Na de val van de muur verschenen er ontelbare boeken over de geschiedenis van het Europese communisme. De dissidenten, de vroegere machthebbers, de notoire tegenstanders, de deskundigen politicologie, de participanten en de opportunisten, iedereen bracht het relaas vanuit zijn/haar zienswijze.
Oompje Enver
Lea Ypi groeide op in één van de meest geïsoleerde landen ter wereld: Albanië. Ze is 11 jaar oud wanneer het regime als een kaartenhuis ineenstort. De patronen die haar kindertijd vormgaven, de perceptie van de mensen die haar hielpen de wereld te begrijpen, alles verandert voorgoed in december 1990. Nu pas beseft ze dat haar ouders helemaal geen aanhangers van het regime waren, dat ze smoesjes verzonnen toen ze hen vroeg het portret van ”Oompje Enver” een centrale plaats in hun woning te geven. Tot haar grote verbijstering stellen ze zich zelfs kandidaat bij de belangrijkste oppositiepartij in de verkiezingen van 1991. Ze willen van Albanië “een land maken zoals de rest van Europa, kapitalistisch en zonder corruptie”.
Het ware gelaat van de vrije markt
Het Internationaal Monetair Fonds en de Wereldbank zijn voorstander van een schoktherapie voor het land. De Albanezen gaan hierin blindelings mee. Lea beschrijft hoe “structurele hervormingen” in feite betekenen dat de fabrieken hun personeel moesten ontslaan, dat “je eigen potentieel ten volle benutten” erop neerkomt dat je het voortaan in je eentje moet doen, zonder sociaal vangnet. Positive thinking, het wondermiddel van het Westen, houdt in dat je je spaargeld, zelf je eigen huis, investeert in dubieuze piramidefondsen. Het onvermijdelijke gebeurt: de economie stort in, de georganiseerde misdaad steekt zijn kop op, met als verschrikkelijk gevolg een burgeroorlog. Lea houdt er een hallucinant dagboek over bij, tussen januari en juni 1997 bereidt ze zich voor op haar eindexamens, het geluid van machinegeweren op de achtergrond. “Niemand praat nog over politieke oplossingen, het land is in handen van gangsters. Het is zoveel erger dan 1990, toen was er nog hoop, nu is er niets. Alleen verdoemenis.” zijn de laatste woorden die ze erin noteert. Met de hulp van haar familie vertrekt ze naar Italië en gaat er, dik tegen hun zin, filosofie studeren.
Vandaag geeft Lea Ypi colleges marxisme aan de London School of Economics. In haar nawoord stelt ze dat ze dit boek schreef de woorden van haar grootmoeder indachtig:
“Als het moeilijk te zien is wat de toekomst zal brengen, moet je nadenken over wat je kunt leren van het verleden.”
Lea Ypi “Vrij, opgroeien aan het einde van de geschiedenis” De Bezige Bij, Amsterdam, 2021.
Een icoon van de Italiaanse linkerzijde
Van een heel ander kaliber zijn de memoires van Rossana Rossanda, voormalig leidinggevende van de Communistische Partij van Italië.
Ze komt als negentienjarige in de universiteit van Milaan in contact met het communistische verzet, sluit zich aan en werkt als koerierster:
“Ze leken de enigen te zijn die wisten wat ze aan het doen waren.”
Na de oorlog wordt ze lid van de Italiaanse Communistische Partij (PCI), naast haar job in de bibliotheek gaat ze ook aan de slag als propagandiste van een lokale afdeling. Gewapend met pamfletten en brochures leggen ze contact met het industrieproletariaat en gaat ze met veel succes in discussie met de arbeiders. Ze is er in haar element en vanaf 1947 wordt ze fulltime partijfunctionaris. Ze onderhoudt goede contacten met buitenlands kameraden en bezoekt met een officiële Italiaanse delegatie de Sovjet-Unie in 1949. Met de steun van Palmiro Togliatti, secretaris-generaal van de PCI krijgt ze de leiding van het cultuurdepartement en wordt ze hoofdredacteur van het invloedrijke weekblad Rinascita. Ze bezoekt Cuba met Jorge Semprun en Stokely Carmichael. Ze wordt verkozen in het centraal comité in 1960 en zetelt in het parlement als volksvertegenwoordiger. Ze schrijft een brochure over het belang van de studentenbeweging van 1968, waarbij ze het beleid van de PCI tegenover hen op de korrel neemt. Ze wordt de spilfiguur van de periodiek Il Manifesto, die een kritische tendens wil ontwikkelen binnen de PCI. De partijleiding heeft er geen oren naar en in het twaalfde congres, november 1969 wordt de Manifesto groep zonder pardon buitengezet. Rossana Rossanda bleef op post in het redactie comité en tot vandaag is Manifesto een populair links dagblad.
Deze memoires geven een zeer goed beeld van de drastische verandering die Italië doormaakte, van een agrarisch land tot een industriële economie, met interne migratie van Zuid naar Noord.
Rossana reflecteert over haar eigen rol als vrouw in de politiek: “Die zich meer dan de mannelijke kameraden eerder volgzaam opstellen”, hoe het voelt om naast de opkomst van de PCI ook haar neergang te beleven. Je sympathiseert moeiteloos met haar engagement en haar doorleefde bekommernis met de arbeidersklasse.
Ze accepteert echter zonder commentaar de beslissing van de PCI om na de volksopstand van 25 april 1945 resoluut de kaart van het parlementarisme te trekken. Pas tientallen jaren na haar reis naar de Sovjet-Unie stelt ze zich de vraag of ze daar wel goed aan deed, en in hoeverre ze daarmee de positie van Stalin ondersteunde. Het is geen geschiedenisboek geworden, zoals ze ook zelf schrijft in haar inleiding, maar een persoonlijk relaas. Ze wilde de vraag die haar veel gesteld wordt: “waarom was jij communist?”, zo goed mogelijk beantwoorden. Daar is ze ook met verve in geslaagd.
Rossana Rossanda, The Comrade from Milan, uitgeverij Verso, Londen, 2020.