Steeds meer circuleren er geruchten dat ondernemers hun verminderde winsten recupereren via de werknemers. Voor arbeiders is de tijdelijke werkloosheid (om economische redenen) een ideaal middel om de loonkost te drukken. Voor bedienden is dat echter onmogelijk.

Advocatenkantoren en sociale secretariaten hebben zich op het 'probleem' gestort en de resultaten zijn verbijsterend. Bedienden worden onder druk gezet om ouderschapsverlof op te nemen; aan wie geen kinderen heeft, wordt tijdskrediet 'gesuggereerd'. Uiteraard zijn dergelijke constructies voor discussie vatbaar. Allerhande deskundologen passeren de revue in de media om ons ervan te overtuigen dat we dan ook beter voor bedienden de tijdelijke werkloosheid kunnen invoeren. Het patronaat heeft dit op zijn verlanglijstje geplaatst en de regering van Rompuy bestudeert dit nu. Een geruststelling (voor de goedgelovigen): een dergelijke maatregel zou maar tijdelijk zijn, totdat de crisis achter de rug is.

De ontmanteling van het arbeidsrecht

De vraag is niet nieuw. Tijdens de eerste Golfcrisis (1990) zakte het toerisme wereldwijd in elkaar. De vrees voor Saddam en zijn raketten maakte dat niemand nog op een vliegtuig durfde te stappen. De touroperators vroegen aan de toenmalige minister van Tewerkstelling, Van den Brande, om tijdelijke werkloosheid om economische redenen in te voeren voor de reisbureaus. De minister weigerde dit en een aantal zaken gingen op de fles. Daarna verdween het item wat uit de belangstelling, maar enkele jaren geleden dook het opnieuw op.

De regering Verhofstadt II had beloofd om het onderscheid arbeiders-bedienden weg te werken. Deze 'mission impossible' werd in 2005 gedelegeerd naar de sociale partners. Er werd een werkgroep samengesteld met vertegenwoordigers van vakbonden en patronaat enerzijds en een aantal universiteitsprofessoren anderzijds. Al snel bleek dat over zeer veel punten overeenstemming bestond. Zo zag niemand er bijvoorbeeld graten in dat vakantiegeld van de bedienden niet langer door de werkgever zou worden betaald, maar net zoals de voor de arbeiders via de RSZ zou worden geïnd. Uiteraard was niet alles koek en ei. De breuklijnen waren echter niet altijd even evident. Voor werkgevers uit de grote sectoren was het bijvoorbeeld geen probleem om de carensdag te laten vallen; de vertegenwoordigers van de KMO (UNIZO en UCM) waren daarover dan weer niet enthousiast. Voor de arbeiderscentrales was maar één loonbetaling per maand niet evident, bediendevakbonden kennen dat probleem niet enzovoort.

In principe had de werkgroep alle voor- en nadelen voor beide partijen moeten oplijsten om dan te komen tot een reorganisatie van het arbeidsrecht op een manier dat niemand er slechter van zou worden. Verhofstadt hield echter de hand op de knip en stelde geen fondsen ter beschikking om deze oefening (die uiteraard een uitgebreide en dus kostelijke economische studie vereiste) tot een goed einde te brengen. Het gebrek aan concrete gegevens leidde ertoe dat er veel in het ijle werd gepraat. Zoals te verwachten was, werd vooral gefocust op het ontslagrecht. Op dat vlak ligt de situatie van arbeiders en bedienden immers mijlenver uit elkaar. De commissie is onder andere daar dan ook op gestrand.

Een van de andere omstreden punten die tijdens de talloze vergaderingen ter sprake zijn gekomen, was de tijdelijke werkloosheid om economische redenen voor bedienden. Iedereen was het erover eens dat dit bespreekbaar was in zoverre daar iets tegenover stond.

Omdat de onderhandelingen over een eenheidsstatuut muurvast zitten, hebben de werkgevers nu één element eruit gelicht. Het gevaar is evenwel dat de regering snel de werkgevers hun zin zal geven (zonder tegenprestatie). Op het moment dat de discussie dan wordt hervat, is de onderhandelingspositie van de vakbonden verzwakt en dit zal zijn weerslag hebben wanneer bijvoorbeeld de problematiek van de lengte van de opzeggingstermijnen wordt aangesneden. De werkgevers maken dus handig gebruik van het immobilisme in één dossier om hieruit een aantal punten - buiten de sociale partners om - langs politieke weg te realiseren.

Back to the future

Het stelsel van tijdelijke werkloosheid om werkgevers de nodige zuurstof te geven, dateert uit de jaren vijftig en zestig. Toen zat de economie anders in elkaar dan nu. KMO (vaak familiebedrijven) deden maar beroep op de regeling wanneer het echt niet anders kon. Nu kan men zich niet van de indruk ontdoen dat sommige ondernemers tijdelijke werkloosheid gebruiken om hun winst op te drijven. Zij stoppen de activiteiten in België, maar in buitenlandse vestigingen wordt duchtig verder geproduceerd. Ook is het niet uitgesloten dat de belabberde economische situatie een gevolg is van een kortzichtige politiek. Wanneer sommige banken zich de voorbije tien jaren onverantwoord hebben gedragen, waarom zou dit dan ook niet het geval zijn voor werkgevers die nu de tijdelijke werkloosheid aanvragen? Moeten zij gesponsord worden voor hun wanbeleid?

Het is evident dat werkgevers die hun zin niet krijgen, de boel zullen laten failliet gaan. Moet daarom bakzeil worden gehaald? Dit is een symbooldossier. Indien nu wordt toegegeven, begint the race to the bottom. Waarom dan ook de index niet afschaffen met 'akkoord' uiteraard van de werknemers?

Enkele retorische vragen

Banken krijgen staatssteun en de overheid wordt dan mede-eigenaar. Wat is het verschil tussen een eenmalige kapitaalsinjectie en het op regelmatige basis overnemen van de loonkosten via tijdelijke werkloosheid om economische redenen? Waarom is de Belgische staat geen aandeelhouder van bijvoorbeeld Arcelor? Betaalt het niet gedurende maanden duizenden werknemers in het Luikse? En zorgen de Belgische werkloosheidsuitkeringen er niet voor dat de geconsolideerde balansen van deze staalreus worden opgesmukt?

Begrijpe wie kan.

Tijdschrift Vonk

layout Vonk 326 1 page 001

Activiteiten

Onze boeken

Onze boeken