Inhoudsopgave

9. Socialisme en communisme

Van utopie naar wetenschap

Marx en EngelsMarx en Engels formuleerden de eerste wetenschappelijke visie op een socialistische maatschappij. Het marxisme wordt daarom ook nog wel eens 'wetenschappelijk socialisme' genoemd. Marx en Engels braken met de utopische traditie: in plaats van een blauwdruk van de ideale maatschappij te bedenken en de maatschappij naar dit model in te richten, onderzochten ze hoe sociale verandering door de eeuwen heen tot stand kwam en welke mechanismen daarvoor verantwoordelijk waren. Zo kwamen ze tot de notie van klassenstrijd en tot het revolutionaire potentieel van de arbeidersklasse in de kapitalistische maatschappij. Ze beseften dat er helemaal geen nood was aan een fantastische utopie die men de maatschappij moet opdringen, aangezien de kiemen van een nieuwe samenleving reeds aanwezig zijn in het kapitalisme. Uitbuiting, crisis, stress enzovoort, dwingen de arbeidersklasse om zich te organiseren en de instrumenten te scheppen (vakbonden, mutualiteiten, partijen, verenigingen enzovoort) die uiteindelijk in een revolutionair proces het kapitalisme ten grave dragen.

Arbeidersdemocratie

De omverwerping van het kapitalisme brengt de eerste stappen in de richting van een betere maatschappij met zich mee. Een revolutionaire situatie brengt steeds de spontane zelforganisatie van het volk met zich mee. Tijdens revoluties ontstaan er vaak volksraden en comités die een parallelle machtsbron vormen. Zoals Lenin in zijn Aprilstellingen van 1917 verdedigde, dienen deze raden van arbeiders en boeren langzaam maar zeker de staatsmacht over te nemen, eerst op lokaal, dan op regionaal en ten slotte op nationaal vlak. De macht van de raden botst echter gauw op de macht van de heersende klasse. De enige manier om de macht van de kapitalistische klasse teniet te doen is door haar machtsbronnen onschadelijk te maken. De heersende klasse steunt op twee grote machtspijlers: haar bezit van de productiemiddelen en haar controle, direct of indirect, over het staatsapparaat.

Een revolutionaire beweging kan niet omheen het burgerlijk staatsapparaat, met zijn administratie, politie, leger, parlement, gerecht, maar moet dit staatsapparaat veroveren. Dankzij de ondersteuning van een dergelijk apparaat is de arbeidersklasse in staat de productiemiddelen zelf in handen te nemen. Een kersverse arbeidersregering heeft dus nood aan een staatsapparaat om de maatschappij om te vormen. De arbeidersklasse vormt zich als het ware om in de nieuwe heersende klasse. Maar terwijl daarvoor de kapitalisten als heersende klasse sterk in de minderheid waren, bestaat deze nieuwe heersende klasse uit de meerderheid van de bevolking. We noemen deze regering dan ook een arbeidersdemocratie. Het kapitalistische staatsbestel kan echter niet zomaar worden overgenomen. De ervaringen van verscheidene revoluties leren ons dat het burgerlijk staatsapparaat vernietigd moet worden en vervangen door een apparaat dat de belangen van de meerderheid van de bevolking dient. In zijn werk Staat en Revolutie duidt Lenin enkele kenmerken van zo'n staatsapparaat aan. Deze houden onder andere in: vrije en democratische verkiezingen voor alle functies; permanente afzetbaarheid van afgevaardigden, zodat men de bureaucratie ten alle tijde op het matje kan roepen; rotatie van functies zodat men niet vastgeroest raakt in een bepaalde functie; elke afgevaardigde verdient niet meer dan een gewone arbeider, zodat er geen 'arbeidersaristocratie' ontstaat.

Socialisme: een toekomstbeeld

Gesteund door een arbeidersstaat kan men de eerste fase van de communistische transformatie van de maatschappij aanvatten: de opbouw van een socialistische maatschappij. Grote industrietakken, banken en multinationals worden genationaliseerd, dit wil zeggen dat ze in handen van de nieuwe arbeidersstaat komen. Om nieuwe vormen van uitbuiting tegen te gaan stelt men deze bedrijven onder arbeiderscontrole. Niet de kapitalisten, maar de mensen die zelf in de bedrijven werken bepalen wat en hoe er geproduceerd wordt, in samenspraak met de arbeidersregering, de vakbonden en de volksorganisaties. De chaos van de markt en de willekeur van aandeelhouders en banken worden vervangen door een democratische en efficiënte planeconomie. Kleine bedrijven en zelfstandigen krijgen dankzij de nationalisatie van de banksector gemakkelijker leningen en kredieten om iets op te bouwen. Krediet dient dan echt als krediet en niet als middel om via rente grote winsten binnen te rijven.

Een socialistische economie stemt haar productie af op de werkelijke behoeften en belangen van de mens. Bijvoorbeeld, kwaliteitsvol en gratis onderwijs is in het belang van iedereen. Goed opgeleide mensen zijn productiever en beter in staat om kwaliteitsvolle producten te produceren dan een onopgeleide of halfopgeleide bevolking. Bovendien opent onderwijs de poorten naar cultuur en zelfontplooiing, het geestelijke brood waar ieder mens recht op heeft. Onderwijs is geen luxe, het is een absolute noodzaak voor een socialistische samenleving, waar iedereen verwacht wordt aan het maatschappelijke debat deel te nemen en mee te beslissen.

Een kosteloze kwaliteitsvolle gezondheidszorg zou nog zo'n logische investering zijn. Preventieve gezondheidszorg redt jaarlijks miljoenen levens door gezondheidsproblemen te behandelen voor zij fataal worden, of door hen zelfs helemaal te voorkomen. Een goed draaiende gezondheidszorg is overigens geen verlieslatende investering, aangezien gezonde mensen productiever zijn dan mensen die gebukt gaan onder ziekte. Kwaliteitsvolle huisvestiging zou ook een prioriteit worden, aangezien leven ruimte behoeft en het huidige samengepakte en geconcentreerde wonen vaak leidt tot sociale conflicten. De hoge huurprijzen dwingen de minder gegoeden om met te veel mensen op een te kleine oppervlakte te gaan wonen. De woningproblematiek is allesbehalve een gevolg van een te grote demografische bevolkingsdichtheid, maar wel van een ongelijke sociale bevolkingsdichtheid. De landerijen, villa's, kasteeltjes, tuinen, parkjes, buitenverblijven van de rijke families bieden immers een immense leefruimte voor slechts een handjevol mensen. Een socialistische maatschappij houdt een eerlijke verdeling van de leefruimte in, met aandacht voor voldoende gemeenschappelijke ruimtes zoals parken, bossen, speelterreinen, verenigingshuizen, jongerenlokalen enzovoort. Gratis en milieuvriendelijk openbaar vervoer van hoge kwaliteit zou zorgen dat er geen uren per dag verspild zouden worden in files, uren die een mens anders aan werk of ontspanning zou besteden. De vervuiling door uitlaatgassen zou verminderen en gezinnen zouden geen groot deel van hun inkomen moeten besteden aan een of meerdere auto's. Bovendien zouden er minder ongevallen plaatsvinden, die vandaag een grote menselijke en financiële kost met zich meebrengen.

Verder kunnen we beslissen om sommige takken van de industrie, die geen enkele maatschappelijke relevantie hebben, te elimineren. Zo heeft de militaire industrie weinig aan de mensheid te bieden, behalve steeds meer gesofisticeerde manieren om te doden en te verminken. Het argument dat het militaire apparaat dient om de bevolking te beschermen gaat in rook op wanneer we even stilstaan bij het vernietigingspotentieel van de moderne wapens. Kernbommen, kruisraketten, clusterbommen, chemische en biologische wapens enzovoort, worden niet gebruikt om te beschermen, maar om bevolkingen te bedreigen, te vernietigen en te overheersen. Een socialistische samenleving heeft echter geen nood aan zo'n hallucinant wapenarsenaal, dat de mens meerdere malen van de aardbol kan vegen. Socialisten zien dergelijke wapens terecht als een bedreiging voor de mensheid. Het geld dat vrijkomt door een heroriëntatie van de militaire industrie naar humane doeleinden is enorm. Voor de VS alleen al gaat het jaarlijks om miljarden dollars die geïnvesteerd kunnen worden in onderwijs, huisvesting, werkgelegenheid, basisvoorzieningen, onderzoek naar kanker enzovoort. Naast de militaire industrie zijn er nog tal van andere economische takken die eigenlijk overbodig zijn. De kapitalistische markteconomie zorgt er immers voor dat enkel de mensen die over voldoende geld beschikken producten kunnen aanschaffen. Bedrijven produceren dus niet om ieders behoeften te vervullen, maar ze trachten juist extra behoeften te scheppen voor mensen met geld, zodat ze meer producten kunnen verkopen. Dit verklaart waarom er enerzijds te weinig drinkwater en efficiënte voedselproductie is in verscheidene Derde Wereldlanden, terwijl anderzijds miljarden euro's gespendeerd worden aan onderzoek naar en productie van, bijvoorbeeld, cosmetica. Het kapitalisme hecht dus meer belang aan de kleur van de nagels van de westerse vrouw dan aan het leven van een Afrikaans kind.

Ook de astronomische sommen die aan reclame gespendeerd worden vormen een grote verspilling van menselijke energie en creativiteit. Onder het socialisme is reclame niet langer nodig en kunnen de mensen die in deze sector werken hun creativiteit inzetten voor nuttige zaken (kunst, communicatie, stad- en wijkprojecten, feesten of wat je ook maar kan bedenken).

Een hoge levensstandaard houdt niet enkel een goede materiële welstand in, maar ook sociaal en geestelijk welzijn. Onder het kapitalisme streven bedrijven ernaar arbeiders te vervangen door machines en zo meer winst te maken. Dit schept een klimaat van angst en stress op de werkvloer of in het kantoor, aangezien ieder zich afvraagt of hij of zij het volgende slachtoffer zal zijn van de 'besparingen'. In een socialistische maatschappij zal iedereen gegarandeerd een job krijgen en werk wordt een basisrecht. De introductie van nieuwe technologie en machines is dan niet bedoeld om minder mensen aan het werk te zetten en zo de loonkosten te drukken, maar om de arbeidsduur te verminderen en de meest afstompende banen te automatiseren. Door de tewerkstelling van mensen die wel willen werken, maar momenteel geen job kunnen krijgen, kan de werkweek verkort worden, zonder de productiviteit in het gedrang te brengen. Aldus kan men meer tijd vrijmaken voor rust, ontspanning en zelfontplooiing. Mensen kunnen meer tijd doorbrengen met vrienden en familie en ontsnappen uit de oeverloze sleur van het kapitalisme, waar voor velen elke dag bestaat uit een monotone aaneenschakeling van werken, eten, tv-kijken en slapen.

Communisme

In deze socialistische fase is dus niet alle bezit gemeenschappelijk. Mensen krijgen loon naar werken, terwijl het uiteindelijke streefdoel is dat iedereen werkt naar vermogen en ontvangt naar behoefte. De culturele logica van het kapitalisme kan echter niet zomaar aan de kant gezet worden. Egoïsme, materialisme en de afkeer van werk zijn denkpatronen die samenhangen met de kapitalistische productiewijze, maar die, zoals alle tradities, in een socialistische maatschappij slechts langzaam afsterven.

De ontwikkeling van de socialistische maatschappij laat toe dat economische schaarste en armoede uiteindelijk verdwijnen. Het einde van economische schaarste houdt het objectieve einde in van de klassenmaatschappij, aangezien er geen maatschappelijke noodzaak meer is om een klasse van uitbuiters en onderdrukten te hebben. Het einde van de klassenmaatschappij brengt het einde van de staat met zich mee, die het historische instrument van de heersende klasse is om haar macht te vrijwaren.

Zo zet het socialisme een proces in gang, dat uitmondt in een hogere vorm van beschaving. De communistische maatschappij ontstaat wanneer de socialistische fase voltooid is. Nieuwe sociale relaties, vrij van uitbuiting, ontstaan tussen mensen en brengen een nieuw sociaal bewustzijn en een ongebreidelde vrijheid om zich te ontplooien met zich mee. Net zoals het ontstaan van de klassenmaatschappij enkele duizenden jaren geleden een nieuwe fase in de menselijke beschaving inluidde, zo zal het communisme de menselijke samenleving en de wereld compleet veranderen. Mensen zullen dan terugkijken op de klassenmaatschappijen als een soort prehistorie, een tijd van onderontwikkeling.