Op zondag 18 juli stierf Albert Faust op 59-jarige leeftijd. Hij werd geboren tijdens de laatste dagen van de bezetting in de gevangenis van Merksplas en heeft sinds zijn 15-jarige leeftijd steeds het leven van engagement en strijd aangehouden. Sinds meer dan een jaar bood hij weerstand aan een sclerose van het zenuwstelsel. In april werd duidelijk dat de pijnlijke aftakeling niet geremd kon worden. Zijn keuze om op 1 mei euthanasie te laten uitvoeren vond geen consensus bij de behandelende artsen.
De laatste twee jaar waren een hel voor deze syndicalist: in juli 2002 werd hij op staande voet ontslagen door nationaal BBTK-voorzitter Ch. Roland en federaal voorzitster M. Devits. Dit ontslag was absoluut onstatutair en werd nooit op democratische wijze bekrachtigd door een congres van de Brusselse BBTK-leden. Het voorwendsel was de verduistering van ettelijke miljoenen en het wanbeheer. Indien er al van wanbeheer sprake kon zijn, en sommigen hier op onfatsoenlijke wijze misbruik van maakten, dan heeft men nooit kunnen bewijzen dat A. Faust zich persoonlijk verrijkt zou hebben en een dergelijke verrijking bij anderen toegestaan zou hebben. Nochtans was dit de officiële reden voor zijn ontslag.
Maar achter deze drogreden stak een andere: het uitschakelen van de laatste oppositiehaard binnen het apparaat voor de lijn De Vits van het ABVV. Samen met Brussels ABVV-boegbeeld Anne-Marie Appelmans had Faust immers op het ABVV-congres van mei 2002 zich uitgesproken tegen de kandidatuur van M. De Vits. Ook bleef het Brusselse ABVV en de BBTK blijk geven van een discussiecultuur en politiek pluralisme dat vooral de Vlaamse ABVV-top een doorn in de ogen was.
In de nasleep van dit ontslag werd er met heel wat modder gesmeten en blijkt vandaag steeds duidelijker dat diegenen die in Brussel het hardst van leer trokken tegen Faust ook niet onbesproken zullen blijven (o.m. de zoon van Michel Nollet, Thierry). Anderen werden door de onderzoeksrechter in beschuldiging gesteld voor dezelfde feiten als Faust, maar behouden wel nog hun syndicaal mandaat. Nog anderen werden in de jaren ‘90 correctioneel veroordeeld maar behielden alle syndicale mandaten en worden binnenkort misschien zelfs plaatsvervanger van M. De Vits.
Deze beproeving heeft Albert een flinke deuk gegeven en velen durven terecht een verband te leggen met het uitbreken van de ziekte die hem zal vellen.
Op de afscheidsceremonie in Ukkel waren meer dan zeshonderd aanwezigen: gewone mensen zoals dat vandaag heet; tientallen militanten van BBTK Brussel; verantwoordelijken en delegees van andere centrales en gewesten en natuurlijk ook de militantenkern van de Forges de Clabecq; de verbondssectretaris van ACV Brussel Guy Tordeur en enkele ACV-delegees; verkozenen van PS en Ecolo; zijn trouwe aanhangers van de Franstalige Communistische partij. Hiermee hebben zij een hulde gebracht aan een militant die sinds 1970 actief was in het ABVV. Eerst als propagandist en vormingswerker en vanaf 1985 algemeen secretaris van de BBTK Brussel-Halle-Vilvoorde. Onder zijn leiding zal deze afdeling op minder dan twintig jaar tijd haar ledental bijna verdubbelen. Maar Albert Faust weigerde zich terug te plooien op een enggeestig syndicalisme. Hij voerde solidariteitsacties bij het Amerikaanse filiaal van Delhaize om er dezelfde goede sociale rechten en degelijke syndicale vertegenwoordiging af te dwingen. Hij engageerde BBTK en ABVV in solidariteit met Palestina, trachtte de verworpenen der aarde een stem te geven (van mensen zonder papieren tot prostituees).
Op politiek vlak bleef hij zijn communistisch ideaal trouw, hoewel hij steeds elk sektarisme weigerde en ook de PS heeft gesteund tussen 1980 en 1994. Vanaf de tweede helft van de jaren ‘90 kiest hij voor een syndicale koers onafhankelijk van elke politieke partij. Het legendarisch Brussels 1-meifeest belichaamt deze koers die zich ook vertaalde in steun, ten persoonlijke titel dan wel, van de communistische familie in België, Frankrijk en Duitsland. Maar dit gebeurde na een duidelijke breuk met het stalinisme waarmee hij zijn politiek engagement begon (in de sporen van Jacques Grippa in 1963).
Deze verlinksing maakte van hem daarom nog geen revolutionaire marxist. Zo hield hij op het laatste interprofessioneel congres van de Brusselse intergewestelijke (2000) vast aan de formule van medebeheer met doelstellingen (‘cogestion par objectifs’) in plaats van de arbeiderscontrole die werd verdedigd door militanten van de plaatselijke CMB-afdeling. Ook is hij niet steeds even democratisch geweest als tijdens de laatste periode. Vanuit een bureaucratische positie heeft hij moeten ervaren wat een bureaucratie is. Deze is helemaal geen kliek "die onder invloed staat van de sociaal-democratie”, zoals men het bij de PVDA ietwat onmaterialistisch bekijkt. Soms staat de syndicale top immers ‘rechts’ van de nochtans sociaal-liberale SP.a. De bureaucratie is evenmin reduceerbaar tot een categorie apparatsjiks die het voor het zeggen willen hebben. Ze is bovenal een sociale laag tot welke men gecoöpteerd wordt en die haar status, macht en materiële privileges vergaart steunende op het institutionele raderwerk van ‘sociaal overleg’. Om deze positie te bestendigen verkiest zij sociale vrede boven het verdedigen van de onmiddellijke belangen van de werkende klasse en beperkt zij steeds meer de eisenbundels tot hetgeen wat voor het patronaat bespreekbaar is. Het is juist vanuit dit laattijdige begrip van het bestaan van een bureaucratie dat Albert Faust de nood inzag dat een strijd voor een verlinking tezelfdertijd een strijd voor een democratisering van de vakbeweging impliceerde.
Zijn laatste strijd tegen deze bureaucratie heeft hij verloren, en met hem tientallen linkse ABVV-militanten. Het conflict werd op juridische wijze beslecht terwijl de ware inzet van zijn brutaal ontslag, namelijk de normalisering van de syndicale beweging, voor honderden linkse militanten oftewel onduidelijk werd oftewel zeer moeilijk verdedigbaar "gezien het gesjoemel". Zijn keuze om samen met meer dan 250 syndicalisten een BVSD (de beweging voor syndicale democratie) op te richten groeide niet uit tot een waarachtige syndicale linkerzijde. Maar deze fakkel zal vroeg of laat opnieuw opgenomen worden.
"Voor één keer heeft hij z’n afspraak niet verzet en is hij op tijd gekomen " Met deze boutade gaven enkele van zijn getrouwen uitdrukking aan de droefheid een vriend en een kameraad te verliezen. Iemand die bekend stond voor zijn humor, soms sarcastisch, soms ironisch, maar steeds met een grote dosis zelfrelativeringsvermogen. Wanneer een intellectueel sterft zegt men dat een bibliotheek in as verdwijnt. Albert Faust was een intellectueel van de werkende klasse. Bij hem moet men niet enkel spreken over een ‘bibliotheek’ maar over een gouden schat van kennis, inzichten en een collectief geheugen van duizenden strijdmakkers, honderden betogingen en stakingen, tientallen échte onderhandelingen. Deze geschiedenis zal hem overleven en hij zal zijn plaats hierin nooit verliezen.