Na de systeemkritische klimaatstakingen reageerden de systeemtrouwe politici aanvankelijk verbaasd en paniekerig. Ze zijn het niet gewoon om met zo’n plotse uitbarsting van strijd te maken te krijgen. Ze begrijpen de woede omtrent het klimaat niet. Ze hebben geen voeling met wat er leeft onder de gewone mensen. Zolang hun bankrekening en de winsten van multinationals aangroeien, gaat alles goed, en moet alles zo blijven.
De wilde complottheorieën van de Vlaamse klimaatminister Joke Schauvliege waren daar het hoogtepunt van de paniek. Aangezien een open clash met de beweging het protest enkel zou laten toenemen en radicaliseren, werd ze snel tot ontslag gedwongen. Haar vervanger, ene Koen Van Den Heuvel, wiens naam praktisch niemand kent, kreeg de duidelijke opdracht om Schauvlieges on-ecologische beleid in alle stilte verder te zetten.
Vertraging en misleiding
Toch waren die complottheorieën geen loutere hersenschim van Schauvliege. In een artikel van 7 februari dat verscheen in De Tijd, de stem van de Brusselse beurs, werden dergelijke beweringen kracht bijgezet. Zo wordt er druk gezet op de initiatiefnemers van de beweging om zich “niet politiek te laten recupereren”. Het is vooral een tactiek om de meest gepolitiseerde en radicale actievoerders te isoleren en de initiatiefnemers van Youth4Climate eerst aan zelfcensuur te laten doen en vervolgens stap voor stap in lijn te brengen met “wat mogelijk is” in het huidige systeem.
Daartoe diende ook het bijna twee uur lange overleg met de Franse president Macron op 23 februari. Uitgerekend Macron die de volksopstand van de Gele Hesjes ontketende door een besparingsmaatregel op de kap van de gewone bevolking af te schilderen als een ‘ecologische maatregel’. Hij trachte Greta Thurnberg, Anuna De Wever, Kyra Gantois en andere internationale initiatiefnemers te paaien met vage beloftes en intentieverklaringen. Alles mooi verpakt in een minzame glimlach, een goedmenende knik en paternalistische schouderklopjes.
Ook de campagne ‘Sign for my Future’, waar de grootste Belgische bedrijven én vervuilers achter zitten, past in dat plaatje. Ludo De Witte nam hun voorstellen onder de loep en kwam tot de conclusie:
“Het blijft allemaal bijzonder vaag. Fundamentele keuzes liggen niet op tafel. Omdat er geen concrete eisen zijn, wordt zo ons klimaatlot in handen gelegd van politici die er tot vandaag niks van hebben gebakken. Ze krijgen een blanco cheque om te doen wat hen belieft. Vervuilers winnen zo ook vier jaar tijd, want pas eind 2022 moet er 'iets' gebeuren. Op die manier zullen de klimaatmobilisaties vervluchtigen tot een vage schreeuw om verandering, en verzanden in meer van hetzelfde: oeverloze debatten, ronkende verklaringen, en aan het eind van de rit de klimaatchaos.” [1]
Theorie: een kompas in de strijd
De heersende klasse probeert de storm door te komen waar ze geen antwoord op heeft. Ze probeert de beweging te verdelen en de uitvoering van ecologische beloftes op de lange baan te schuiven. Tijdens de verkiezingscampagnes zullen de partijen strooien met allerlei ecologische beloftes. Daarom zal het nodig zijn om de voorgestelde maatregelen te evalueren met het oog op de grootschalige transitie die nodig is om het klimaat te redden. In vorige publicaties hebben we al beargumenteerd waarom die transitie niet mogelijk is onder het kapitalisme, een systeem dat gebaseerd is op kortetermijnwinst. [2]
Het beste tegengif tegen de verwarring die de heersende klasse probeert te zaaien, zijn diepgaande en revolutionaire ideeën en theorie. In het alledaagse leven heb je geen nood aan een grondige filosofische kijk. In het vuur van de klassenstrijd, en de klimaatstrijd die daarvan deel uitmaakt, wel. Oppervlakkige inzichten die niet verder kijken dan de waan van de dag, kunnen op zulke momenten snel worden verdraaid. Politici als Macron (benzinetaks) en Schauvliege (vliegtuigtaks) hebben al geprobeerd besparingsmaatregelen die door de gewone gezinnen betaald zouden worden, in een ‘ecologisch’ jasje te gieten.
Gewapend met de filosofische en politieke inzichten die het marxisme ons bieden, kunnen we het hoofd koel houden, ons niet laten intimideren, gerichte acties organiseren en de klimaatstrijd koppelen aan de systeemverandering die nodig is. Of in de woorden van de 16-jarige klimaatactiviste Greta Thunberg:
“Als oplossingen binnen het systeem zo onmogelijk te vinden zijn, moeten we het systeem zelf veranderen. We zijn hier niet gekomen om de wereldleiders te smeken om te luisteren. Jullie hebben ons in het verleden genegeerd en jullie zullen ons opnieuw negeren. We hebben geen uitvluchten meer en we hebben bijna geen tijd meer. We zijn hier gekomen om jullie te laten weten dat er verandering op til is, of jullie het nu leuk vinden of niet.” [3]
Marx’ ecologie: buiten het systeem denken
Toen de milieubeweging in de jaren ‘70 ontstond, kantten de ecologische denkers zich op een nogal dogmatische wijze tegen het marxisme. Ze vonden dat Marx misschien wel interessante dingen te zeggen had over sociale en economische kwesties, maar dat hij geen oog had voor de ecologische aspecten. Hij zou het vooruitgangsoptimisme en industrialiseringsdrang van de 19e eeuw hebben gedeeld, inclusief hun achteloosheid voor het lot van de natuur.
Deze reactie was gedeeltelijk begrijpelijk, aangezien vele milieuactivisten reageerden tegen de stalinistische dictatuur en haar misvormde ‘marxisme’ dat door de Communistische Partijen in West-Europa werd verkondigd. Tegelijk was het ook kortzichtig en gaf het blijk van een nogal onwetenschappelijke houding. Het kind werd met het badwater weggegooid en Marx werd niet gelezen. John Bellamy Foster, een Amerikaanse klimaatactivist en professor sociologie, bestudeerde de teksten van Karl Marx en Friedrich Engels wel grondig, en kwam tot een andere conclusie:
“Marx' ecologie verschaft ons een kritische methode om de strijd aan te gaan tegen de belangrijkste beperking van het hedendaagse ecologische denken: het onvermogen om een dialectisch ecologisch materialisme te ontwikkelen dat het 'probleem van de natuur' terugkoppelt naar het probleem van de maatschappij waarin we leven.” [4]
Hoewel Marx en Engels nooit een specifieke studie over de ecologische problemen hebben geschreven, bevat hun werk een coherente analyse van het ecologische probleem van het kapitalisme. Wie hun ‘ecologische’ (het woord bestond in hun tijd nog niet) ideeën bestudeert, kan niet anders dan tot de conclusie komen dat ze begaan waren met het lot van de natuur. Ze hadden geen abstracte liefde voor de ‘ongerepte natuur’. Hun aandacht ging uit naar hoe de natuur in voortdurende verandering is, mede door de (niet per se negatieve) menselijke impact erop. Een meer rationele en bewuste wisselwerking tussen natuur en mens zou tot meer vrijheid en een volle persoonlijke en maatschappelijke ontwikkeling leiden. In die zin waren ze zeker geen voorstaander van de ‘natuurlijke wildernis’ – de natuur moet in een betere staat aan het nageslacht worden doorgegeven.
Marx en Engels ontwikkelden hun ecologische ideeën als reactie op hoe het milieuprobleem zich in hun tijd stelde: de onnoemelijke vervuiling en slechte levensomstandigheden in de steden, de ontworteling van de plattelandsgemeenschapppen, de ontbossing en de uitputting van landbouwgronden. Ze besloten dat het kapitalisme de maatschappij naar een ‘metabolische barst’ [5], een kantelpunt duwt. De irrationele menselijke impact die door de ongecontroleerde marktwerking en winstbejag vorm krijgt, dreigt het algemene ecologische evenwicht te verstoren. De klimaatopwarming is hier het gevolg van.
Naast een grondige analyse schoven ze ook een uitweg naar voren. Net als velen vandaag kwamen de grondleggers van het marxisme tot de conclusie dat er in het kapitalisme geen oplossing bestaat voor de systematische uitbuiting van de natuur. Er is dus nood aan een andere maatschappelijke organisatie: een socialistische samenleving waarin de werkende klasse haar impact en relatie met de natuur rationeel plant. Dat kan enkel indien de 99% ook daadwerkelijk de economische productie collectief en democratisch controleert. Nu wordt de economie en de gehele samenleving gecontroleerd door een kleine minderheid, de klasse van kapitalisten en hun politieke vertegenwoordigers.
Stofwisseling tussen mens en natuur
Het marxisme is meer dan een sociale of economische analyse van het kapitalisme. Het is een wetenschappelijke methode die een volledig wereldbeeld nastreeft. Het tracht een antwoord te bieden op de grote vragen. Ook dat is belangrijk in de klassenstrijd, bijvoorbeeld om de dogma’s van religie of van pseudowetenschappelijke theorieën over de ‘egoïstische natuur’ van de mens tegen te gaan. Vaak wordt de marxistische filosofie samengevat als het ‘dialectisch materialisme’.
‘Materialisme’ omdat marxisten steeds uitgaan van materie, van atomen en nog kleinere deeltjes waaruit alles wat ons omringt is opgebouwd. Dit is in tegenstelling tot een idealistische kijk, die ideeën, abstracte concepten of gedachten als de basissteen ziet van het leven. Religie is het voorbeeld van een idealistische wereldopvatting: alles begint en eindigt immers bij een ongrijpbare God. De ‘dialectiek’ legt de klemtoon op dynamiek: alles is in beweging. Materie, tot de kleinste cel, is voortdurend in beweging en werkt op elkaar in. In de woorden van Friedrich Engels:
“Beweging is de bestaanswijze, het meest inherente kenmerk van materie.” [6]
Eeuwenlang verspreide de Katholieke Kerk de idee dat de mens geen deel uitmaakte van de natuur. De mens zou dichter bij God staan en de natuur als een gift hebben gekregen om naar eigen goeddunken te gebruiken. Vandaag maakt dan weer het idee opgang dat er geen verschil zou zijn tussen de verschillende vormen van leven, tussen planten, dieren en mensen.
Het dialectisch materialisme stelt dat mensen inherent deel uitmaken van de natuur. Tegelijkertijd onderscheid de mens zich van andere levensvormen omdat hij in staat is arbeid te verrichten. Mensen kunnen immers op een bewuste en collectieve manier de omgeving rondom hen veranderen en aanpassen naar hun noden. We kunnen gereedschappen maken om gesofisticeerde dingen mee te produceren. Dat proces ligt aan de oorsprong van de overgang van primaten naar mensen. Arbeid is zo de basis van elke samenleving, en regelt de relatie van de mens met de natuur. Om te beklemtonen dat het gaat om een materiële relatie is die de mens met de natuur heeft, spreekt Marx over ‘stofwisseling’ of ‘metabolisme’. Een evident voorbeeld is dat we op dagelijkse basis bepaalde voedingsstoffen moeten nuttigen om in leven te blijven. Dit eten wordt verkregen door arbeid: gaande van het telen van graan, over het malen en het kneden van het deeg tot het bakken van het brood en het bij de bakker kopen.
Hoewel er geen tweedeling is tussen mens en natuur, leeft de mensheid van het veranderen van de natuurlijke omgeving door arbeid. Marxisten bekijken de natuur dus niet als een abstract concept, als de ‘ongerepte natuur’, maar als een dynamische bron van leven die in voortdurende verandering en ontwikkeling is:
“De arbeid is in de eerste plaats een proces, dat tussen mens en natuur plaatsvindt; een proces, waarbij de mens zijn stofwisseling met de natuur door middel van zijn eigen activiteit tot stand brengt, regelt en controleert. Hij treedt tegenover de natuurstof zelf als een natuurmacht op. De bij zijn lichaam behorende natuurkrachten, armen en benen, hoofd en handen, stelt hij in beweging om zich de natuurstof toe te eigenen in een vorm, die bruikbaar is voor zijn eigen leven. Door zodoende de natuur rondom hem te bewerken en te veranderen, verandert hij tegelijkertijd zijn eigen aard. Hij brengt de sluimerende, potentiële krachten tot ontwikkeling en hij onderwerpt het spel van deze krachten aan zijn eigen wil.” (Marx, Het Kapitaal, Vol I, Hoofdstuk 5)
“Arbeid is de vader van alle materiële rijkdom, de aarde diens moeder”
Dit is een uitspraak van William Petty, een radicale econoom uit de 17e eeuw en rechterhand van de Britse revolutionair Oliver Cromwell. Marx deelde het idee en haalde de uitspraak regelmatig boven. Marx zette zich dan ook af tegen de grondleggers van de liberale economie zoals Adam Smith of David Riccardo en andere vertegenwoordigers van de heersende klasse zoals Thomas Malthus. Allen stelden zij dat waarde (de capaciteit om aan een behoefte te voldoen) en rijkdom enkel voortkomen uit menselijke arbeid. Ze zagen de natuur als een gratis geschenk voor de mens. Daarmee weerspiegelen ze eigenlijk de houding van hun klasse tegenover alles: de natuur als (hun) eigendom, die ze naar believen kunnen uitbuiten.
Dit idee werd ook overgenomen door de eerste arbeiderspartijen. In het Programma van Gotha (1875) stelde de Duitse arbeiderspartij de kwestie als volgt:
“Arbeid is de bron van alle rijkdom en alle cultuur.”
In zijn Kritiek op het Programma van Gotha wees Marx op de bekrompenheid van die stelling:
“In een socialistisch programma is er geen plaats voor dergelijke burgerlijke uitdrukkingen.”
Want:
“Arbeid is niet de bron van alle rijkdom. De natuur is in evenwaardige mate een bron van gebruikswaarden (...) als de arbeid, die slechts de weerslag is van één van de vele natuurkrachten: de menselijke arbeidskracht.”
Tegen de kijk op de natuur als eigendom, gespeend van elke dynamiek of waarde, stelt Marx een waardering en koestering ervan voorop:
“Vanuit het standpunt van een hogere economische maatschappijformatie lijkt het privaateigendom van afzonderlijke individuen in de wereld net zo zinloos als het privaateigendom van een mens over een andere mens. Zelfs een hele samenleving, een natie, ja alle contemporaine samenlevingen, zijn geen eigenaars van de wereld. Ze zijn alleen vruchtgebruikers, en ze zijn het als boni patres familias [goede familievaders] verplicht [om de aarde] aan de volgende generaties beter achter te laten.” (Het Kapitaal, Vol III, hoofdstuk 46)
Waardeleer
Een belangrijke kritiek op het kapitalisme is de tegenstelling die ze creëert tussen de ruil- en gebruikswaarde. De gebruikswaarde van een product of dienst is de mate waarin het nuttig is en aan behoeften voldoet. De ruilwaarde drukt de prijs uit of de waarde van een goed tot een andere uit wanneer het wordt verkocht of geruild. Neem bijvoorbeeld een flesje water. De gebruikswaarde ervan is dat het je dorst stilt. Het flesje wordt verkocht aan 0,5 euro: dat is de ruilwaarde. Wanneer je water van een bronnetje drinkt, is de gebruikswaarde dezelfde, maar de ruilwaarde nihil. In markttermen is dat water een ‘gratis geschenk’, wat een heel beperkte manier is om ernaar te kijken.
In het kapitalisme, een systeem waarin wordt geproduceerd om winst te maken, haalt de ruilwaarde het steevast van de gebruikswaarde. Er wordt niet geproduceerd om aan eigen behoeften te voldoen, maar om te verkopen op de markt. Er wordt dus niet per se geproduceerd wat nuttig is, maar wel wat verkocht kan worden aan kopers die voldoende middelen hebben om te kopen. Zo komt het bijvoorbeeld dat er onnoemelijk veel gebouwen leegstaan, terwijl er daklozen zijn die geen huur kunnen betalen. Efficiënt is anders, ook als het aankomt op de natuur. De ruilwaarde is de uitdrukking van de hoeveelheid arbeid[7] die in de productie van een goed of dienst is gestoken. Die kan becijferd worden als de lonen van alle werknemers die een rol hebben gespeeld in de productie en distributie + de winst (of onbetaalde arbeid) die de kapitalisten maken.
Aangezien de natuur de waarde die ze voortbrengt niet verkoopt op een of andere markt, komt die waarde nooit in de berekening voor. De concurrentie om zo veel mogelijk winst te maken waarop het kapitalisme is gebouwd, creëert een dynamiek die maakt dat bedrijven steeds op de korte termijn denken. Een bedrijf, hoe groot ook, dat plots wel de kost van haar ecologische impact zou incalculeren (door bijvoorbeeld in de meest ecologisch innovatieve installaties te investeren), zou al snel door een concurrent die dat niet doet uit de markt worden geconcurreerd. Dat ontging ook Friedrich Engels niet:
“Als individuele kapitalisten betrokken zijn in de productie en handel voor hun onmiddellijke winst, dan moeten enkel de meest onmiddellijke resultaten in aanmerking genomen worden. Zolang dat de individuele fabrikant of koopman een vervaardigd of gekocht goed verkoopt met de gebruikelijke winst, is hij tevreden en zal hij niet nadenken over wat er nadien met het goed of met de kopers ervan gebeurt. Hetzelfde geldt voor de natuurlijke gevolgen. Waarom zouden de Spaanse kolonisten nadenken toen ze de bossen in Cuba plat legden op de hellingen van de bergen en van de as voldoende meststof verwierven voor één generatie sterk winstgevende koffieplantages, waarom zouden ze nadenken over de hevige tropische regen die hierna de onbeschermde bovenlaag van de bodem weg regende waardoor enkel rotsstenen overbleven! In verhouding tot de natuur, net zoals tot de samenleving, telt in de huidige productiewijze vooral het onmiddellijke meest tastbare resultaat, en meer afgeleide gevolgen die tot een compleet ander resultaat leiden worden met verrassing onthaald.” (De rol van de arbeid in de overgang van aap naar mens, 1876)
De tegenstelling tussen gebruiks- en ruilwaarde kan enkel worden opgelost in een samenleving waar er niet wordt geproduceerd voor de winst, maar op basis van de gebruikswaarde (de ecologische en sociale behoeften). Hetzelfde geldt voor het erkennen van de waarde van wat de natuur voortbrengt, en de schade van de menselijke impact erop.
Vervreemding tussen mens en natuur
Eigenlijk begonnen Marx en Engels hun bedenkingen over de problematische relatie tussen mens en natuur in hun studies over ‘vervreemding’. Die vervreemding is de diepgewortelde psychologische frustratie die voortkomt uit het feit dat in het kapitalisme, en in elke andere klassensamenleving, de menselijke arbeid niet vrij is. Mensen voeren hun arbeid niet uit omwille van het resultaat, maar vanuit de noodzaak om een inkomen te vergaren. Het resultaat van de arbeid, zowat de helft van iemands leven, is volledig uit de handen van de werkende klasse genomen. Het resultaat van de arbeid wordt toegeëigend door de heersende klasse. Hetzelfde geldt voor de kleine zelfstandigen, waar de klant en vooral de bank wiens leningen terugbetaald moeten worden, koning is.
De vervreemding doet zich ook gelden in de relatie tussen mens en natuur. In de woorden van de legendarische 16e-eeuwse revolutionaire anabaptist Thomas Müntzer:
“De stinkende modderpoel waaruit woeker, diefstal en diefstal voortkomen, zijn onze heren en vorsten. Alle wezens zijn eigendom geworden, de vissen in het water, de vogels in de lucht, de planten in de aarde moeten allemaal van hen zijn.”
Marx voegde daaraan toe:
“en al het levende moet ook weer vrij worden.” (Het joodse vraagstuk, 1843)
In de klassensamenleving draait alles om de weelde en rijkdom van de heersende klasse, ten koste van de meerderheid van de bevolking. Op die basis kan er geen rationele, gelijke en vrije relatie tussen mens-natuur en mensen onderling ontstaan.
“Het is niet de eenheid van de levende en actieve mensheid met de natuurlijke, anorganische omstandigheden van hun metabolische uitwisseling met de natuur, en dus hun toe-eigening van de natuur, die uitleg behoeft of het resultaat is van een historisch proces, maar eerder de scheiding tussen deze anorganische omstandigheden van het menselijk bestaan en dit actieve bestaan, een scheiding die volledig tot uiting komt in de relatie tussen loonarbeid en kapitaal.” (Marx, Grundrisse, 1857-58)
Scheiding tussen stad en platteland
Het vernietigen van de relatie tussen de boer en zijn grond deed zich voor bij het opkomen van de eerste klassensamenlevingen (bv. de Oude Grieken). Het belangrijkste productiemiddel op dat moment, de landbouwgrond, werd uit de controle van de gemeenschap gehaald en werd privaat eigendom. Er volgde een dynamiek waarbij door middel van schulden de rijkste boeren zich steeds meer grond konden toe-eigenen. Steeds meer arbeid van de boeren, waaronder zelfs schuld-slaven, diende om de rijkdom van de heersende klasse te vergroten. Uit het bewerken van het land werd geen voldoening gehaald. Het diende niet meer tot de vooruitgang van de gehele gemeenschap. Het werd steeds meer een last, uitbuiting en slavenwerk.
Samen met de toename van de productiekrachten werd de vervreemding en het tekort aan rationele controle over het lot van de mensheid steeds groter. Met de opkomst van de eerste steden ontwikkelde de ver gedreven tegenstelling tussen stad en platteland. De ontwikkeling van de stedelijke samenleving ging veel sneller dan op het platteland. Er kwamen ongelijke economische ruilrelaties tussen de producten van de stedelijke manufactuur en die uit de landbouw. Het platteland verarmde en werd achtergesteld. Tegelijkertijd werden de steden op die manier afgesloten van het platteland. Het stedelijke afval kon niet meer door de natuur opgenomen worden, met vervuiling, epidemieën en een onaangename leefomgeving tot gevolg.
Marx en Engels kwamen hier stelselmatig op terug. Het opheffen van de tegenstelling maakte deel uit van hun 10-puntenprogramma, dat ze in het Communistisch Manifest uitwerkten:
“Vereniging van landbouw- en industriebedrijf, aansturen op de geleidelijke opheffing van het onderscheid tussen stad en platteland. Bevolking gelijk te verdelen over het territorium, en landbouw en manufactuur samenbrengen.”
Engels verwoorde dit later uitgebreider:
“De opheffing van de tegenstelling tussen stad en land is niet alleen mogelijk, het is tot een directe noodzakelijkheid van de industriële productie zelf geworden. Zoals het ook een noodzakelijkheid voor de landbouwproductie en voor de openbare gezondheidszorg is geworden. Alleen door de samensmelting van stad en land kan aan de huidige lucht-, water- en bodemvergiftiging een einde worden gemaakt, slechts dan kan voor de in de steden wegkwijnende massa’s bereikt worden dat hun afvalstoffen voor de groei van planten in plaats van voor het verwekken van ziekten zullen dienen.” (Anti-Dühring, 1877)
De grootschalige veranderingen die daarvoor nodig zouden zijn, worden vandaag bestudeerd door de stadsbiologie.
Metabolische barst
Indien die tegenstellingen niet opgelost zouden worden, sprak Marx over een metabolische barst, een kantelpunt waarbij het natuurlijke vernieuwingsproces verstoord zou worden. Op zo’n kantelpunt waarbij het natuurlijke evenwicht voorgoed gebroken zou worden, zijn we vandaag in snel tempo aan het afstevenen.
Marx kwam tot die conclusie naar aanleiding van de problemen die zich in de landbouw vanaf de jaren 1860 voordeden. Door de verhoogde productie was nood aan steeds meer mest. De verstedelijking had steeds meer bevolking van het platteland weggetrokken. Dat zorgde voor een fysieke scheiding van de meest evidente (menselijke) bron van mest en de landbouwgrond. Het kapitalisme was niet in staat om dit probleem fundamenteel op te lossen door een publiek en rationeel afvalbeleid. Met de ontwikkeling van de chemische industrie vond het een ‘technologische pleister’, dat het probleem tijdelijk scheen op te lossen, maar enkel vooruit schoof.
“[De kapitalistische productiewijze] vernietigt de stofwisseling tussen mens en aarde, dat wil zeggen de terugkeer tot de grond van de door de mensen in de vorm van voedsel en kleding verbruikte bestanddelen van de grond; hiermee vernietigt de kapitalistische productie dus de eeuwige, natuurlijke voorwaarde van duurzame vruchtbaarheid van de grond. Daarmee vernietigt zij tevens de fysieke gezondheid van de arbeider uit de stad en het geestelijke leven van de arbeider op het platteland.”
De uitbuiting van de arbeid en de natuur zijn twee kanten van dezelfde medaille:
“Evenals in de stedelijke industrie wordt in de moderne landbouw de grotere productiviteit en de grotere mobiliteit van de arbeid verkregen ten koste van vernietiging en verzieking van de arbeidskracht zelf. En iedere vooruitgang in de kapitalistische landbouw is niet alleen een vooruitgang in de kunst arbeiders te beroven, maar tevens in de kunst van roof op de grond; iedere vooruitgang in het vergroten van de vruchtbaarheid van de grond voor een bepaalde periode, is tevens een vooruitgang in het vernietigen van de blijvende bronnen van deze vruchtbaarheid. Naarmate een land zich voor zijn ontwikkeling meer baseert op de grootindustrie (zoals bijvoorbeeld de Verenigde Staten) des te sneller werkt dit vemietigingsproces. De kapitalistische productie is dus alleen maar in staat de techniek en de combinatie van de maatschappelijke productieprocessen tot ontwikkeling te brengen, doordat zij gelijktijdig de bronnen van alle rijkdom ondergraaft: de grond en de arbeider.” (Het Kapitaal, Vol I, Hoofdstuk 13)
Socialistische samenleving
De interactie tussen mens en natuur is historisch scheef gegroeid als gevolg van de opkomst van de klassensamenleving. Het verrijken van een kleine minderheid op de kap van de meerderheid en de natuur, heeft de relatie mens-natuur grondig verstoort. De huidige klimaatcrisis komt voort uit het kapitalistische systeem, dat functioneert op basis van de bekrompen kortetermijnbelangen van de kapitalisten.
Om die relatie op een hoger niveau te herstellen, is het nodig om de productie te controleren. Maar je controleert niet wat je niet bezit. Het redden van de natuur van de ‘metabolische barst’ die er bij een klimaatopwarming boven de 1,5°C zit aan te komen, valt samen met de noodzaak aan een socialistische revolutie. De werkende klasse moet de samenleving en haar sleutelsectoren (banken, energieproductie, bouw, metaal- en transportsector) in publieke handen nemen. Gebaseerd op een democratische controle kan er een plan worden opgesteld en uitgevoerd. Een socialistische maatschappij waar de productie wordt afgesteld op de sociale en ecologische noden, is in staat om te doen waar de irrationele kapitalistische productie niet toe in staat is: een duurzame samenleving opbouwen waarin er voor iedereen meer dan voldoende is.
“De vrijheid [van materiële noodzaak] kan alleen bestaan wanneer de collectieve producenten hun metabolisme met de natuur rationeel regelen, onder hun gezamenlijke controle brengen; in plaats van door de natuur als een blinde macht te worden overheerst; en het met de minste krachtinspanning en onder de meest menselijke, waardige en adequate voorwaarden te voltrekken.” (Het Kapitaal, Vol III, hoofdstuk 48)
Het IPCC (Intergovernmental Panel on Climate Change) heeft berekend dat de noodzakelijke energietransitie elk jaar tot 2030 4,3 biljoen dollar aan investeringen zal kosten.[8] Onder het kapitalisme is dit onmogelijk te bereiken, omdat bedrijven die zulke bedragen investeren in ecologische innovatie zonder pardon uit de markt worden geconcurreerd. In een socialistische samenleving zou het louter een rationele en geplande keuze vergen om de aarde in een betere staat door te geven aan de volgende generatie.
Pionier van de toekomst
Marx' ecologische ideeën zijn diepgaander dan veelal wordt gedacht. Het is bijzonder dat ideeën die 150 jaar geleden zijn uitgewerkt over nota bene ecologie, een erg 21e-eeuwse thema, vandaag nog zo accuraat zijn. Ze vormen een gids voor elke actievoerder met de duidelijke boodschap: onder het kapitalisme kan er geen rationele relatie tussen mens en natuur tot stand komen. Daarvoor is een socialistische maatschappijverandering nodig.
Dat Marx en Engels hun ideeën op het vlak van ecologie zo raak zijn, geeft ons vertrouwen in het geheel van het marxistische ideeënarsenaal. Het marxisme kan worden samengevat als de bundeling van de verleden ervaringen van de arbeidersbeweging. En die tonen aan dat maatschappijverandering niet alleen op papier noodzakelijk is. Revoluties gebeuren wanneer de massa van de werkende bevolking beslist dat het welletjes is en haar lot in eigen handen neemt. Marxisten kunnen in zo’n beweging een essentiële rol spelen: hun ervaring, vorming en organisatie aanwenden om de kapitalistische klasse van de macht te stoten en de werkende klasse het nodige vertrouwen te geven om een nieuwe socialistische samenleving op te bouwen. Ben je het daar mee eens? Sluit je dan aan bij de Internationale Marxistische Tendens. Vorm je, organiseer je, streef naar de eenheid tussen studenten en werkenden, en strijd voor socialistische maatschappijverandering.
Voetnoten
[1] Ludo De Witte, We moeten opletten voor klimaatinitiatieven die vooral op de rem willen staan
[2] Klimaatchaos: het kapitalisme treft schuld en Een overgangsprogramma voor het klimaat
[3] https://www.lifegate.com/people/news/greta-thunberg-speech-cop24
[4] Brett Clark en John Bellamy Foster, Marx’s Ecology in the 21st Century
[5] De term komt uit John Bellamy Foster, Marx' Ecology, Materialism and Nature, New York, Monthly Review Press, 2000.
[6] Lees het boek De Rede in Opstand om hier meer over te weten te komen.
[7] Helemaal juist zou zijn ‘sociaal noodzakelijke arbeidstijd’. Het gaat immers niet over individuele arbeid en alle mogelijke verschillen daarin, maar over de algemeen menselijke arbeid die nodig is voor de productie van een goed op basis van de technologische ontwikkeling van een samenleving.
[8] IPCC, 2018, Global Warming of 1,5°C