Inhoudsopgave

1. De groei van de arbeidersbeweging

In Duitsland stond de wieg van het marxisme. Zowel Marx als Engels hebben veel tijd besteed aan de uitbouw en de opvoeding van de Duitse arbeidersbeweging. Vanaf zijn oprichting in de negentiende eeuw had de Duitse sociaaldemocratische partij (SPD) zich bekend tot het marxisme en werd ze in de tijd voor de eerste wereldoorlog aanzien als de partij die de Duitse revolutionaire traditie hoog hield. Het was de sterkste partij van de tweede internationale (die alle sociaaldemocratische partijen voor de eerste wereldoorlog verenigde) en was de sterkste arbeiderspartij in de wereld. In 1912 had de SPD een miljoen leden, 15000 full time medewerkers, kantoren en andere bezittingen die meer dan 21 miljoen goudmarken waard waren, 90 dagbladen en 62 drukkerijen. Ze hadden ontelbaar veel tijdschriften, een socialistische uitgeverij en een reusachtige centrale socialistische school.

Bij de parlementsverkiezingen haalden zij 4,3 miljoen stemmen, meer dan een derde van het electoraat. De vakbond die aan de partij verbonden was telde 2,5 miljoen leden. Er is zelfs geen vergelijking mogelijk tussen de sterkte van de toenmalige SPD en de numerieke zwakte van de bolsjewieken aan de vooravend van de Oktoberrevolutie. Ongelukkig genoeg gebruikte de SPD haar sterkte en haar middelen niet om het kapitalisme omver te werpen maar om een bureaucratie van de arbeidersbeweging uit te bouwen.

Europa kende een periode van relatieve sociale vrede in de periode tussen de nederlaag van de commune van Parijs in 1871 en het einde van de economische opgang in 1912. In de zelfde periode werden de sociaaldemocratische partijen en de vakbonden krachtige massaorganisaties. Maar de groei van de Duitse sociaaldemocratie tijdens een periode van organische groei van het kapitalisme besmette haar leiders en haar vrijgestelden met de gewoonte om uitsluitend te werken op basis van compromissen en geleidelijke vooruitgang. In deze periode van economische opgang leidde de druk van de massaorganisaties tot een verhoging van de levensstandaard van de arbeiders. Daardoor groeide bij de leiding van de arbeiders de illusie dat dergelijke hervormingen altijd verder zouden kunnen bereikt worden. Naarmate het ledenaantal van de vakbonden toenam en hun financiële en andere middelen dramatisch groeiden, zorgde de leiding op alle niveaus er geleidelijk voor dat ook hun eigen inkomen verhoogde. Uiteindelijk bereikten ze een levensstandaard die duidelijk hoger was dan die van de massa’s. Dit is gevaarlijk, want zoals Marx uitlegt “wordt sociaal bewustzijn bepaald door de financiële en maatschappelijke positie die we in de maatschappij bekleden.

Tientallen jaren van vreedzame geleidelijke ontwikkeling veranderden de aard van de sociaaldemocratie. De leiding ervan gaf toe aan de volgehouden druk van het kapitalisme. Ze werden carrièristen die marxistische frasen gebruikten op de 1 mei betogingen en op de feestdagen van de arbeiders, maar die zich in het dagelijkse werk conformeerden aan de kapitalistische maatschappij. De vakbonden en de SPD waren rijk en machtig geworden en waren op elk niveau een toevluchtsoord geworden voor carrièristen op zoek naar lucratieve jobs. Zo ontstond een geprivilegieerde laag van een arbeidersaristocratie die belang had bij het behoud van de status quo. Zij maakten van de arbeidersorganisaties niet langer een instrument om het kapitalisme omver te werpen, maar gebruikten ze integendeel om de klassen te verzoenen.

Moet het marxisme herzien worden?

Op het einde van de negentiende eeuw kwam er een leider van de partij, Edward Bernstein genaamd die de levenshouding van deze geprivilegieerde laag vertolkte. Hij bepleitte een volledige herziening van het marxisme. Hij pleitte ervoor dat de partij de werkelijkheid zou inzien en erkennen dat de situatie volledig veranderd was sedert de tijd van Marx. Het kapitalisme was veranderd zei Bernstein, de tegenstellingen van het kapitalisme waren vervaagd, er was niet langer een opeenvolging van economische opgang en crisis, de klassentegenstellingen vervaagden en daarom was de klassenstrijd verouderd. Hij verwoordde dit opportunistische standpunt in de zin: “Het einddoel, wat het ook mag zijn is niets, de beweging is alles.” Bernstein was de voorloper van alle latere reformistische leiders, die beweerden dat het marxisme niet meer paste bij de ontwikkeling van de maatschappij van vandaag. De ideeën van Kinnock, Gonzales, Mitterand, Papandreou bevatten niets nieuws en zijn maar een flauw afkooksel van hetgeen Bernstein verkondigde tijdens de overgang van de negentiende eeuw naar de twintigste.

Het revisionisme van Bernstein werd in de Duitse SPD bestreden door Kautsky en andere leiders. Maar de aanval van Kautsky op Bernstein (hoe durf je het om onze marxistische erfenis aan te vallen, zei hij) was geen echte verdediging van het revolutionaire marxisme. Voor Kautsky was het marxisme iets zoals de stenen tafels van Mozes: een levenloze en eeuwige waarheid, geen middel om de maatschappij te veranderen. Hij was een typische centrist: iemand die spreekt over het marxisme, maar handelt als een reformist. Zijn vulgarisatie van het marxisme was een poging om hervormingen en revolutie te verzoenen. Voor Kautsky waren ideologie en theorie volledig gescheiden van de reformistische praktijk en van de dagelijkse eisen van de beweging. Wezenlijk willen de centristen alleen maar hervormingen binnen het kapitalistisch systeem. Na 1914, bij het uitbreken van de eerste wereldoorlog, werd Kautsky een verdediger van het (Duitse) vaderland! De partijcongressen van de SPD in 1901 en 1903 en het congres van de tweede internationale in 1904 stemden resoluties tegen het revisionisme van Bernstein. Maar in praktijk betekenden die resoluties weinig. De secretaris van de SPD, Ignaz Auer vertolkte het cynisme van de bureaucratie toen hij in 1899 aan Bernstein schreef: “formeel weigert men de dingen te doen die jij voorstelt, zo’n dingen zegt men niet, maar men doet ze wel.”

In de tweede internationale werd Kautsky door vriend en vijand aanzien als “de paus van het marxisme.” Zijn strijd tegen Bernstein werd gesteund door Lenin die zich op dat ogenblik beschouwde als een volgeling van Kautsky. Voor 1914 beschouwde Lenin de bolsjewieken als de “Bebel-Kautsky vleugel” van de Russische sociaaldemocratie. In 1906 schreef hij: “wij beweren dat ons gevecht om de revolutionaire sociaaldemocratie te verdedigen tegen het opportunisme geenszins een uitvinding is van de bolsjewieke tendens- dat werd volledig bevestigd door Kautsky…” Het was enkel de briljante revolutionaire Rosa Luxemburg, die in Duitsland actief was en de gedragingen van Kautsky van dichtbij kon gadeslaan die duidelijk de grenzen kon zien van zijn pseudo-marxisme.

Alle individuen en alle grote theorieën zullen altijd de test van de gebeurtenissen doorstaan. Er bestaat geen grotere gebeurtenis dan een wereldoorlog. Congressen van de internationale van Stutgart in 1907 en Bazel 1912 hadden resoluties gestemd om te waarschuwen voor een imperialistische oorlog en om die met alle middelen proberen tegen te houden. Zelfs een algemene staking was een van de middelen die werden besproken (maar niet goedgekeurd). Ondanks dit deed de oorlogsverklaring van 1914 die het sein gaf voor het uitbreken van de eerste wereldoorlog de tweede internationale volledig uiteenvallen.

De wereldoorlog toonde aan dat het imperialisme in een impasse was beland. De grondoorzaak daarvan was dat de productieve krachten op de grenzen waren gebotst van het privébezit van de productiemiddelen en van de nationale staat. Het Duitse kapitalisme was zeer laat op het wereldtoneel verschenen. Het had de verdeling van de planeet onder de imperialistische machten, Groot Brittannië in het bijzonder, gemist. De enige manier waarop het Duitse kapitalisme de dwangbuis van de nationale staat kon breken was gebruik van geweld om de wereld te herverdelen. Een wereldoorlog was onvermijdelijk geworden.

In nagenoeg alle landen capituleerden de leiders van de sociaaldemocratie voor hun eigen burgerij en begroeven de klassenstrijd en het internationalisme. Op 4 augustus las de voorzitter van de SPD de volgende verklaring voor in de Reichstag:

Wij worden geconfronteerd met het ijzeren feit van een oorlog. Wij worden bedreigd door de gruwel van een invasie van vreemde troepen(...)

Het komt ons toe om dit gevaar te bezweren en de cultuur en de onafhankelijkheid van ons land te verdedigen. Bijgevolg vervullen wij de belofte die wij altijd gedaan hebben: op het ogenblik dat er gevaar dreigt zullen we het vaderland niet in de steek laten (…)Door deze principes geleid zullen wij stemmen voor de oorlogskredieten.

Om de arbeiders te misleiden en hun capitulatie voor en de alliantie met de reactionaire Junckers en de burgerlijke partijen te verdoezelen gebruikten zij citaten van Marx en Engels. Maar die citaten dateerden van 1848 en 1859 en werden volledig uit hun context getrokken.

Het prestige van de Duitse partij was zo groot dat Lenin eerst dacht dat de editie van de sociaaldemocratische krant “Vorwaerts”, waarin hij las dat de SPD het oorlogsbudget van de keizer had goedgekeurd, een vervalsing was van de Duitse generale staf.

Rosa Luxemburg beschreef de internationale als een “stinkend lijk” dat het proletariaat met handen en voeten gebonden had uitgeleverd aan de militaire machine van de kapitalisten.

De internationalisten en de oorlog

Slechts zeer weinigen in heel de wereld bleven trouw aan de ideeën van het internationalisme. Toen ze bijeenkwamen in Zimmerwald in 1915 grapten ze dat alle internationalisten ter wereld konden plaats nemen in twee treinwagons. De aanhangers van Lenin, Trotski, Liebknecht, Luxemburg, John Mac Lean, James Connoly en anderen waren elk in hun eigen land gereduceerd tot zeer kleine groepen. Niettemin gingen zij het gevecht aan om de principes van het marxisme en de ideeën van het internationalisme te bewaren. Zij zetten zich af van de sociaal patriotten en de sociaal chauvinisten, zoals de oude arbeidersleiders die hun “eigen” burgerij steunden toen werden genoemd. De internationalisten verdedigden de fundamentele ideeën, zoals de klasse-aard van de imperialistische oorlog, de klasse-aard van de staat, het recht van de naties op zelfbeschikking en de noodzaak van een socialistische revolutie. De linkerzijde van de Zimmerwald conferentie zal een consequente revolutionaire politiek aanhouden en zal het embryo uitmaken van de toekomstige derde internationale.

In de Duitse SPD ontstond een kleine minderheid, rond Karl Liebknecht en Rosa Luxemburg, die de strijd aanging tegen de openlijke steun van de leiding aan de oorlog. In december 1914 was Liebknecht het eerste parlementslid dat tegen de oorlogskredieten van de keizer stemde. Maar in korte tijd verspreidde de onenigheid zich over de partij en stemden provinciale bijeenkomsten resoluties tegen de oorlog. In april 1915 werd het enige nummer gepubliceerd van “Die Internationale” een tijdschrift uitgegeven onder de redactie van Rosa Luxemburg en Frans Mehring. Onmiddellijk werd het verboden door de censuur van de regering. De Luxemburg-Mehring-Liebknecht groep binnen de SPD werd zo bekend als “de internationalisten”. Later zullen zij de kern vormen van de Duitse communistische partij. Op nieuwjaarsdag van 1916 hielden zij hun eerste congres in het huis van Liebknecht en beslisten ze om een clandestien blad uit te geven met de naam Spartacus, naar de revolutionaire slaaf uit het oude Rome. Vanaf dan stonden zij bekend onder de naam Spartacisten.

Toen bleek dat de oorlog veel langer duurde dan de regering had beloofd, begon er binnen de SPD een veel grotere groep te groeien die de oorlog verwierp. Dat weerspiegelde zich in de stemmingen in de Reichstag (het parlement). In maart 1915 stemden 25 SPD-afgevaardigden tegen de oorlogskredieten,in augustus liep dat al op tot 36, in september braken al 43 van de 108 afgevaardigden de partijdiscipline.

Ontgoocheling over de oorlog begon zich ook te verspreiden onder de massa’s. In mei 1916 was er, na agitatie door de spartacisten in de fabrieken van Berlijn, een massale betoging op de Potzdammer Platz. De slogans waren: “Stop de oorlog! Regering ontslag!” Karl Liebknecht werd aangehouden voor agitatie tegen de oorlog. In juni werd hij veroordeeld tot 2 jaar en 6 maanden dwangarbeid. Op de dag van zijn proces gingen 50.000 arbeiders uit de munitiefabrieken in staking; er waren betogingen in Stutgart en andere stakingen in Bremen en Braunschweig. De regering reageerde hierop door duizenden spartacisten te arresteren en hen strenge gevangenisstraffen te geven. In juli 1916 werd Rosa Luxemburg opnieuw gearresteerd. Maar de repressie kwam te laat, het ijs was gebroken. In november betoogden 30.000 arbeiders tegen de oorlog in Frankfurt.

De geboorte van de USPD

De groeiende afkeer van de arbeiders voor de nachtmerrie van de loopgraven zette enorme druk op de SPD basis. Dit gaf moed aan de oppositie, niet alleen in het parlement, maar doorheen de hele partij. Tegen maart 1916 was er een grote minderheid die weigerde het budget van de Reichstag goed te keuren. In juni verwierpen ze nieuwe belastingen “in laatste instantie dienen deze belastingen de imperialistische oorlog en dat zullen wij niet dulden.” Deze brede oppositie kreeg ruime steun onder de leden. In Berlijn, Bremen en Leipzig veroverden zij de meerderheid. Het zelfde gebeurde in andere belangrijke industriële centra. Deze oppositie zonder veel samenhang kreeg wat meer structuur toen zij in januari 1917 een conferentie belegde. Zij werden onmiddellijk uitgesloten en vormden de Onafhankelijke Sociaaldemocratische Partij van Duitsland (USPD), die 120.000 leden telde.

Deze nieuwe partij telde onder haar leden zowel marxisten als revisionisten. Bij de laatsten hoorden Kautsky en Berstein (die pacifist geworden was), bij de revolutionairen Luxemburg en Liebknecht. De Spartakisten organiseerden zich als een aparte groep binnen de USPD. De afsplitsing van de USPD was een weerspiegeling van de groeiende polarisering, niet alleen binnen de SPD maar ook binnen de arbeidersklasse in haar geheel. Tienduizenden arbeiders, geradicaliseerd door de oorlog en door de februari-revolutie in Rusland, sloten zich aan bij de nieuwe partij. Het werd een klassieke centristische partij, die aarzelde tussen de principes van het marxisme en die van het reformisme.

Trotsky beschrijft het centrisme op de volgende manier: “het is samengesteld uit allerlei trends tussen marxisme en reformisme. Centrisme ontstaat door een veranderingsproces binnen de massaorganisaties, een proces dat niet rechtlijnig is maar contradictorisch en dialectisch. Centrisme is een onstabiel fenomeen dat te paard zit op twee verschillende materiële belangen. Het reformisme vertolkt de belangen van de arbeidersaristocratie, het marxisme de belangen van het proletariaat. Het belangrijkste daarbij is te weten in welke richting de centristische partij zich ontwikkelt. Door haar onstabiel karakter moet ze ofwel volledig de kant kiezen van de revolutie, ofwel opnieuw een klassieke reformistische partij worden.” De nieuwe USPD was zich in de richting van de revolutie aan het ontwikkelen.

Tegen het jaar 1917 was oorlogsmoeheid wijdverbreid bij de Duitse bevolking. Aan het front waren de soldaten doodziek van de oorlog, het bloedvergieten, de brutaliteit, het gifgas, de honger en bovenal van de incompetente generale staf. De levensomstandigheden van de arbeiders in de fabrieken was ook zwaar achteruitgegaan door de economische blokkade van Duitsland. De koolvoorraden raakten op en in de bitterkoude winter van 1917-1918 stierven duizenden kinderen van de kou. De rantsoenen werden drastisch verlaagd. Consumptie werd teruggebracht tot 1000 calorieën per dag voor volwassenen; kindersterfte steeg met 50% vergeleken met 1913. De sterftecijfers in de loopgraven waren astronomisch. De fransen berekenden dat tussen augustus 1914 en februari 1917 elke minuut een fransman het leven liet.

De Russische revolutie

Onder deze omstandigheden had het bericht van de revolutie in Rusland en de overwinning van de Bolsjewieken in november het effect van een donderslag. Aan het front en in de fabrieken bediscussieerden de arbeiders de overwinning van de Russische arbeidersklasse. Het was een dijkbreuk in de hopeloze situatie, een lichtstraal in de duisternis van de wereldoorlog. In een van haar eerste decreten richtte de sovjetregering zich tot de volkeren van de wereld en stelde onmiddellijk een wapenstilstand in en kwam met het voorstel voor een democratische vrede zonder annexaties, gebaseerd op het zelfbeschikkingsrecht van de volkeren. Daarna publiceerden de bolsjewieken de geheime verdragen die de tsaren en de vorige regering van Kerensky gesloten hadden. Zij weigerden al de annexaties die aan de vorige regeringen beloofd waren. Sovjet Rusland verliet de oorlog.

Deze nieuwsfeiten hadden een grote psychologische impact op de arbeidersklasse overal ter wereld. In 1917 braken massale muiterijen uit in 54 divisies van het Franse leger; in december begon er een stakingsgolf die culmineerde toen 250.000 arbeiders in mei het werk verlieten in Parijs. In Groot Brittannië waren er in 1918 meer dan een miljoen stakers. In januari 1918 namen in Oostenrijk-Hongarije 700.000 arbeiders deel aan een staking in steun voor de vredesvoorstellen van de bolsjewieken. In februari vervoegden de matrozen van Oostenrijk-Hongarije deze staking en paralyseerden op die manier tijdelijk de helft van de oorlogsvloot. Een matroos die de doodstraf kreeg voor deze muiterij zei het volgende vlak voor zijn executie: “Wat gebeurd is in Rusland heeft ons opnieuw moed gegeven. Daarginds is een nieuwe zon opgekomen, waarvan het licht niet alleen zal schijnen voor de Slavische volkeren maar voor alle nationaliteiten en die ons vrede en rechtvaardigheid zal brengen.”

Duitsland kende in april 1917 al de tweede massastaking tegen de oorlog. Tweehonderdduizend arbeiders legden toen het werk neer in Berlijn en Leipzig. In januari 1918 volgde de grootste staking van de oorlogsjaren toen meer dan een miljoen arbeiders uit de wapenindustrie het werk neerlegden als protest tegen de vrede van Brest-Litovsk. Dat vernederende vredesverdrag met massale annexaties had het Duitse regime met oorlogsgeweld aan de Sovjetregering opgedrongen. Dit toont aan hoe groot de impact geweest is van de propaganda die Leon Trotski heeft gevoerd gedurende de hele periode dat hij voor onderhandelingen aanwezig was in Brest-Litovsk. De voornaamste organisatoren van de januaristaking waren de Revolutionaire Obleute (revolutionaire arbeidersdelegees). Zij waren bijeengekomen om zich te verzetten tegen de oorlog en tegen de sociale vrede die de leiders van de arbeidersbeweging hadden uitgeroepen. Later vervoegden ze de USPD en bewaarden net al de Spartakisten een eigen groep binnen de partij. Toen de staking in een nederlaag eindigde werden meer dan 550.000 stakers in het leger ingelijfd. Lenin zegde later dat deze actie een ommekeer teweegbracht bij de stemming van het Duitse proletariaat.