Je hebt het ongetwijfeld opgemerkt tijdens je inkopen. De prijzen van voedselproducten stijgen. Brood en kip worden vijf procent duurder, voor koekjes en eieren betaal je tot 15 procent meer. Het prijskaartje voor boter, kaas en melk klimt met een vierde. Spaghetti en chocolade kosten een derde meer. Toppers zijn de groenten in blik waarvoor je nu 35 procent meer moet ophoesten. Ook niet-voedselproducten zoals aardgas en elektriciteit stijgen met 6 procent tot soms een derde in prijs.
Deze prijsstijgingen zijn al een tijdje waarneembaar. Het jaar 2006 is waarschijnlijk een scharnierjaar op dat vlak. Tot nu toe daalde het aandeel van de voedseluitgaven in de algemene gezinsuitgaven gestadig. Hier is nu verandering in gekomen. Specialisten beweren dat voor de eerste keer in 50 jaar we nu meer gaan uitgeven voor voedsel.
In dit artikel willen we begrijpen waarom de voedingsprijzen stijgen. Het is geen louter Belgisch fenomeen. Op wereldvlak stijgen de prijzen ook. Rijst, tarwe, sojabonen, palmolie, melkpoeder zijn slechts enkele van de producten wiens prijs op de wereldmarkt de hoogte in zijn gegaan. De prijs van tarwe bijvoorbeeld is gemiddeld verdubbeld in één jaar tijd. Dit zorgt voor groeiende ellende bij die bevolkingsgroepen die sterk afhangen van dit voedselproduct voor hun overleven. Vooral in het Midden Oosten en Centraal Azië steeg de prijs van basisproducten brutaal. In Libanon klom de prijs voor groenten met 55 procent. De prijs voor brood verdubbelde. In Egypte steeg de marktprijs voor verse groenten met 38 procent. Zowel in dit land als in Jordanië leidde dit tot betogingen en stakingen. In Marokko was er zelfs een opstand in de stad van Sefrou een tijdje geleden tegen de levensduurte. In Oezbekistan kwamen de mensen op straat nadat er geen brood meer voorhanden was bij de bakkers.
Twee belangrijke redenen verklaren die prijsverhogingen. Beide redenen zijn met elkaar verbonden. Vooreerst zien we hoe dat meer en meer landbouwgrond waar voedingsproducten worden geoogst moet wijken voor de teelt van andere gewassen gebruikt in industriële productie. Land waar voorheen voedselgewassen werden geteeld wordt op reuzenschaal omgeschakeld op de teelt van gewassen waarmee biobrandstoffen worden gemaakt. Deze biobrandstoffen wordt gepromoot door regeringen en multinationale ondernemingen als een groen alternatief op het gebruik van fossiele brandstoffen. Deze productie kent een exponentiele groei terwijl de voedselvoorraden zienderogen inkrimpen. De tarwevoorraden zijn vandaag de laagste in dertig jaar.
In landen zoals Maleisië, Indonesië, Brazilië, Zuid Afrika en India zullen naar schatting 1,4 miljard hectaren grond waarop voedselgewassen worden geteeld overschakelen op gewassen die gebruikt zullen worden in de fabricage van biobrandstof. Voedselproductie moeten wereldwijd de duimen leggen voor de almacht van multinationals die grote winsten puren uit brandstofproductie. Relatieve voedselschaarste duwt de prijzen de hoogte in. Kapitalistische ondernemingen kijken nauwelijks om naar de gevolgen van hun race naar winsten. Dat is hun logica.
De tweede reden voor de prijsstijgingen is de controle die grote ondernemingen in het Westen hebben over de voedselindustrie. Indien de uitvoer van landbouwproductie in de Derde Wereldlanden het belangrijkste aandeel uit maken van de nationale productie dan zijn het nog steeds de industrielanden die –in waarde - de meeste landbouwproducten uitvoeren. Zij zorgen ervoor dat de prijsstijgingen in hun voordeel spelen. Aankoopbedrijven, de verwerkende industrie en vooral de distributeurs zijn de hoofdrolspelers in de moderne voedselketen. Het zijn deze tussenschakels van landbouwer naar consument die de plak zwaaien. Neem bijvoorbeeld graan, het belangrijkste landbouwproduct op dit ogenblik. Graan wordt opgekocht door drie grote ondernemingen: Cargil, ADM en Louis Dreyfus. Als een landbouwer zijn oogst kwijt wil kan hij niet rond deze aankopers. Zij controleren de markt.
De aankoopbedrijven zijn niet alleen in het bepalen van de prijs voor deze producten. De verwerkende industrie en vooral de verdelers (de supermarkten) wegen ook zwaar door. In de verwerkende industrie denken wij bijvoorbeeld aan een groep zoals Unilever die 8000 verschillende merken bezit. De winst van deze voedselreus is in tien jaar tijd met 120 procent gestegen.
Maar het zijn de distributeurs, zij die bepalen wat er in onze winkelrekken te koop is, die het sterkst doorwegen in de prijsbepaling. De werelddistributie van voedsel wordt overheerst door een handjevol bedrijven zoals Wall Mart, Tesco, Carrefour, Ahold, de Metro Group en Aldi. Vandaag zijn het een dertigtal spelers die de voedseldistributie domineren. Er wordt geschat dat tegen 2010 er slechts tien zullen overblijven Deze bedrijven helpen elkaar met het bestendigen van hun positie. Zo ruilde Wall Mart onlangs zijn winkels in Taiwan voor de winkels van Carrefour in Oost-Europa. Door deze machtspositie slagen zij erin om gunstige winstmarges af te dwingen.
Deze prijsstijgingen maken de boeren niet rijk. Zo krijgen bijvoorbeeld de koffieboeren de laatste 15 jaar twee keer minder voor hun koffie terwijl wij als consument er twee keer meer voor betalen. Een Amerikaanse studie kwam tot de conclusie dat van 1970 tot 2000 het inkomen van de boeren met één vijfde was gedaald terwijl de consumptieprijzen met 35 procent stegen.
Wie er rijk wordt van de prijsverhogingen is nu wel duidelijk. De armsten zullen het eerst getroffen worden Een op zeven wordt nu in België als arm beschouwd. In Brussel zijn dat er één op drie. Maar ook gezinnen met twee verdieners en min of meer goedbetaalde jobs gaan afzien. De vakbonden moeten deze kwestie met beide handen aanpakken. In de voedselindustrie en de grote distributie kunnen de bonden hun inzagerecht in de boekhouding van de ondernemingen opeisen. Zo kan er gezien worden wat de echte prijsstructuur is van de producten, hoe veel winst ze maken enz. Niet ons inkomen moet achteruit gaan maar hun winsten. We kunnen niet vertrouwen op de verminkte index om ons te beschermen tegen deze prijsstijgingen. Een echte index die onmiddellijk onze lonen en uitkeringen aanpast aan de levensduurte is nodig. De sociale uitkeringen moeten ook onmiddellijk verhoogd worden met bijvoorbeeld 20 procent. Een andere manier bestaat er ook in om te eisen dat de prijzen geblokkeerd worden door de regering. Om deze eisen kracht bij te zetten zal er op straat moeten gekomen worden.