Op 30 juni viert de grootste Belgische kolonie 60 jaar onafhankelijkheid. Tijd om eindelijk eens een ernstige poging te doen om te begrijpen wat er in Congo, dat immense land (77 maal de oppervlakte van België), is gebeurd en nog steeds omgaat. En nee, het gaat heus niet in de eerste plaats over het al dan niet deelnemen van de koning aan de viering in Kinshasa (hoofdstad van de Democratische republiek Congo). Reken ook niet op ons om de enorme corruptie, de miljoenen doden in interne en externe oorlogen op het conto te schrijven van de Congolese bevolking. Dit alles is niet “home made”, maar het directe of indirecte gevolg van buitenlandse interventie. Natuurlijk speelde en speelt België daarin een hoofdrol. Miljoenen doden, verkrachtingen van vrouwen als oorlogswapen, het is allemaal niet nieuw in Congo maar al verbonden met het ontstaan van de “Congolese vrijstaat” toen deze nog het privé-eigendom was van de Belgische koning Leopold II. Volgens de gezaghebbende geschiedkundige Adam Hochschild werd gedurende deze periode de helft van de Congolese bevolking uitgemoord. De overlevenden werden tot dwangarbeid verplicht onder andere in de rubberplantages. In 1908 werd het land dan door Leopold II overgedragen aan de Belgische staat.
In de kielzog van de Black Lives Matter beweging, wordt de koloniale periode vandaag weer sterk in vraag gesteld. Tot voor kort was het echter bon ton om de Belgische kolonisering op te hemelen en te confronteren met de huidige lamentabele economische en humanitaire toestand. Men gaat dan wel voorbij aan het feit dat precies die koloniale periode de kiemen in zich droeg van het latere debacle bij de onafhankelijkheid. Dat de Congolese bevolking onvoorbereid was voor de onafhankelijkheid is een understatement. Het Belgisch koloniaal bewind maakte het praktisch onmogelijk voor de Congolezen om hoger onderwijs te volgen. De zwarte bevolking werd volledig ondergeschikt gehouden en volledig gescheiden, net als in het latere apartheidsregime. Wel is het waar dat er werk werd gemaakt van wegen en dat er hospitalen werden gebouwd. En natuurlijk waren niet alle Belgische kolonialen onmensen. Zoals de zelfde Hochschild het stelt: “Velen waren uit idealisme naar Congo getrokken. Dat zie je wel vaker: een systeem van onderdrukking en uitbuiting wordt vaak draaiende gehouden door goede mensen.”
50 jaar later
In de tussenliggende 50 jaar heeft Congo de moord op de eerste minister Lumumba gekend, de afscheiding van Katanga, vijf jaar troebelen, opstanden en tussenkomsten van troepen uit België en de Verenigde Naties. In 1965 volgde hierop de dictatuur van Mobutu, die de naam veranderde in Zaïre en gedurende 32 jaar het land leegzoog. Even was er hoop toen Laurent Kabila in 1997 Mobutu ten val bracht door een militaire opstand. Al vlug bleek echter dat Kabila alleen aan de macht had kunnen komen door de steun van de legers uit de buurlanden Rwanda en Oeganda en vooral de Verenigde Staten van Amerika op de achtergrond. Het ergste moest dan nog komen. Toen Kabila in onmin kwam met Rwanda brak “de eerste Afrikaanse wereldoorlog” uit waarbij de troepen uit zes Afrikaanse landen Congo binnenvielen en zich meester maakten van haar rijkdommen. Tussen de drie en de vijf miljoen Congolezen vonden de dood. Ondertussen is Laurent Kabila vermoord, opgevolgd door zijn zoon Joseph en is de oorlog formeel beëindigd. Dat betekent echter helemaal niet dat er vrede is in Congo. De Congolese burgeroorlog werd en wordt vooral uitgevochten door losse milities. Deze ongeoefende en ongedisciplineerde soldaten hebben een belangrijke rol in de gewelddadigheid van het conflict door regelmatige plunderingen, verkrachtingen en etnische zuiveringen. De huidige regeringspolitiek bestaat er in om deze milities in te lijven in het reguliere Congolese leger. Voor de krijgsheren daartoe overgaan, willen ze natuurlijk boter bij de vis. Erger nog: aangezien de troepen dikwijls niet betaald worden is het lidmaatschap van het regeringsleger voor die ex-milities een middel om verder ongestraft te plunderen en te verkrachten.
Gefaalde staat
Dikwijls wordt Congo aangehaald als een typevoorbeeld van een “gefaalde staat”. Corruptie is alom, belastingen worden niet of nauwelijks geïnd en op grote delen van het land heeft gewoonweg geen enkele overheid greep. Nochtans heeft de Congolese bevolking in elke fase van haar geschiedenis een enorme veerkracht getoond. Al degenen die door het land gereisd hebben komen met verhalen over de gulheid van de bevolking, ondanks de doorstane gruwelen. Dezelfde ooggetuigen vellen ook dikwijls een vernietigend oordeel over de westerse bemoeienissen daar. Anne Verbraeken in Knack van 31 maart 2010 schrijft uiterst lovend over de manier hoe Congolezen het heft in eigen handen nemen in de omgeving van Goma, zowat de meest geteisterde streek van gans Congo. De geïnterviewde zegt over de internationale NGO’s: “Zij hebben geen betrokkenheid bij ons en ons gebied; in feite zijn het huurlingen. Ze kijken allereerst naar de eigen behoeften en zijn bezig met hun eigen legitimatie; wij zijn er voor hen. Ondanks alle hulp zijn we waarschijnlijk beter af als ze vertrekken.” Op militair vlak zouden 17.000 VN-troepen (de zogenaamde MONUC) voor de veiligheid van de bevolking moeten zorgen. Alle waarnemers geven toe dat dit een hopeloze taak is, vooral door de desorganisatie van het Congolese leger. Ludo de Witte, een van de beste Belgische Congo-experts, zegt letterlijk: “De VN-blauwhelmenmacht MONUC, die dikwijls meer een factor van instabiliteit en ontwrichting is dan van bescherming voor de bevolking.”
De industrie en mijnbouw
Congo is een ongelooflijk rijk land. Men vindt in de bodem kobalt, ijzer, koper, tin, lood, maar ook edelmetalen zoals goud, zilver en platina. Voor tal van mineralen (bv. coltan, nodig voor de productie van mobiele telefoons en laptops) hebben ze in hun mijnen de grootste reserves ter wereld. Een groot deel van die mijnen wordt nu uitgebaat onder controle van gewapende benden. De arbeiders die er werken (dikwijls kinderen) verdienen minder dan een euro per dag. In onmenselijke omstandigheden werken zij er 12 uren per dag, zeven dagen op zeven. De meeste mijnen in Congo zijn open mijnen, de meest productieve soort die geen diepe schachten vereist. Zo kunnen individuele arbeiders of kleine groepen mineralen delven in zelf gegraven schachten van vijf tot maximum tien meter. Dat maakt hen ook tot concurrenten van elkaar en brengt hen in een zwakke positie tegenover degenen die hen uitbuiten. Maar ook op het vlak van de landbouw worden de mogelijkheden van Congo tragisch onderbenut. Men schat dat slechts 10 procent van het landbouwareaal dat 2 miljard monden kan voeden wordt gecultiveerd. Zo moet een land waar drie oogsten per jaar mogelijk zijn nu voedsel invoeren. Industrie is er nauwelijks. Grote fabrieken liggen er verlaten bij in de toestand zoals door de Belgische kolonisator werden achtergelaten.
Is er dan niemand die bereid is dit land uit het slop te trekken? De waarheid is ontluisterend: precies door de enorme rijkdom van het land brengt elke poging tot investeringen represailles van de aasgieren van de concurrentie. De manier waarop het Internationaal Muntfonds de economische overeenkomst tussen Congo en China probeert te torpederen is daar een goed voorbeeld van.
Geen oplossing?
Op het eerste gezicht is de situatie hopeloos. Alle experts, ook de linkse, zijn zeer pessimistisch over de toekomst van Congo. Maar waarom eigenlijk? Racistische vooroordelen zijn dan nooit ver weg. Al dan niet uitgesproken stellen velen dat de Congolezen bewezen hebben dat ze het zelf niet aankunnen om orde op zaken te stellen in hun land. Natuurlijk is de corruptie huizenhoog en ingebakken in de mentaliteit van de bevolking. Iedereen zegt dat de Congolezen fantastische arrangeurs zijn, die altijd wel een oplossing vinden, wettelijk of niet. Daarmee gelijken ze trouwens goed op de Belgen.
Maar hopelijk hebben we in het bovenstaande aangetoond dat bij elk belangrijk moment in de geschiedenis van Congo het vreemde mogendheden en belangen zijn geweest die deze bevolking, waarvan iedereen ook de moed en de levenslust prijst, in steeds diepere ellende hebben gestort. De werkelijkheid is enkel dat er voor Congo geen oplossing is onder het kapitalisme. Precies omdat het land zo rijk is kun je geen onbaatzuchtige hulp verwachten: niet van landen, zeker niet van bedrijven. Stel je echter voor dat een socialistische revolutie zou overwinnen in een belangrijk Afrikaans land, bijvoorbeeld Zuid-Afrika. Om te beginnen zou de revolutie zich dan als een lopend vuur verspreiden over het hele Afrikaanse continent. Op dat moment zou dat land (of die landen) ook werkelijke steun kunnen verlenen aan de Congolese bevolking. Onder het socialisme is wat goed is voor het ene land ook goed voor het andere. Natuurlijk zou er ook dan veel puin moeten geruimd worden maar degenen die zelf de kapitalistische aasgieren de deur hebben gezet zouden veel beter de Congolese bevolking kunnen adviseren hoe ze het heft in eigen handen nemen. Precies door de potentieel enorme rijkdom van het land zou dat zelfs niet zo lang hoeven te duren.