid door de communistische pers. Hun Britse krant de Daily Worker verwoordde het zo op 8 mei 1931:
Vraag: Kunnen de communisten en de socialisten niet samenwerken? Kunnen alle arbeidersorganisaties – de communistische partij, de socialistische partij, de vakbonden en de coöperatieven- niet bijeenkomen om iets te doen aan de opgang van het fascisme?
Antwoord: Het is ongetwijfeld nodig om eenheid van de arbeidersklasse na te streven, maar het moet een eenheid zijn van de arbeiders in de fabrieken en de straten. Het mag geen eenheid zijn tussen de communistische partij en de sociaaldemocratische partij, die geen arbeiderspartij is...als de communistische partij een eenheidsfront zou maken met een dergelijke partij, dan zou ze medeplichtig worden aan het instellen van een fascistische dictatuur.”
Een maand later organiseerden de Stalinisten een eenheidsfront met de Nazi’s voor een staking van de Berlijnse transportarbeiders! De arbeiders van de trammaatschappij kwamen spontaan in staking wegens de aankondiging van een loonsdaling. Tot iedereens verrassing steunden de Nazi’s de staking. Ze bundelden hun krachten met de communisten om trams aan te vallen en tramsporen open te breken. Collecten werden op straat georganiseerd om de staking te steunen. Berlijn zag het alarmerende en verwarrende schouwspel van communisten en Nazi’s die zij aan zij met de collectebussen schudden en unisono riepen: “Voor het stakersfonds van de RGO” – “Voor het stakersfonds van de NSBO”. De RGO was de communistische Revolutionaire Vakbonds Oppositie; de NSBO was de Nationaal Socialistische organisatie van Fabriekscellen.
Dit spektakel stootte de gewone socialisten en vakbondsleden tegen de borst en veroorzaakte een afname van de sympathie voor de staking. Binnen de week werd de staking afgeblazen.
De val van de regering van Müller in1930, en zijn opvolging door de nog meer rechtse administratie van Heinrich Brüning met zijn onpopulaire deflatoire politiek, baande de weg voor de verkiezingsoverwinning van Hitler in september. De regering van Brüning had geen meerderheid in het parlement. Ze regeerde per decreet op een Bonapartistische wijze met de steun van de SPD in de Reichstag met als excuus “het minste kwaad”. In december 1931 deed Trotski een wanhopige oproep aan de rangen van de KPD:
“Arbeiders-communisten, jullie zijn met honderdduizenden, met miljoenen; er is geen enkele plaats waar jullie heen kunnen; er zijn geen paspoorten genoeg voor jullie. Als het fascisme aan de macht zou komen dan zou het over jullie lichamen rijden zoals een verschrikkelijke tank. Enkel een gewetenloze strijd kan jullie redding brengen. Die strijd kan enkel gewonnen worden samen met de sociaaldemocratische arbeiders. Haast jullie, kameraden communisten-arbeiders er blijft zeer weinig tijd over!”
Hindenburg wordt opnieuw president
In 1932 werden er niet minder dan vijf verkiezingen gehouden. In de presidentsverkiezingen van maart waren de belangrijkste kandidaten Hindenburg, Thalmann en Hitler. De sociaaldemocraten die hem in de verkiezingen van 1925 nog bekampt hadden steunden nu Hindenburg “als het minste kwaad”. Dit waren de uitslagen:
Hindenburg
19.360.000
53%
Hitler
13.418.500
36.8%
Thalmann
3.706.800
10.2%
Hitler’s beweging was dubbel zo sterk geworden in 17 maanden tijd. De arbeidersleiders, die de ernst van de situatie volledig onderschatten, troostten zichzelf met de overwinning van Hindenburg.
De regering van Brüning had onder druk de SA en de SS buiten de wet gesteld. Zes weken na dit decreet benoemde Hindenburg Franz von Papen als eerste minister in plaats van Brüning. Kort daarna hief von Papen de ban op de fascistische militaire organisaties op. Hierop volgde een terreurcampagne zonder voorgaande, met honderden doden en gewonden als gevolg. Uit alle delen van het land kwamen er berichten van moorden gepleegd door de Nazi’s. Er werden nieuwe verkiezingen aangekondigd voor eind juli.
Onder het voorwendsel van de kritieke situatie die ontstaan was na een gewelddadig straatgevecht in Hamburg, waarin er 18 doden vielen, ontsloeg von Papen de sociaaldemocratische regering van Pruisen en plaatste zichzelf aan het hoofd ervan. In heel het land keken de arbeiders uit naar de leiding van de SPD om hen tot actie op te roepen.
Het “ijzeren front” was de militaire organisatie voor zelfverdediging van de arbeidersbeweging. Het bevatte ook de sociaaldemocratische republikeinse Reichsbanner die hun sterkte hadden getoond in massale betogingen ter verdediging van de republiek. Maar de sociaaldemocratische minister van binnenlandse zaken kalmeerde de arbeiders: “Wees er zeker van dat ik de Reichsbanner zal mobiliseren als hulp voor de politie en hen zal bewapenen als er gevaar dreigt.” De Reichsbanner alleen hadden drie miljoen leden met een harde kern van een getrainde militaire elite van 400.000 man.
Spijtig genoeg capituleerden de SPD leiders schandelijk en beslisten ze de fascistische acties enkel in de rechtbank aan te klagen. De KPD deed een oproep voor een algemene staking die niet gevolgd werd. Verassend was dat niet na de schandelijke rol die de KPD had gespeeld in het “Rode referendum”.
Het duurde maar enkele dagen voor de KPD teruggreep naar de aanvallen op de “sociaal fascisten”. In de verkiezingen van 31 juli werd de Nazipartij de grootste partij in de Reichstag. De uitslagen van de belangrijkste partijen waren:
Nationaal Socialisten
13.745.800
37,4%
Sociaaldemocraten
7.959.700
21,6%
KPD
5.282.600
14,6%
Centrumpartij
4.589.300
12,5%
Nationalistische partij
2.177.400
5,9%
Dit was een enorme overwinning voor de fascisten, die hun stemmenaantal hadden verhoogd ten koste van alle burgerlijke partijen met uitzondering van de Centrumpartij. Het electoraat van het proletariaat bleef grotendeels achter de arbeiderspartijen staan, met een groei van de KPD ten koste van de sociaaldemocraten. De communisten beweerden dat zij de “enige winnaars” waren! Toen de Reichstag samenkwam op 12 september verloor von Papen een vertrouwensmotie, waarna de Reichstag opnieuw ontbonden werd en 6 november werd vastgelegd als datum voor nieuwe verkiezingen.
Nog maar eens waarschuwde Thalmann “voor de opportunistische overdrijving van het gevaar van Hitler’s fascisme”. Weer richtte hij de politiek van de partij naar de “grootste dreiging” van de sociaaldemocratie. Zelfs als de communistische leiders gedeeltelijk toegaven hoe sterk de fascisten waren, negeerden ze het gevaar zeggend “Na Hitler is het de beurt aan ons!”
In de verkiezingen voor de Reichstag in november kregen de Nazi’s een onaangename verassing: ze verloren twee miljoen stemmen. Dit waren de uitslagen:
Nationaal Socialisten
11.737.000
33,1%
Sociaaldemocraten
7.248.000
20,4%
KPD
5.980.000
16,9%
Centrumpartij
4.231.000
11,9%
Nationalistische partij
2.959.000
8,8%
Het gezamenlijke stemmenaantal van de SPD en de KPD was nu groter dan dat van de Nazi’s. Dit waren de laatste vrije verkiezingen van de Weimar republiek. Twee derden van de kiezers stemden niet voor de Nazi’s.
Hitler wordt kanselier
In november nam von Papen ontslag en werd Schleicher aangesteld als kanselier. Zijn regering, die geen meerderheid in het parlement had, zou het slechts 57 dagen volhouden. Op 30januari 1933 stelde president Hindenburg Hitler aan als kanselier, aan het hoofd van een coalitieregering.
Leon Trotski en zijn aanhangers riepen op tot gewapend verzet en de mobilisatie van de gehele Duitse arbeidersbeweging, in een strijd op leven en dood met het fascisme. In alle belangrijke steden van Duitsland vonden massabetogingen plaats en de arbeiders keken hoopvol uit naar een oproep van hun leiders om in actie te komen. Maar de arbeiders wachtten tevergeefs, terwijl hun leiders door twijfel waren verlamd in deze kritieke situatie.
Hitler was zo zeker van zijn overwinning dat hij bereid was om “legale middelen” te gebruiken als opstap naar de alleenheerschappij. Bereidwillig vormde hij een coalitieregering, waarin de Nazi’s slechts drie van de elf ministerposten bezetten, met de nationalistische partij. Maar zo kwam Hitler in een beslissende positie om zijn volgende zet uit te voeren.
De sociaaldemocratische leiders publiceerden een “oproep tot kalmte”. Op 7 februari vaardigde het hoofd van de Berlijnse federatie van de partij de volgende instructies uit: “Laat u vooral niet provoceren. Het leven en de gezondheid van de Berlijnse arbeiders zijn ons te dierbaar om ze lichtzinnig in gevaar te brengen. We moeten onze krachten sparen voor de dag van de ultieme strijd.” De arbeidersleiders rechtvaardigden hun houding met het argument dat de aanstelling van Hitler in overeenstemming was met de grondwet!
Nadat de coalitieregering er niet in slaagde om een parlementaire meerderheid te behalen overtuigde Hitler Hindenburg om nieuwe verkiezingen te houden op 5 maart. In zijn dagboek schreef Goebbels op 3 februari: “Nu zal alles gemakkelijk gaan. Om onze strijd verder te zetten kunnen we nu gebruik maken van alle middelen van de staat. Radio en pers staan ter onzer dienste. We zullen een meesterlijke propagandacampagne voeren. En deze maal zal er natuurlijk geen gebrek aan geld zijn.” Om verdere steun te krijgen van de industriëlen beloofde Hitler eens en voor altijd komaf te maken met “de marxisten”. Göring, die nu minister van binnenlandse zaken was van Pruisen, drukte hen op het hart dat het absoluut nodig was om financiële opofferingen te maken want dit zou de laatste verkiezing zijn “voor de volgende honderd jaar!” De regering van Hitler had alle bijeenkomsten van communisten verboden en hun pers gesloten. Meetings van de sociaaldemocraten werden ofwel verboden ofwel opgebroken door benden van de SA. 51 antifascisten vonden de dood tijdens de verkiezingscampagne.
Göring ging dan over tot de zuivering van het ambtenarenapparaat van de republiek en verving honderden personeelsleden door officieren van de SA en de SS. Hij droeg de politie op om ten alle koste botsingen met de fascistische militaire organisaties te vermijden, maar geen enkele medelijden te hebben met degenen die vijandig stonden tegenover de staat. Daarna organiseerde hij een aanvullende politiemacht van 50.000 man, waarvan er 40.000 uit de SA en de SS kwamen. Op 24 februari viel Göring’s politie binnen in het Karl Liebknecht Haus, het hoofdkwartier van de KPD, waar al het materiaal in beslag werd genomen en gebruikt als “bewijs dat de communisten van plan waren om onmiddellijk een staatsgreep te plegen.”
De brand in de Reichstag
Op 27 februari werd de Reichstag door een brand vernield. Die brand was gesticht door de fascisten, maar ze schoven het in de schoenen van de KPD. Onder dit voorwendsel verboden ze de communistische partij. Göring schreeuwde: “De communisten zijn de revolutie begonnen! We moeten geen minuut twijfelen. Wij zullen meedogenloos zijn. Elke communist die we vinden zal worden neergeschoten. Elke communistische mandataris moet nog deze nacht worden opgeknoopt.” De volgende dag tekende president Hindenburg een decreet dat vrijheden uit de grondwet, zoals persvrijheid, vrijheid van meningsuiting, vrijheid van vergadering ophief. De communistische partij deed een oproep aan alle antifascisten om “te strijden tegen de contrarevolutie” door te stemmen op lijst drie (KPD)! Andere weerstand bood de KPD niet. Niet te geloven welke argumenten Torgler gebruikte om dit te rechtvaardigden: “De communistische partij kon niets verwachten van een gewapende opstand en heeft maar één doel: ongeschonden overleven tot aan de verkiezingen, waarvan we een groot succes verwachten.”
Ongeveer 4000 partijverantwoordelijken van de communisten werden gearresteerd, samen met sociaaldemocratische en liberale leiders. Een zwerm van stormtroepers stoof door de straten van Duitsland, trapte deuren in, sloeg en folterde al degenen die ervan werden verdacht communist te zijn. Gedurende heel de kiescampagne waren de Nazi’s en de Nationale partij de enigen die ongehinderd campagne konden voeren. In zijn boek “Fascisme en big business” vertelt Daniel Guerin dat leiders van de Reichsbanner uit de voornaamste steden naar Berlijn kwamen en smeekten om hen het bevel te geven om terug te vechten. Zij kregen als antwoord: “Vooral de kalmte bewaren! Vermijd vooral bloedvergieten.” Op 5 maart werden de uitslagen van de verkiezingen bekend:
Nationaal Socialisten
17.277.000
43,9%
Sociaaldemocraten
7.248.000
18,3%
KPD
5.980.000
12,3%
Centrumpartij
4.231.000
11,7%
Nationalistische partij
2.959.000
3,8%
Ondanks al de moorden, de terreur, de intimidatie en de vernietiging van de oppositie was Hitler er nog niet in geslaagd om een absolute meerderheid te behalen. De resultaten gaven de Nazi’s 288 zetels in de nieuwe Reichstag. Samen met hun coalitiepartner, de nationalisten kwamen ze dan aan 340 zetels, een meerderheid van 16. Dat was verre van de twee derden meerderheid die nodig was om “legaal” de grondwet te veranderen en een totalitaire staat op te richten.
De fascisten zagen hierin echter geen probleem. Om te beginnen was de KPD nu buiten de wet gesteld en waren hun verkozenen in de gevangenis of ondergedoken. Ten tweede ,dacht Göring, konden de sociaaldemocratische verkozenen gewoon “de toegang geweigerd worden.” Op 23 maart stelde Hitler in de Reichstag een uitzonderingswet voor die hem volmachten gaf; die wet werd goedgekeurd met 441 stemmen tegen 81. De Führer was dictator van Duitsland geworden.