Wat blijft er van een arbeider over als hij sterft?
Deze vraag stelt Werner Bräunig zich in de voorlaatste alinea van zijn roman “Rummelplatz” (Kermis). Hijzelf mag er alvast gerust in zijn, zijn doortocht verliep niet onopgemerkt. Zijn opus magnum dat in 2007 verscheen in Duitsland verwekte er een kleine sensatie. Het werd geroemd als “één van de meest opvallende romans uit de Duitse naoorlogse literatuur” en de Frankfurter Allgemeine plaatste hem op dezelfde hoogte als Thomas Mann, Heinrich Böll en Günter Grass. Josephine Rijnaarts zorgde voor een schitterende vertaling van de 586 pagina’s en schreef ook een verhelderend nawoord.