Voor velen onder ons is de komende vakantieperiode de gelegenheid bij uitstek om aan het lezen te slaan. Er is niets mis met de nieuwste Arnaldur Indridason – spannend tot de laatste alinea, het opmerkelijke debuut van Lize Spit waardoor je nooit meer onbevangen naar een groepje tieners zal kunnen kijken of de lang verwachte verhalenbundel van Griet Op De Beeck – diepmenselijk en vol mededogen zoals we van haar gewoon zijn. Ze zullen je ongetwijfeld enkele uren leesplezier bezorgen.
Wil je van een boek méér dan alleen maar ontspanning dan is de heruitgave van Ludwig Renn’s “Oorlog” zeker een aanrader. Het verscheen in 1928 in Duitsland en was een instant succes met 100 000 verkochte exemplaren tegen eind 1929 alleen al. De auteur, in het echte leven de aristocraat Friedrich Vieth von Golssenau, vocht tijdens de eerste wereldoorlog als luitenant in Frankrijk en België. In een gortdroge stijl beschrijft hij de gevechten aan het front, het voortploeteren in de modder en vooral het eeuwige wachten, wachten op de veldkeuken, wachten op brieven van het thuisfront, wachten op de kogels van de vijand, wachten op de richtlijnen van het hoofdkwartier. Hij wil zich kost wat kost aan de werkelijkheid houden en bant alle emotie. Precies daardoor is het relaas zo aangrijpend. Ludwig Renn kwam zoals zovelen totaal gedesillusioneerd uit de oorlog. Hij omarmde het communisme en werd in 1928 lid van de Duitse KP. Hij was een gedreven militant en belandde na de machtsgreep van Hitler in de gevangenis. Hij wordt in 1935 vrijgelaten en verlaat Duitsland. In1936 vinden we hem terug bij één van de internationale brigades die in Spanje mee hielpen strijden tegen Franco. Wanneer de nazi’s het onderspit delven kiest hij ervoor om zich in de DDR te vestigen en wordt er een gevierd jeugdauteur. Hij houdt zich steeds aan de partijrichtlijnen en krijgt in 1961 de staatsprijs voor literatuur. Het is waarschijnlijk door zijn loyaliteit aan de DDR dat hij in het Westen in de vergetelheid is geraakt. In het voormalige Oost Duitsland kon homoseksualiteit openlijk beleefd worden. Ludwig Renn ging nog een stapje verder: hij maakte deel uit van een “ménage à trois”. Ze hebben hem, samen met zijn twee mannen, in hetzelfde graf te ruste gelegd.
Engagement als harnas
De naam “Herman J.Claeys” zal slechts bij weinigen een belletje doen rinkelen. Hij was nochtans in Vlaanderen in de jaren ’60 tot ’90 van de vorige eeuw een opmerkelijk schrijver en een zeer begenadigd dichter. Van opleiding Germanist begon hij zijn loopbaan in 1963 als leraar aan de kadettenschool. Toen hij zijn leerlingen de opdracht gaf een nieuwe tekst te verzinnen voor het Belgisch Volkslied - dat gedrocht!- gingen de poppen aan het dansen en werd hij op staande voet van ambtswege ontslagen. Herman aanzag dat als een beroepsverbod, hij werd door het systeem uitgespuwd, welnu, hij zou terug spuwen! Hij verliet zijn villa, ging bij een commune in een kraakpand wonen en stortte zich op het schrijven. Na 10 dagen was zijn eerste roman “Het geluid” klaar. Hij kon als geen ander de tijdsgeest vatten. We schrijven 1966: de provobeweging is losgebarsten in Amsterdam, jongeren nemen zelf het woord, gevestigde waarden worden in vraag gesteld. Herman adviseerde zijn roman voor te dragen onder begeleiding van elektronische muziek en kleurprojectie van abstracte beelden. Het verhaal is heel herkenbaar en nog altijd actueel: het hoofdpersonage Geert hoort als eerste het geluid, dat nergens vandaan schijnt te komen en dat niemand anders waarneemt. Het geeft hem een boost, wekt zijn creatieve krachten en verscherpt zijn sociaal bewustzijn. Altijd meer jongeren beginnen het te horen, de maatschappij is aan het veranderen…. tot de pers, de politici, de gevestigde machten zich ermee gaan bemoeien en het geluid geïnstitutionaliseerd wordt, en uiteindelijk zijn kracht verliest. Heel symbolisch gebracht maar met een aanstekelijke lichtvoetigheid: een echte woordkunstenaar waardig!
In het verzet tegen het establishment
In 1966 verschijnt zijn interviewbundel “Wat is links?”. Hij was fel teleurgesteld in het engagement van zijn collega’s. Hij vond dat velen onder hen enkel het linkse gedachtengoed aanhingen omdat het nu eenmaal in de mode was. Wanneer hij zijn verhaal “De penisgroet” publiceert in het tijdschrift “Daele” neemt de BOB de volledige oplage in beslag. Kunstminnend Vlaanderen staat op zijn achterste poten en richt een comité tegen censuur op, Hugo Claus schrijft speciaal een gedicht voor hem : “Aan de gecensureerden”.
Herman begint een avantgardistisch informatiecentrum in Brussel, een Free Press Bookshop, waar je alles kunt kopen wat elders niet verkrijgbaar is. In 1972 verhuist hij naar de Spoormakersstraat 52: het anarchistisch café “De Dolle Mol” is geboren. Het wordt een trefpunt van al wat toen links en rebels was in Brussel.
Herman had een heel eigen stijl van poëzie maken. Hij droeg een gedicht verschillende keren voor en pas na maanden of jaren vertrouwde hij de tekst toe aan het papier. De interactie met het publiek was voor hem belangrijk, publiceren kwam op de tweede plaats. Gelukkig voor ons hebben zijn fans zijn gedichten op het internet gezet. Je kan ze gratis downloaden.
Ludwig Renn “Oorlog”, De Bezige Bij Antwerpen 2014; Herman J.Claeys “Het geluid”, Manteau 1968.