Inhoudsopgave

 

Vraag 4: Wat is het verschil tussen anarchisme en communisme?

Anarchisme

Hoewel de verschillende anarchistische strekkingen een aantal fundamentele elementen gemeen hebben, zoals hun verwerping van elke vorm van macht, autoriteit en discipline, verschillen ze op sommige punten sterk van elkaar. Het collectivistisch anarchisme van Mikhail Bakoenin bijvoorbeeld is een revolutionair anarchisme dat individueel terrorisme en directe actie als middelen ziet om de massa wakker te schudden uit haar passiviteit en tot actie aan te zetten. Dit leidde in de 19de en in het begin van de 20ste eeuw tot aanslagen op de Tsaar en andere Russische notabelen. Bakoenins invloed zien we terug in extreemlinkse terroristische groepjes, gaande van de terreur van de Rote Armee Fraktion in de jaren ’70 tot de acties van het zogenaamde Black Block in de recente antiglobaliseringsbeweging.

Het anarcho-communisme van Petr Kropotkin streeft daarentegen een communistische maatschappij na, gebaseerd op mutuele bijstandsorganisaties en coöperatieven. Hij kantte zich tegen de vorming van een politieke partij die de machtsovername van de staat ambieerde. Via het vormen van een communistische “staat in een staat” wil men langzaam maar zeker de samenleving omvormen. Dergelijke ideeën vinden we terug in de coöperatieve bewegingen die ook het Belgische socialisme rijk was, maar ook, in een vervormde gedaante, in de idee van de Groene beweging die door “anders te gaan leven” de maatschappij wil transformeren.

Het anarcho-syndicalisme ten slotte verwerpt net zoals de coöperatieve beweging de politieke strijd, maar stelt dat de vakbonden de kiem van de nieuwe maatschappij in zich dragen. De arbeidersklasse moet zich in vakbonden organiseren en vervolgens via een spontane algemene staking de macht overnemen. Deze strekking stond sterk in de Spaanse linkerzijde tijdens de Burgeroorlog in de jaren ’30 en heeft nog steeds wortels binnen verschillende Westerse vakbonden.

Doel en methode

Tussen een vergevorderde communistische maatschappij en de utopische maatschappijvisies van de meeste anarchistische strekkingen zou in de praktijk waarschijnlijk niet zoveel verschil te merken zijn. Beide ideologieën stellen zich immers een maatschappij tot doel zonder onderdrukking, zelfs zonder staatsapparaat, en waar de mensen vreedzaam samenleven en zich op vrijwillige basis engageren voor het gemeenschappelijke belang. De leuze van het marxisme die de maatschappelijke verhoudingen in de communistische samenleving beschrijft is immers: “iedereen geeft wat hij kan, en neemt wat hij nodig heeft”. Het grote verschil tussen anarchisten en marxisten is echter te vinden in het antwoord dat beiden geven op de vraag hoe deze maatschappij dient te worden verwezenlijkt. Het anarchisme kenmerkt zich door de eis van een onmiddellijke, revolutionaire of geleidelijke, evolutionaire overgang van onze huidige maatschappij naar een ideale maatschappij zonder de machtsverhoudingen die zo’n project mogelijk maken of in de weg staan in ogenschouw te nemen.

Wat de anarchisten hierbij uit het oog verliezen, is dat de huidige maatschappij en haar voorgeschiedenis niet zomaar in één klap kunnen worden uitgewist. Indien we een betere maatschappij willen maken voor iedereen, dan moeten we vertrekken vanuit de hedendaagse samenleving en het huidige bewustzijn van de massa. Het marxisme vertrekt van de reële maatschappij in haar huidige historische fase, en schept, met behulp van de theorie van de historisch zich ontwikkelende klassenstrijd, een wetenschappelijke visie die de mogelijke evolutie van de maatschappij naar een communistische samenleving wetenschappelijk verklaart. Hierbij tracht het marxisme aansluiting te vinden bij de ideeën die bij de mensen leven en deze ideeën telkens een stap verder te stuwen, in plaats van hen een utopische maatschappijvisie voor te  schotelen. Het marxisme ziet in de onvolkomen werkelijkheid de aanwezigheid van alle noodzakelijke factoren om de maatschappij ten goede te veranderen. Het anarchisme daarentegen, beschouwt deze huidige maatschappij als zo radicaal verschillend van haar ideaalbeeld, dat zij haar volledig ontkent, en geen enkele band tussen beide kan ontwaren. Dit leidt er echter ook toe dat zij niet in staat is om te verklaren hoe wij dan ooit die utopische toekomstige maatschappij zullen bereiken. Zij denkt dat het volstaat om alle aspecten van de huidige maatschappij te negeren en te ontkennen, om deze ook effectief in de werkelijkheid te doen verdwijnen.

De staat

In tegenstelling tot de anarchisten, stellen de marxisten niet dat de staat kan worden “afgeschaft”. De reële machtsverhoudingen storten niet in elkaar omdat hun bestaan wordt ontkend. Integendeel, zij komen net des te sterker naar voor, aangezien men zich niet kan verzetten tegen datgene waarvan men het bestaan ontkent. Het marxisme ziet de staat bijgevolg als een instrument ter onderdrukking van de ene klasse door de andere, meer bepaald de onderdrukking van de meerderheid door een elitaire minderheid. Het marxisme beseft dat de huidige staatsvorm, vanuit haar intrinsieke bestaansreden, niet geschikt is voor het bestuur van de maatschappij na de revolutie. Na de revolutie zal niet de minderheid over de meerderheid regeren, maar net andersom. Net door deze veranderde numerieke verhoudingen tussen de regerende en de (voormalig onderdrukkende) geregeerde klasse, valt de nood aan een onderdrukkingsapparaat weg. Dit betekent echter niet dat er na de revolutie geen georganiseerde en gecentraliseerde staatsmacht nodig is om contrarevolutionaire en reactionaire verzetspogingen teniet te doen. Er is nood aan een georganiseerde macht, de macht van de massa georganiseerd in sovjetvergaderingen, nodig om de transformatie van de huidige kapitalistische maatschappij naar een socialistische en daarna communistische maatschappij op gang te brengen. Doorheen deze maatschappelijke transformaties, die ook de denkpatronen en de gewoontes van de mensen steeds dieper zullen beïnvloeden, zal de nood aan een georganiseerde staatsmacht verdwijnen en zal de staat langzaam maar zeker “afsterven”.