Protesten en demonstraties uit solidariteit met het Palestijnse volk, dat wordt afgeslacht door het Israëlische leger, worden bestempeld als antisemitisch aanzetten tot geweld tegen Joden. Dit maakt deel uit van een bewuste campagne om het legitieme democratische recht om steun te betuigen aan een onderdrukt volk te criminaliseren en te doen zwijgen. Met name het gebruik van de term “Intifada”, wordt geviseerd door het westerse establishment als een oproep tot ‘terrorisme’. Maar wat is de houding van communisten ten opzichte van antisemitisme en wat was de werkelijke aard van de Eerste Intifada?

Solidariteit met Palestina ≠ antisemitisme

Het steunen van het recht van het Palestijnse volk om in opstand te komen voor hun recht op een thuisland, waar ze in vrede kunnen leven, door zich ook te verzetten tegen de zionistische heersende klasse van Israël, heeft niets te maken met antisemitisme. Om te beginnen zijn veel Joden antizionistisch. Revolutionaire communisten zijn tegen antisemitisme zoals we tegen alle vormen van racisme en discriminatie - zoals islamofobie - zijn.

Antisemitisme, samen met alle vormen van onverdraagzaamheid, wordt door de heersende klasse gepropageerd als een middel om mensen uit de arbeidersklasse te verdelen en een verenigde klassenstrijd te voorkomen. Zulke vooroordelen worden ook gebruikt om steun te verwerven bij de meest achtergebleven lagen van de samenleving en om de aandacht van mensen af te leiden van de werkelijke bron van hun problemen (armoede en ongelijkheid als gevolg van het kapitalisme).

In tijden van zeer acute crisis kunnen deze ideeën worden gebruikt als een brandpunt om extreemrechtse organisaties te versteken, met als doel de sociale en democratische verworvenheden van de arbeidersbeweging aan te vallen. Zo legden de nazi's alle schuld voor de economische crisis die Duitsland in de jaren '20 en '30 zwaar trof, bij de Joden. De Duitse heersende klasse steunde dit beleid - met vreselijke gevolgen voor de Joodse bevolking in Europa - omdat het een handige manier was om de aandacht af te leiden van degenen die echt schuldig waren aan de crisis: de kapitalistische klasse.

Onze trotse tradities tegen het antisemitisme

De Communistische Internationale en de Duitse communisten waren destijds tegen antisemitisme. Dit is wat Lenin in 1919 over deze kwestie te zeggen had:

“Het zijn niet de Joden die de vijanden van de arbeiders zijn. De vijanden van de arbeiders zijn de kapitalisten van alle landen. Onder de Joden zijn er arbeiders, werkende mensen, zij zijn in de meerderheid. Zij zijn onze broeders, kameraden in de strijd voor het socialisme, omdat ze onderdrukt worden door het kapitalisme. Onder de Joden zijn er koelakken [kleine boeren, nvdr.], uitbuiters, kapitalisten, net als onder ons allemaal."

“De kapitalisten zijn onvermoeibaar in hun pogingen om vijandschap aan te wakkeren tussen de arbeiders van verschillende geloven, verschillende naties en verschillende etniciteiten. De rijke Joden, net als de rijke Russen en de rijken van alle landen, zijn verenigd in het vertrappen, onderdrukken en verdelen van de arbeiders."

“Schande en schande voor het verdoemelijke tsarisme dat de Joden martelde en vervolgde! Schande en schande voor wie vijandschap zaait tegen Joden en haat tegen andere naties! Lang leve het broederlijk geloof en de eenheid in de strijd van alle naties, voor de omverwerping van het kapitalisme!” (Van een grammofoonopname uit 1919 – terug te vinden op Youtube, “Lenin's speech on anti semitism”)

In de traditie van Lenin in 1919 zijn communisten vandaag de dag fel gekant tegen antisemitisme. We verzetten ons ook tegen onze eigen imperialistische heersende klassen in de geavanceerde kapitalistische landen, die vandaag stevig achter de staat Israël staan als een betrouwbare proxy voor het westerse imperialisme in het Midden-Oosten.

Het is om deze reden, en niet om enige solidariteit met de Joden, dat de imperialisten en hun spreekbuizen in de media een systematische campagne voeren om elke kritiek op de staat Israël vandaag de dag als antisemitisch voor te stellen. Dat is net zoiets als stellen dat je afzetten tegen het Britse politieke establishment, het Britse imperialisme, de Tories en alle reactionaire attributen van de Britse staat hetzelfde is als discriminatie van het Britse volk in het algemeen.

75 jaar van onderdrukking

Israël is in 1947-48 ontstaan door honderdduizenden Palestijnen te verdrijven uit hun thuisland. Terroristische aanvallen op Palestijnse dorpen en het doden van honderden mensen was de methode die werd gebruikt. De term ethnische zuivering is hier op zijn plaats.

Sindsdien is de situatie voor het Palestijnse volk blijven verslechteren, vooral na de oorlog van 1967, waarbij Israël Gaza, de Westelijke Jordaanoever en de Golanhoogten permanent bezette. Sinds het laatste deel van de jaren ‘70 is de Westelijke Jordaanoever systematisch gekoloniseerd en zijn er duizenden Palestijnen gedood, nog veel meer gearresteerd en verder verdreven.

Het is in deze context, na een decennium van systematische kolonisatie van de Palestijnse gebieden door Israëlische kolonisten, dat we het uitbreken van de Eerste Intifada moeten zien. De economie in de bezette gebieden werd ook volledig afhankelijk gemaakt van Israël. Dit proces was al in een vergevorderd stadium toen de Eerste Intifada uitbrak.

Bovenop de historische catastrofe voor het Palestijnse volk, de Nakba van 1948, was er een aantal opeenvolgende tegenslagen voor de Palestijnen; van de bezetting van 1967, waardoor nog meer vluchtelingen het gebied ontvluchtten, tot de militaire nederlaag door toedoen van het Jordaanse leger in 1970 en de bloedbaden in Zuid-Libanon aan het begin van de jaren ‘80.

Voor het uitbreken van de Intifada waren de leiders van de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO, de belangrijkste politieke organisatie van de bezette Palestijnen) gedwongen in ballingschap in Tunesië en hadden ze geen enkel voeling met de sfeer van frustratie en woede die zich onder de Palestijnse massa's ontwikkelde. Dat verklaart hun verbazing toen de Intifada uitbrak.

Een sociale explosie in de maak

Voor iedereen die op de hoogte was van de omstandigheden ter plaatse, was het niet al te moeilijk om te zien wat de aanleiding was. Tussen 1982 en 1986 was de kolonistenbevolking op de Westelijke Jordaanoever verdrievoudigd, kwam 50 procent van het land onder directe Israëlische controle en werd meer dan 80 procent van de watertoevoer omgeleid naar Israël en de nederzettingen.

Dit alles werd gecombineerd met een groeiend aantal gewapende joodse burgerwachten die, gesteund door de IDF (Israël Defence Force, het Israëlische leger), de Palestijnse bevolking terroriseerden. Gaza in het bijzonder werd beschreven als een “snelkookpan die op ontploffen staat”. (Emile Nakleh, in Middle East Journal, lente 1988).

In dezelfde periode was er een groeiende protestbeweging in de bezette gebieden, die leidde tot de toenemende arrestaties van jonge Palestijnen.

Wat uiteindelijk de explosie veroorzaakte was het beruchte incident in Gaza op 7 december 1987, waarbij een vrachtwagen van de IDF een auto raakte en vier Palestijnse arbeiders doodde. Het was de vonk die de Palestijnse gebieden in brand stak en de vuurzee verspreidde zich van Gaza naar de hele Westelijke Jordaanoever.

Het belangrijkste kenmerk van de Eerste Intifada was het massale karakter van de beweging en het feit dat ze aanvankelijk werd geleid door de Palestijnse arbeiders en jongeren in de wijken. Sindsdien zijn er pogingen gedaan om de ware aard van die beweging te verdoezelen, om haar beter te kunnen presenteren als simpelweg een gewelddadige uitbarsting die Israël en de Joden die er wonen wilde vernietigen. Maar dit is helemaal niet waar.

De gebruikte methoden waren helemaal geen guerrilla of terrorisme, maar algemene stakingen en burgerlijke ongehoorzaamheid, zoals belastingstakingen en winkelsluitingen. In alle wijken ontstonden volkscomités die, naast het organiseren van een algemene staking, ook de distributie van basisvoorraden beheerden. Halverwege het volgende jaar (1988) waren er naar schatting meer dan 40.000 van zulke comités opgericht.

Sommigen zullen stellen dat dit een bevooroordeelde, communistische interpretatie van deze gebeurtenissen is. Maar de waarheid is altijd concreet en heeft de neiging uiteindelijk aan de oppervlakte te komen.

Overweeg bijvoorbeeld een interessante column, onlangs gepubliceerd in het tijdschrift Foreign Policy (14 december 2023), getiteld 'Defining Away Palestinians' Right to Resist', met als subkop:

“Wat betekent het om te zeggen dat in opstand komen tegen onrecht ontoelaatbaar is?”

De auteur is Howard W. French, tegenwoordig columnist bij Foreign Policy en professor aan de Columbia University Graduate School of Journalism. Daarvoor was hij buitenlandcorrespondent en senior schrijver bij The New York Times en schrijver voor de International Herald Tribune. Hij kan met andere woorden niet beticht worden van revolutionaire vooringenomenheid.

De Eerste Intifada was een authentieke massabeweging

Howard French's uitleg over wat de Eerste Intifada werkelijk was, is buitengewoon interessant, vooral omdat het is gepubliceerd in een tijdschrift dat de belangen van het Amerikaanse imperialisme verdedigt:

“Er is te weinig duidelijkheid geweest over de betekenis en implicaties van het woord intifada... Het is afgeleid van het Arabische werkwoord nafada, dat 'afschudden' betekent, in de zin van bijvoorbeeld stof van je kleren afschudden of lethargie van je afschudden. Het woord intifada kan dus letterlijk vertaald worden als een 'huivering' of 'rilling', of wanneer het gebruikt wordt in een politieke context, een 'volksopstand'. Het betekent geen genocide.”

Hij vervolgt:

“Het woord intifada werd bekend bij nieuwslezers wereldwijd in 1987, toen de term werd gebruikt om een volksopstand te beschrijven die dat jaar door Palestijnen werd opgezet tegen Israël. Die opstand, die duurde tot het begin van de jaren 1990 en bekend werd als de Eerste Intifada, begon als een grotendeels vreedzame protestbeweging met daden van burgerlijke ongehoorzaamheid, zoals stakingen en boycots, maar werd later gewelddadiger, deels als reactie op de harde Israëlische veiligheidsreactie.”

Dat schrijft ook Bayliss Thomas in zijn standaardwerk How Israel was Won: A Concise History of the Arab-Israeli Conflict (1999):

“De intifada was ontegensprekelijk een volksbeweging die zowel de Israëlische regering als de PLO verraste - de PLO had haar niet aangemoedigd noch gefinancierd. [Toenmalig premier Yitzhak] Shamir en [latere premier Ariel] Sharon leken te geloven dat gezien de erg verzwakte PLO, de Palestijnse volgzaamheid onder de bezetting voor onbepaalde tijd zou voortduren. In feite voegde de zwakte van de PLO alleen maar toe aan de wanhoop van de bevolking en moedigde een nieuw activisme en zelfredzaamheid op lokaal niveau aan.”

Vervolgens schetst hij hoe de lokale comités samenkwamen als een georganiseerd lichaam:

“In het begin handelden lokale gemeenschappen afzonderlijk. Later ontstond er een breed leiderschap bestaande uit vele facties, genaamd de Verenigde Nationale Leiding van de Opstand (UNLU). De traditionele elite van het Palestijnse nationalisme (professionals, journalisten en academici) was aanvankelijk niet betrokken. De UNLU [Verenigd Nationaal Leiderschap van de Opstand], die ondergronds opereerde, communiceerde via pamfletten die in het geheim werden gedrukt en 's nachts verspreid. Een spontaan, gefragmenteerd verzet tegen de bezetting begon een gezamenlijke stem te krijgen door aankondigingen van de UNLU van handels- en transportstakingen, massademonstraties, protesten en solidariteitsacties zoals vlaggen hijsen, gebed, vasten, werkprojecten, marsen en donatieactiviteiten. Israël en de Verenigde Staten werden onomwonden veroordeeld, maar zonder zich te richten op het Joodse volk. De UNLU moedigde geweld niet aan, maar stenen en benzinebommen gooien was onvermijdelijk.”

Interessant om op te merken is het feit dat de Intifada aanvankelijk niet werd gecontroleerd door de PLO en dat er eigenlijk een kloof bestond tussen de activisten die de beweging in de wijken leidden en de PLO in haar Tunesisch ballingschap. Een onthullend verslag wordt gegeven door Charles D. Smith in Palestine and the Arab-Israeli Conflict - a History with Documents (2004):

“De intifada was een spontane opstand zonder leiding van een hoger comité of organisatie en verspreidde zich snel van Gaza naar de Westelijke Jordaanoever. Het hield zichzelf in stand via een uitgebreid netwerk van lokale comités die in het voorafgaande decennium waren gevormd en van buurten die zich organiseerden voor wederzijdse hulp. In de kern was de intifada een opstand van de armen en de jongeren, de minder bevoorrechte sectoren van de bevolking, die volkscomités organiseerden die PLO-vertegenwoordigers vervolgens onder hun eigen leiding probeerden te coöpteren.”

Smith benadrukt:

“Er werden ter plekke verschillende beslissingen genomen. Eén beperkte de protesten tot demonstraties en het gooien van stenen; messen en geweren werden verboden.”

Omdat de PLO altijd werd gezien als de traditionele politieke uitdrukking van het Palestijnse volk, slaagden de verbannen leiders er uiteindelijk in om een positie te verwerven aan het hoofd van de Intifada, ook al hadden ze geen rol gespeeld in de bevordering ervan. Toch keek de UNLU, bij gebrek aan een alternatief, naar de PLO als haar enige politieke referentiepunt.

Dat ziet ook Smith:

“De PLO had altijd geprobeerd om lokaal leiderschap dat onafhankelijk was van haar controle te onderdrukken, zelfs als zulke individuen zich identificeerden met PLO-doelen. Nu eiste de noodzaak niet alleen samenwerking, maar ook afhankelijkheid van informatie en advies uit de gebieden... er verscheen al snel een politieke agenda. In januari 1988 riep het leiderschap in de gebieden op tot een onafhankelijke Palestijnse staat, geregeerd door de PLO, die naast Israël zou bestaan.”

Dit was het begin van een beweging van de PLO-leiders in de richting van een tweestatenoplossing, waarbij ze hun eerder ingenomen standpunt van één enkele, verenigde staat in heel historisch Palestina lieten varen.

Zoals Smith uitlegt, werden deze ideeën:

“[A]anvankelijk aangekondigd door individuen die niet verbonden waren met de intifada, mannen die bij de buitenwereld meer bekend waren als 'gematigden', zoals Sari Nuseibeh en Faysal al-Husayni, die hun eigen banden hadden met de PLO in Tunis. Als leden van een sociale elite werden ze met argwaan bekeken door zowel het populaire leiderschap als de PLO-commissiehoofden toen deze punten voor het eerst werden verklaard.”

Vervolgens werd het plan van de PLO voor een deal met Israël op basis van een tweestatenoplossing “de officiële agenda van de intifada.”

Dit is hoe de Intifada, die werd geleid door activisten ter plaatse in de bezette gebieden, uiteindelijk werd overgenomen door het PLO-leiderschap en naar een doodlopende weg werd geleid.

Waar kwam het geweld vandaan?

In een zesdelige BBC-serie uit 1998 getiteld The Fifty Years War: Israel and the Arabs, wordt onthuld dat een deel van het Israëlische kabinet een snelle, scherpe methode voorstelde om op mensenmassa's te schieten om duizend Palestijnen te doden om “de Intifada te verpletteren”. De rest van het kabinet verwierp deze methode, omdat ze begrepen dat het een averechts effect zou hebben. Maar dat betekent niet dat ze voor een softe aanpak kozen. Integendeel!

Er werd dus een bevel uitgevaardigd om “botten te breken”, wat ertoe leidde dat IDF-troepen jonge Palestijnse demonstranten zwaar sloegen, met als doel hun handen en benen te breken. Dit ging gepaard met het opblazen van honderden huizen en strikte avondklokvoorwaarden. In 1988-89 werden 1.600 avondklokorders uitgevaardigd en degenen die de avondklok om welke reden dan ook overtraden, werden ter plekke doodgeschoten.

In de eerste 18 maanden werden 574 Palestijnen gedood, doodgeschoten of letterlijk doodgeslagen. Tegen het einde van het tweede jaar waren er ongeveer 700 Palestijnen gedood en nog eens 15-20.000 gewond. Het aantal gearresteerden of gevangenen steeg tot 50.000, waarbij velen werden gemarteld door hun gijzelnemers, volgens Amnesty International.

In 1991 was het aantal Palestijnen dat gedood werd tijdens de Intifada gestegen tot 1.135, volgens Peace Watch. In juni 1993 waren 400.000 Palestijnen gevangen genomen of opgesloten en in 1994 was het aantal doden verder gestegen tot 2000.

En toch hadden de UNLU comités bewust besloten om niet de wapens op te nemen. Dus wanneer vandaag de dag de media en westerse regeringen, samen met de zionistische regering van Israël, de beschuldigende vinger wijzen naar iedereen die de slogan Intifada opvoert, verdoezelen ze bewust de waarheid. Het geweld kwam niet van de organisatoren van de Intifada, maar van de Israëlische veiligheidstroepen, zoals de cijfers hierboven illustreren.

Geconfronteerd met brute repressie begonnen de onderdrukte Palestijnen terug te vechten met alles wat ze hadden. Dat verklaart waarom er een aantal gewelddadige - maar ongewapende - protesten waren tegen de Israëlische bezetting. Maar dit geweld bleef vooral beperkt tot het gooien van stenen, het gebruik van molotovcocktails, het verbranden van banden op straat en het bouwen van barricades om het oprukkende Israëlische leger tegen te houden. Het was een zeer ongelijke strijd, met ongewapende, onderdrukte mensen tegenover enorm superieure strijdkrachten.

 De Tweede Intifada

In de Tweede Intifada, die veel meer beïnvloed werd door Hamas en andere islamitische fundamentalistische groeperingen, werd zwaar gebruik gemaakt van zelfmoordaanslagen en andere methoden van individueel terrorisme. Het begon als een volksopstand nadat Ariel Sharon - bewaakt door honderden Israëlische agenten van de oproerpolitie - in september 2000 een provocerend bezoek bracht aan de Tempelberg. De Israëlische veiligheidstroepen reageerden onmiddellijk met het neerschieten van demonstranten. Dit had tot gevolg dat een toch al zeer gespannen situatie verder escaleerde. Dit verklaart ook waarom de Tweede Intifada al snel uitgroeide tot een gewapend conflict aan beide kanten. Het totale aantal doden was deze keer veel groter, met meer dan 4.300 doden, waarvan het merendeel Palestijnen, maar ook met een aanzienlijk aantal Israëlische doden, zowel soldaten als burgers.

Wanneer de media vandaag de dag de Intifada verwarren met de oproep tot gewelddadige aanvallen op Joden in Israël, is het de Tweede Intifada die ze benadrukken - terwijl ze de aanleiding van het geweld steeds verzwijgen. Namelijk het gebrek aan revolutionair leiderschap tijdens de Eerste Intifada, die op een doodlopend spoor werd gezet en de aspiraties van de massa's teleurstelde. Dit ging gepaard met jaren van gewelddadig optreden door de Israëlische veiligheidstroepen.

Laten we niet vergeten dat gedurende de twee Intifada's de verhouding tussen het aantal gedode Palestijnen en het aantal gedode Israëliërs drie op één was. Dit geeft een idee van waar het meeste geweld vandaan kwam. En hier moeten we terugkeren naar het artikel van Howard French, waar hij stelt:

“Geen van deze opstanden kwam ook maar in de buurt van genocide. Nu de verwarring tussen intifada en genocide goed op gang lijkt te zijn gekomen, moet de wereld zich echter afvragen: Wat betekent het om te zeggen dat de daad van opstaan, of burgeropstand, door Palestijnen ontoelaatbaar is? (...) Betekent dit dat de Palestijnen moeten zwijgen, hun eisen voor een eigen staat moeten laten varen en slechts moeten accepteren wat Israël voor hen voldoende acht? Kunnen ze zich voorstellen dat Palestijnen dit zouden accepteren?”

Dit is een goede noot om mee af te sluiten! Onze oproep tot 'Intifada tot de overwinning' impliceert helemaal geen bedreiging voor de gewone Joodse mensen die momenteel in Israël wonen. Het is een oproep tot massa-actie door de Palestijnse arbeiders en jongeren, zoals we in 1987-88 zagen. Het is een oproep om via de methoden van de klassenstrijd een thuisland voor de Palestijnen te bereiken.

Intifada tot de overwinning' is voor echte communisten een oproep tot sociale revolutie. Het kan alleen een strijd betekenen voor één socialistische staat van twee volkeren, waar geen zionistische burgerlijke elite de touwtjes in handen heeft en waar geen Arabische burgerlijke elites over het lot van de Palestijnse massa's beslissen. Alleen zo kan het verlangen naar vrijheid en een waardig bestaan, dat tot uitdrukking kwam in de Eerste Intifada, gerealiseerd worden.

Tijdschrift Vonk

layout Vonk 326 1 page 001

Activiteiten

Onze boeken

Onze boeken